Zondagskind

Ze heeft de oorlog en het kamp doorstaan. Ze heeft drie huwelijken achter de rug. Maar de 88-jarige psychiater Lietje van Blaaderen is ongebroken en leeft volop in het heden....

tekst Greta Riemersma

Spoelt de wc niet door?'

Unverfroren stapt Lietje van Blaaderen het hokje binnen waar zoëven het bezoek steeds wanhopiger stond te worden boven een plas die niet weg wil. De gastvrouw begint ongeduldig te morrelen aan de stortbak. Geen druppel water komt eruit. Hoe kan dat nou? Nou ja, dan maar een emmer water door de pot. Ze pakt het ding op en loopt ermee naar de kraan... tot het bezoek ingrijpt. Dit wordt te dol. Een vrouw van 88 die de plee moet legen voor iemand die de helft en nog eens tien jaar jonger is!

De rollen zouden omgedraaid moeten zijn, maar in de werkelijkheid van Lietje van Blaaderen tellen dat soort wetmatigheden niet. De jongste van de twee mag best de emmer van haar overnemen om het probleem op het toilet te verhelpen, en bij terugkomst in de keuken de gebakken eieren redden die staan te walmen op het gas, maar ze straalt in niets uit dat zij de krakkemikkigste zou horen te zijn. Zij gaat de tuin in zonder jas, en houdt het in T-shirt en colbert met gemak een half uurtje vol. De ander staat te kleumen in een dikke jas.

Ze is net terug van het jaarlijkse weekje skiën met kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Ja hoor, praktisch alle pistes afgedaald: 'Ik heb héérlijk geskied.' Ze fokt teckels, ze heeft er momenteel zes, en verder werkt ze nog. Als psychiater ontvangt ze twee dagen in de week patiënten. Daarnaast zet ze een project op poten. 'Preventie van geweld' heet het. In het kader daarvan heeft ze onlangs vvd-Kamerlid Els Meijer, portefeuille welzijn, bezocht.

Al die activiteiten, al die energie: d t is normaal in de werkelijkheid van Lietje van Blaaderen. Na een uur of drie maar eens stoppen met praten? Opgewekt: 'Lieverdje, ik heb alle tijd. Ik vind het gezellig met je te kletsen, en ik vind het ook prima om op te houden.' Slaapt ze 's middags niet? 'Allemaal onzin.' 's Avonds gaat ze met het tien-uur-nieuws naar bed, en of ze nu wel of niet in slaap valt, om drie uur 's nachts staat ze op. Tijd voor het warm eten.

Haar geheim: 'Ik denk dat het gezond is om alleen maar te doen wat je leuk vindt.' Niet dat dat altijd kan. 'Ik heb mijn hersens er wel bij. De weegschaal wijst nu bijvoorbeeld uit dat ik beter dit domme interview kan doen, omdat ik aandacht wil voor dat', en ze wijst op een stapel volgetypte papieren waarop haar project beschreven staat. Ze heeft er een hekel aan 'tentoongesteld' te worden. Maar vanwege haar project moet het dan maar.

Lietje van Blaaderen ontvangt in haar praktijkruimte aan de Amsterdamse pc Hooftstraat, die in niets op een praktijkruimte lijkt. 'Zo'n kale kamer met veel chroom vind ik niks', zegt ze, en dus is het of je haar huiskamer binnenstapt. Overal kleden, banken en stoelen, aan het plafond een kroonluchter en tegen de muren foto's van skivakanties en teckels. De meeste spullen zijn prettig van kleur verschoten, de gaskachel knort.

Ze heeft zich voorgesteld als 'Lietje' en draagt een nauwsluitende zwarte jurk boven de knie met daarboven een getailleerd jasje van zwart satijn. De lippen zijn oranje, het haar is vastgezet achter op het hoofd. Als ze terugkomt met koffie staat ze stil bij een schilderij van Jan Sluijters sr. met daarop drie kinderen. Een van de drie werd in 1947 haar tweede echtgenoot, Tom van Blaaderen. Achter de drie kinderen op het schilderij zijn werken nageschilderd van Cézanne en Van Gogh: die waren destijds in het bezit van de familie Van Blaaderen. 'Leuk hè?'

We gaan zitten in de opstelling psychiater-patiënt aan een salontafeltje en de psychiater neemt het woord. 'Ik ben altijd tegen geweld geweest natuurlijk.' De Tweede Wereldoorlog ging niet aan haar voorbij. Zij en haar twee oudste kinderen zaten in een Jappenkamp, haar eerste man liet het leven bij de Birma-spoorlijn. 'Dat vergeet je niet. Oorlog is het ergste wat er kan gebeuren.'

Sinds de Golfoorlog, de ellende in Joegoslavië en dichter bij huis de dood van jongens als Joes Kloppenburg en Meindert Tjoelker is ze opnieuw gaan nadenken over het onderwerp. Ze weet dat er discussie is over de vraag of het geweld op straat toeneemt, of alleen de aandacht in de media ervoor: 'Dat laat ik in het midden. Ik heb te maken met de werkelijkheid van nu. Er moet iets aan gedaan worden.' Met nadruk: 'Of ik er zin in heb of niet.'

Ze heeft geen grote doelen, ze wil de wereld niet veranderen, maar soms, zegt ze, wordt ze in situaties geplaatst waarin ze vindt dat ze ¡ets moet doen. Geld geven aan het anti-Amerikaanse verzet tijdens de Vietnam-oorlog bijvoorbeeld, of medicijnen gaan studeren na de dood van haar tweede man. Die stierf in 1950 aan kanker, en binnen een paar maanden zat zij in de collegebanken. Ze zou en moest de kankerbestrijding in.

Ze was 39. Sommigen zeiden: '39? Dat is de moeite niet waard.' Zij dacht: 'De moeite niet waard? Voor het kankeronderzoek wel.' Maar tijdens de studie, ze was de richting van de interne geneeskunde opgegaan, bleek ze meer geïnteresseerd te zijn in wat er in het hoofd van kankerpatiënten omging dan in hun lichamelijke kwaal. Zo werd ze psychiater, en gewapend met die kennis heeft ze nu haar project bedacht.

'We zijn altijd te laat', dacht ze. 'Is er een mogelijkheid om niet te laat te zijn? Gewelddadige neigingen zijn bij elk mens aangeboren. Je bent dus niet te laat als je bij het allereerste begin van de psychologische ontwikkeling iets doet. Dat is met 0 jaar.'

Ze benadrukt dat ze geen kinderpsychiater is, het is simpelweg een kwestie van nadenken geweest. Maar zo gek moet de uitkomst ervan niet zijn, want ze heeft een regiment aan 'medestanders' verzameld: vakgenoten, onder wie prof. Van Dantzig, die ze vermeldt in haar papieren. Ook Kamerlid Els Meijer zit met haar 'op dezelfde lijn', zoals Meijer zelf zegt.

De essentie van haar gedachtegang: waarom niet alle ouders gedurende een aantal jaren informatie geven over de gevoelsontwikkeling van hun kind, zoals ze die bij het Consultatiebureau krijgen over lichamelijke aangelegenheden? Als ouders weten wat er in hun kind omgaat, kunnen ze beter op hem of haar ingaan. Dat is van belang om hechting te laten ontstaan, en hechting is het tegenwicht van gewelddadigheid.

Van Blaaderen legt het uitentreuren uit, op dicteertoon, geeft leesmateriaal mee en stuurt naderhand nog meer op. De formulering van haar project steekt nauw, bij een woord verkeerd roept ze uit: 'Zie je hoe moeilijk het is? Mensen raken altijd in de war.'

Laten we het simpel houden: wat is er misgegaan met iemand die gewelddadig wordt? 'Die heeft geen hechtingen gelegd. Die denkt: die rotzak, die heeft me iets aangedaan en die moet gestraft. Macht willen uitoefenen, de baas willen zijn, het beter willen weten, dat is aangeboren in ons.

'Maar we hebben ook de neiging om cooperatief te wezen, iemand tegemoet te willen komen. Als het goed gaat, begint zich dat te manifesteren omstreeks het 2de jaar. Daarvoor is alles ikke, ikke, ikke, ononderscheiden, het kind is het centrum van de wereld. Langzaam komt de scheiding tussen ik en niet-ik. Dan wordt de persoon van het kind geboren, en het begrip "wij": ik, en de ander die is er ook.

'Eerst bestaat "wij" uit twee mensen, ik en de verzorger, maar als die ontwikkeling doorgaat, krijg je hechting, en in een veel verder stadium het gevoel: wij-mensen. Hechting is een gevoel van: hoe gaat het met die ander? Het komt niet in je op om hem kwaad te berokkenen.

'Wat ontwikkelt zich nou in deze tijd, een vreselijke tijd? Het gevoel van: "ik-tegen", in plaats van "ik-met". Dat geweld op straat, tegen een willekeurling, dat doet iemand die op dat moment niet het gevoel heeft: wij-mensen. Die voelt: ik, en die ander zal wel tegen me zijn.'

Hoe kunnen ouders ertoe bijdragen dat een kind zich goed hecht? Door het kind te laten voelen dat ze meestanders zijn, door af en toe 'het kind te zijn', en te verwoorden wat hij of zij voelt. Dat is iets anders dan macht (ouder) versus onmacht (kind).

Op de vraag of deze benadering niet te soft is - in de discussies over geweld wordt vaak geroepen om een hardere aanpak van kinderen - antwoordt Van Blaaderen: 'Natuurlijk moeten ouders grenzen stellen. Levenslang krijgen we te maken met dingen die niet mogen, met verlies. Maar het is belangrijk dat een kind meemaakt dat verlies geen eindpunt hoeft te zijn.'

Ze illustreert het met een voorbeeld. Op een dag is ze bij een buurvrouw als het 3-jarig zoontje huilend de kamer binnenkomt. Zijn vader verbouwt de badkamer en hij mag niet helpen. Huilen. Zijn moeder zegt: 'Kom maar hier bij mij zitten.' Het jongetje stampvoet. Moeder: 'Wil je een koekje?' Hij weigert en trekt haar mee in de richting van de badkamer. Moeder: 'Strakjes, ik praat nu even met buurvrouw.' Van Bladeren: 'De bekende methode.'

Kind stopt zijn hoofd in het kussen van de stoel, huilt nog veel harder. Dan begint Van Blaaderen, met toestemming van de moeder, tegen het jongetje te praten. 'Wat verschrikkelijk allemaal. Natuurlijk ben je boos. Je wou zo graag stenen slepen. En wat nu? Je kan het best, ook al mag het nu niet.' Het jongetje knikt. De moeder zegt: 'Hij kan alles, gaat overal op af.' Van Blaaderen reageert enthousiast, en dan zegt de moeder ook nog dat hij zo lief kan helpen. Het jongetje komt uit de stoel en gaat bij zijn moeder zitten.

'Waarom is hij veranderd?', legt Van Blaaderen uit. 'Eerst negeert de moeder de gevoelens van het jongetje. Ze denkt dat ze lief voor hem is door hem een koekje aan te bieden, maar ze scheept hem af. De buurvrouw toont dat ze weet wat het kind voelt. De moeder gaat daar later in mee. Zijn gevoelens zijn onder woorden gebracht en hij heeft het idee gekregen dat hij goed is zoals hij is. Hij voelt zich begrepen en bemind - door zijn moeder, dat is het belangrijkste. Zo kan hij de sprong maken van gewelddadigheid, dat stampvoeten, naar hechting.'

Zeg niet tegen Van Blaaderen dat het allemaal leuk en aardig is, maar dat deze methode veel tijd kost die er niet altijd is. Onmiddellijk voert ze een nieuwe casus op, en ze gebiedt: 'Kijk op je horloge hoelang het duurt.' En dan, na afloop: 'Nou, hoeveel minuten? Nog geen twee. Iemand die beweert dat het tijd kost, is niet goed snik. Die heeft geen inleving.'

Blijft de vraag waarom niet veel meer mensen er maar op los slaan, want de meeste ouders wisten in het verleden van dit alles niets. 'Het is een wonder dat niet iedereen gewelddadig wordt', erkent ze. 'Goddank. Maar ik bestrijd niet de normale gevallen. Het enige wat ik zeg is: wat moet ik doen om te helpen voorkomen dat geweld op straat zich uitbreidt.'

Hoe haar ideeën nu precies in het vat worden gegoten, hangt onder andere af van kamerlid Els Meijer. Die laat weten dat ze een voorstel aan Vliegenthart, staatssecretaris van Volksgezondheid, voorbereidt om een experiment te beginnen waarin ouders via Consultatiebureaus of de nieuwe Bureaus Jeugdzorg, dat moet nog worden bekeken, worden geïnformeerd over de geestelijke ontwikkeling van hun kinderen. 'De risicogroepen zeef je er op die manier uit.'

Van Blaaderen heeft veel aan haar teckels. Daar ziet ze aan hoe saamhorigheid zich ontwikkelt. Ze kluiven om de beurt aan één bot. Ze weet niet of het door haar komt, of dat de honden van zichzelf nogal vriendschappelijk zijn, maar in twee dingen is ze consequent. Ze houdt altijd vol, al moet ze 25 keer zeggen dat ze in hun mand moeten. En als ze tekeer gaan, zegt ze: 'Kom, braaf!' Van Blaaderen: 'Meteen prijzen. Zie je dat ik mijn systeem toepas?'

Ze haalt een van de teckels van een verdieping hoger, waar ze woont. Hij is geboren uit incest tussen een halfbroer en -zus. Even niet opgelet. Met een morning after pil heeft ze geprobeerd de bevruchting ongedaan te maken, en ze dacht dat het was gelukt, maar 62 dagen later lag het vrouwtje mooi wel plotseling te bevallen.

Alles had ze verwacht, de raarste afwijkingen, maar niet dit: 'Hij heeft alle goeie eigenschappen geërfd! Het is het vrolijkste hondje, het mooiste hondje, een fantastisch hondje!' Het enige mankement dat hij heeft, is dat hij niet zindelijk wil worden. Het dier in kwestie kwispelt vrolijk rond, springt tegen je benen op en maakt aanstalten op schoot te komen. 'Kom maar', zegt Van Blaaderen tegen het dier, 'dat kan jij niet begrijpen, maar dat wil die mevrouw niet.'

Zonder haar 'hondjes' zou ze zich eenzaam voelen. Maar ze voelt zich niet eenzaam: 'Ik beleef nu, oud als ik ben, een heel gelukkige periode in mijn leven.' Meer dan de helft van de week is ze in Wapenveld, op de Veluwe, waar ze een buitenhuis heeft. Al dertig jaar heeft ze dat huis, en ineens gaat ze de dingen er anders zien. Een beekje dat over een steen loopt, een boom, een eend. Ze is even dat beekje, die boom, die eend. 'Dan denk ik: alles hoort bij elkaar, en intussen zitten we elkaar af te maken. Godver.'

Voor het huis in Wapenveld staat pal voor de deur haar Renault Clio geparkeerd. Een zijkant van de auto is flink verkreukeld, het resultaat van een aanrijding in Amsterdam, buiten haar schuld. Ze laat het maar zo, vertelt ze later. Het geld van de verzekering is mooi meegenomen, en de auto rijdt ze met deuken en al aan zijn eind.

In de huiskamer van het witte huis met het lage dak sta je weer in zo'n bomvolle, sfeervolle bedoening, met nog meer herinneringen aan een lang leven dan in de pc Hooftstraat. Foto's, servies, schilderijen, waar je maar kijkt. Over de vloer dwarrelen veertjes. Van een eend, die aangevallen is door een van de honden.

De open haard brandt, en de rest van het interieur verbrandt bijna door de zon. Aan de achterkant van het huis bestaat een hele muur uit glas, met uitzicht op de tuin. Je ziet er een vijver, een mini-watervalletje, een glazen tuinhuis en een nep-reiger. 'Daar is weiland, daar is weiland en daar is weiland', wijst Van Blaaderen naar de lappen gras rondom de tuin. 'En hier w s weiland en heb ik een parkje gemaakt.'

Met dank aan haar derde man, die graag buiten wilde wonen. Ze pasten niet bij elkaar, toch was ze met hem het langst getrouwd, 12 jaar. 'In die tijd was ik er vaak heel beroerd aan toe, hij was nog niet weg of ik leefde op.' Ze eindigden in Amsterdam op twee aparte verdiepingen, en in Wapenveld bleef hij in het huis en betrok zij de schuur. Ze scheidden en hij is alweer tien jaar dood.

Op de tafel staat een koffer vol papieren open, ze heeft weer nieuwe volgetypte vellen afgescheiden over haar project. Ze zegt: 'Ik wou dat mijn kinderen nu baby's waren, met wat ik nu weet. Ik zou het veel leuker met ze hebben, veel meer van ze genieten.' Maar, dat moet ze er wel bij zeggen, toen haar oudste twee kinderen klein waren, zaten ze in het Jappenkamp, dus wat nou genieten? Wat nou opvoeden? 'We werden langzamerhand afgebroken en uitgehongerd.'

Hoe ze in dat kamp terechtkwamen is een bizar verhaal. In de jaren voor de oorlog woont ze met haar eerste man en hun twee kinderen vlak bij Zurich, waar hij studeert voor ingenieur. Begin 1940 zullen ze terug naar Nederland, haar man is klaar met de studie en hij gaat ervan uit dat hij wordt opgeroepen voor militaire dienst. Vlak voor vertrek breekt hij zijn been, en de consul raadt hun af naar Nederland te gaan: 'Je kunt beter niet opkomen met dat gebroken been.'

Dan maar naar Zuid-Afrika, waar een collega van haar schoonvader zit die geld heeft. Met de auto en een motorfiets kunnen ze nog net door Frankrijk en Spanje, en vanaf Portugal gaan ze met de boot naar Mozambique. In Zuid-Afrika aangekomen wordt hij keyman bij een wapenfabriek, zij gaat het Engelse leger in als personal driver van een generaal. 'Ik kon absoluut niet hebben dat wij de dans ontsprongen waren. Ik wou met mijn stomme hoofd Nederland bevrijden.' Ze voegt eraan toe: 'Het leven was totaal anders!'

In Zuid-Afrikaanse kranten lezen ze: 'Nederlands-Indië roept u, Nederlanders kom helpen, we gaan Nederland bevrijden.' In de kolonie zou een leger worden geformeerd, om vervolgens vanuit Engeland de aanval op het moederland te openen. 'Dat geloof je niet, hè?'

Met het hele gezin op de boot naar Nederlands-Indië. En ze zijn nog maar net op Java of de 'Jappen' komen. Haar man moet het vliegveld bij Bandung verdedigen, zij wil zo ver mogelijk mee, hij zegt tegen een schutter aan de kant van de weg: 'Hou mijn vrouw vast, ze mag niet mee', en daarna heeft ze hem nooit meer gezien.

Zij en de kinderen worden al snel geïnterneerd. Als ze het kamp uitkomt, weegt ze 34 kilo. De honger kon haar er niet schelen, de dwangarbeid niet, alleen de kinderen. Ze is bang dat zij doodgaan. De oudste werkt in de gaarkeuken en likt daar de pannen uit, maar vooral de jongste is broodmager. 'Ik dacht: die gaat hier dood.'

Vlak na de capitulatie, wanneer ze nog steeds in het kamp zitten, ontsnapt Van Blaaderen. Aan een vriendin vraagt ze of die de kinderen onder haar hoede wil nemen. Ze wil er achter komen of haar man nog leeft. Na omzwervingen, en met slechts twee handdoeken om het lijf, gaat ze als verstekeling aan boord van een vliegtuigje richting Singapore. Klinkt als een avonturenboek? 'Dit is echt gebeurd', zegt ze koeltjes.

De Engelse baas van het vliegveld in Singapore, die ontsteld is als hij haar ziet in haar twee handdoeken, raadt haar aan de stad in te gaan en iedereen te vragen naar haar man. Dat doet ze, en binnen twee dagen hoort ze dat hij dood is. De baas van het vliegveld, die alles voor haar wil doen, stuurt een vliegtuig naar Batavia om haar kinderen te halen.

Het vliegtuig komt terug: 'Ik weet niet of ik je dit vertellen moet, misschien kan ik het beter overslaan, maar nu komt ongeveer het ergste moment in mijn leven.' Voor het raampje ziet ze haar zoon, die zijn mond beweegt. Ze begrijpt wat hij zegt: 'Waar is papa?' Van Blaaderen, bijna huilend: 'Dat is zoiets vreselijks.'

Ze was 'finished' na de oorlog, maar dat kwam niet door het kamp: 'Het is vreselijk geweest, maar niet om je leven door te laten bederven. Wat ik nog wel steeds heb: een opgewonden gevoel als ik de voordeur uitga. Dat ik rechts, links en vooruit kan lopen, dat niemand me tegen kan houden. Een gevoel van vrijheid.'

Ze was 'down en depressief' door de dood van haar man. Twee jaar later ontmoette ze Tom van Blaaderen, 'en met hem heb ik nog een heel gelukkig stuk leven gehad'. Bij de geboorte van hun dochter gaf hij haar een hanger, die ze nog steeds draagt. Het is een aquamarijn, waarvoor hij zelf de zetting ontwierp. Twee jaar later was ook hij dood.

'In mijn leven zijn een heleboel dingen gebeurd die door mensen beleefd worden als verlies. Ik ben ermee omgegaan in het besef een zondagskind te zijn. Dat heeft me weerbaar gemaakt.' Het komt door haar moeder. Die was idolaat van haar. 'Zij heeft me het gevoel gegeven: jij bent beyond oké. Jij bent jij, en dat is oké.' Zoals de teckels dat zijn voor haar, zegt ze: 'Die zijn ook beyond oké.'

Ze voelde zich begrepen en bemind. Zoals ze zou willen dat alle kinderen zich voelen. Kijk naar haar! Je kunt er 88 mee worden, en vol leven. 'En als alles verward is', zegt ze 'ga ik naar het casino. Dat is voor de hebzucht, en ik verdring er ook rotgevoelens mee. Maar het is hooguit één keer in de drie maanden, hoor.'

Kon ze er over driehonderd jaar nog maar zijn. Bang voor de dood? 'Nee, waar zou ik nou bang voor zijn? Dan zou ik bang zijn voor iets dat ophoudt, voor iets dat niet is. Als je dood bent, ben je niet meer, klaar. Ik word wel weer een rozenplant, of een brandnetel. Weet ik veel.'

We lopen de tuin in. 'Alles zelf verzonnen', zegt ze. Ook zelf uitgevoerd? 'Nee, zelf gedirigeerd.'

Ze wijst op de bosannemonen, de lelietjes van dalen en wat er verder maar groeit en bloeit. 'Kijk, kijk, zie je die knoppen aan die rode takken?'

Rode takken? 'Ja', zegt ze, 'hoe het ellemaal heet, weet ik niet. Kan me niet schelen ook. Als ik er maar van geniet.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden