missie nederlandlaaggeletterdheid
Zo kan iedereen in Nederland in 2030 lezen en schrijven (oplossing 1: schaf het vak ‘begrijpend lezen’ af)
De Volkskrant onderzoekt hoe zes extreem ambitieuze missies voor Nederland – ingestuurd door lezers – nog voor 2030 gerealiseerd kunnen worden. Vandaag: iedereen in Nederland kan lezen en schrijven.
Huh? Dat is toch geen ‘extreem ambitieuze missie’, ervoor zorgen dat in 2030 iedereen kan lezen en schrijven? Dat leren we toch allemaal op school? Nee, dus. In Nederland zijn 2,5 miljoen volwassenen laaggeletterd, wat betekent dat ze niet goed genoeg kunnen lezen en schrijven om volwaardig mee te draaien in de maatschappij. En het wordt er niet beter op met de tijd. Bijna 25 procent van alle 15-jarige scholieren kan niet goed lezen, blijkt uit Pisa-onderzoek. Nederland is daarmee behoorlijk afgezakt op de internationale ranglijst; tien jaar geleden scoorden we een stuk hoger.
‘Als deze lijn doorzet, kan in 2064 níémand meer lezen’, zei Arjan Lubach op tv, en het is allemaal de schuld van het leesonderwijs op school. Hij had daar ‘twee signaalwoorden’ voor: ‘déze’ (opgestoken middelvinger van de linkerhand) en ‘déze’ (van de rechter). ‘Fuck begrijpend lezen.’ Want (signaalwoord!) het leidt alleen maar tot leeshaat, en daar wordt niemand beter van. Zit het zo? Wordt op school het lezen zo slecht aangeleerd of zelfs ontmoedigd dat leerlingen zich ervan afkeren, met alle ellende van dien? Wat zijn de oorzaken van het schrikbarende aantal laaggeletterden, van wie tweederde met het Nederlands als moedertaal? En vooral: welke oplossingen zijn er? We vroegen het 23 deskundigen, van hoogleraren tot laaggeletterden en van schoolmeesters tot beleidsmakers. Uit al hun antwoorden gezamenlijk stelden we een top-7 samen: dit moet er gebeuren om de laaggeletterdheid in Nederland aan te pakken, zodat het probleem in 2030 niet meer bestaat.
Ho – even nuanceren voordat we beginnen. Het probleem van de laaggeletterden: dat is veel te kort door de bocht. De groep is ontzettend divers tenslotte. Er zitten ondernemers tussen die voor hun administratie zwaar leunen op hun partner, maar die wél een bloemenkwekerij hebben opgebouwd met 35 man in dienst. Er zitten hoogbegaafde vluchtelingen tussen die door hun turbulente verleden nauwelijks naar school zijn geweest. Er zitten ouderen tussen die ooit de hbs deden, maar niet met hun kleinkinderen kunnen appen en twintigers die álles digitaal doen, maar geen krant kunnen lezen.
De gemene deler is niet dat het probleemgevallen zijn, – we moeten ermee ophouden die groep als zodanig te beschouwen, zegt onder (veel) anderen laaggeletterdheidonderzoeker Marieke Buisman – maar dat ze niet het lees- en schrijfniveau hebben dat de maatschappij vraagt. Niets meer en niets minder. En dat niveau is hoog; een aantal voor dit verhaal geïnterviewde geleerden verzucht zelf ook te worstelen met belastingformulieren, bijsluiters en álles met de digid.
Nog een kanttekening voordat we aan de top-7 van aanvalsplannen beginnen: de term ‘laaggeletterd’ geldt voor volwassenen, scholieren worden zo niet genoemd omdat ze immers nog aan het leren zijn. De 15-jarigen die niet goed genoeg lezen, lopen wel het risico laaggeletterd te wórden. Vandaar dat de eerste vier oplossingen het terrein van jeugd, school en (lees)onderwijs beslaan. De tweede helft gaat over volwassenen(educatie), over voetbalclubs die laaggeletterdheid kunnen aanpakken en over baliemedewerkers die moeten worden bijgeschoold. En over de soms gekmakend ingewikkelde communicatie van de overheid, waar grote groepen last van hebben. Dat kan toch anders, met die digid?
Oplossing 1: Schaf het schoolvak ‘begrijpend lezen’ af
Dat klinkt tegenstrijdig: het schoolvak ‘begrijpend lezen’ afschaffen om het begrijpend lezen te bevorderen. En toch moet het, zeggen mensen die ervoor hebben doorgeleerd. Lubach heeft gelijk. Het schoolvak zoals het nu nog vaak is ingericht – een tekst plus vragen die over de tekst moeten worden beantwoord – sluit niet aan bij hoe mensen écht begrijpend leren lezen.
Laaggeletterdheid is vooral een kwestie van te weinig tekstbegrip; veel laaggeletterden kunnen best woorden lezen en ze ook opschrijven – vandaar dat de term analfabetisme uit zwang is –, maar een wat langere tekst doorgronden, dát is het probleem. Om dat te kunnen, moet je wat je leest koppelen aan wat je al weet. Een lange tekst over de gravitatiewet van Newton zal ook een hooggeletterde niet begrijpen als hij geen sjoege heeft van natuurkunde; zo werkt nu eenmaal het brein.
Welaan, wat behelst ouderwets begrijpend lezen? Vragen beantwoorden over een tekst – pak ’m beet: ‘De goden van Egypte’ – die niet checken wat je met die tekst kúnt, maar die ingaan op details. Waarnaar verwijst het woord ‘die’ in regel 19? Wat is de kernzin van alinea 5? Daarmee check je niet wat de leerling als geheel van de tekst begrijpt en al helemaal niet wat hij eraan zou kunnen hebben.
Terwijl het essentieel is om een leesdoel te hebben en je daarvan bewust te zijn. Als in: ik ga deze tekst lezen om te weten hoe ik tomatensoep moet maken. Ik ga deze tekst lezen omdat ik wil lachen. Ik ga deze tekst lezen omdat ik morgen een spreekbeurt biologie moet doen en leuke feitjes over de merel moet kunnen vertellen. ‘Lezen in een betekenisvolle context’, zo noemt lerarenopleider Maria Verkampen dat. ‘Dat gebeurt veel te weinig op school. De teksten sluiten niet aan bij de leefwereld van de leerlingen én ze worden geïsoleerd behandeld, als doel op zich. Dodelijk voor de leesmotivatie.’
En voor het tekstbegrip zelf, zegt Mariska Okkinga, die onderzoek deed naar leesstrategieën. ‘Pas als je een tekst koppelt aan de voorkennis die je al hebt, kun je hem goed snappen.’ Ze pleit voor ‘taalgericht vakonderwijs’. Iedere docent, ook de aardrijkskundedocent en de techniekdocent, moet óók taaldocent zijn. Dus: gaat de les over aardbevingen, onderwijs dan tegelijk hoe je de teksten daarover kunt doorgronden. Leer leerlingen begrijpend lezen in élke les, niet alleen – of: juist niet – in de les begrijpend lezen.
Oplossing 2: Weg met een heleboel flauwekul op school
Nou, ‘weg met een heleboel flauwekul op school’, zo zeggen de deskundigen het natuurlijk niet. Maar ze bedoelen het wel, als ze het hebben over ‘het curriculum herzien’ – dat gaat trouwens gebeuren – over ‘te veel druk op het onderwijs’ en over ‘focussen op de basisvaardigheden’. Hoogleraar orthopedagogiek Anna Bosman zegt het wél onomwonden. Zij heeft het over ‘die verdomde musical’ die in groep acht een half jaar in beslag neemt, terwijl de tijd zoveel nuttiger kan worden gebruikt. Schoolleider/onderwijsvernieuwer Martin Bootsma sluit zich bij haar aan. Er wordt veel te veel over de schutting van de school gegooid, zegt hij: het tegengaan van obesitas met een project gezonde voeding, warmetruiendag tegen klimaatverandering, een voetballer heeft hartfalen en opeens moet de hele school leren reanimeren – het houdt niet op. Daar komt nog bij dat alles leuk moet zijn, dus nog een uitje en weer een gastles capoeira. Het gaat allemaal af van de tijd die aan taal en rekenen moet worden besteed.
Idealiter ziet een schooldag er zo uit, zegt Bosman: in de onderbouw wordt er een uur aan technisch lezen besteed (het aanleren van lezen), in de onder- én bovenbouw nog drie kwartier aan spellen. Voorts gaat minstens de helft van elke schooldag naar begrijpend lezen, geïntegreerd in elk vak, van maatschappijleer tot kunst. Niet het schoolvak begrijpend lezen, die tekst met die vragen, maar écht begrijpend lezen: wat zegt Jesse Klaver hier precies en ben ik het met hem eens? Hoe zoek ik uit of er nog garantie zit op mijn kapotte Playstation? Alle andere tijd gaat naar schrijven, rekenen en kennis van de wereld. ‘Knutselen doe je maar op de naschoolse opvang’, zegt Bosman – met excuus aan alle andersdenkenden, maar voor een missie moeten prioriteiten worden gesteld. Nog beter: maak van de musical en de knutselclub tevens een taalles. Twee vliegen in één klap.
Oplossing 3: Leid leraren beter op
Lerarenopleider Maria Verkampen wil het eigenlijk niet zeggen: haar pabo wijdt drie lessen van anderhalf uur aan het aanleren van lezen in groep 3. In de he-le opleiding. Veel te weinig, dat moeten er minstens vier keer zoveel zijn; goed leesonderwijs staat of valt met de kwaliteit van de docent. Mariska Okkinga bewees met haar onderzoek op tien vmbo-scholen: leerlingen die een goede leesinstructie kregen van een daarvoor getrainde docent scoorden hoger dan leerlingen die de leesinstructie niet kregen.
Ja, duh, zult u zeggen – maar toch gebeurt het vaak niet, omdat de meesters en juffen zélf niet geleerd hebben wat effectief leesonderwijs is. Hoe kan het, zeggen de deskundigen, dat in allerlei andere branches evidencebased methoden worden vereist en dat er op school zoveel aan het toeval wordt overgelaten? Pabostudenten pikken het meeste op over leesonderwijs op hun stageschool, als het daar niet goed gebeurt, nemen ze dat over. ‘Scholing in leeseffectiviteit voor docenten’, daar hamert leesonderwijsexpert Kees Vernooy op. In een scholenproject in Enschede gebeurde dat en daar leerden moeilijk lerende kinderen in het speciaal onderwijs net zo goed lezen als leerlingen op de gemiddelde basisschool. ‘Nou jij weer’, zegt Vernooy. ‘Met deskundige leraren kun je elk kind leren lezen.’
Deskundige docenten kweek je op de universiteit, zegt Anna Bosman. Zij zette in Nijmegen een universitaire lerarenopleiding op omdat die nu eenmaal hogere eisen kan stellen aan studenten en meer verdieping kan bieden dan de pabo. Met een aantal andere deskundigen wijst ze op Finland. Daar zijn alle basisschooldocenten universitair opgeleid. Finland staat op de Pisa-ranglijst naar leesvaardigheden ver boven Nederland en steevast ergens aan de top.
Oplossing 4: Begin in de babytijd
Goed leren lezen begint in de baarmoeder. Laaggeletterdheid wordt vaak van ouder op kind overgedragen omdat het thuisgebruik van taal zo’n belangrijke rol speelt. Komt een kind van 4 met een taalachterstand op school, dan leert het moeizamer lezen en schrijven dan een kind dat thuis met (voorlees)boeken om de oren wordt geslagen.
En wat moeizaam gaat, vermijd je het liefst. Minder lezen is slechter lezen is minder lezen, voilà, de vicieuze cirkel. In 2030 komt dan ook geen kind meer met een taalachterstand aan op school, zegt Gerlien van Dalen van de Stichting Lezen. Het begin is al gemaakt met het programma Boekstart voor Baby’s, waarin ouders uit taalarme gezinnen – waar weinig Nederlands wordt gesproken en/of de ouders laaggeletterd zijn – via het consultatiebureau en de bibliotheek een koffertje met knisperboekjes krijgen.
Voorlezen werkt, weet hoogleraar leesgedrag Roel van Steensel: verhaaltjes vertellen, dingen aanwijzen in een prentenboek, het is allemaal ontzettend belangrijk voor de latere leesvaardigheid. Ga langs in gezinnen waar dat ontbreekt. Maar doe dat effectief: een vrijwilliger die een uurtje per week ouders stimuleert verhalen uit hun jeugd aan hun kinderen te vertellen, bereikt meer dan de vrijwilliger die zelf gaat zitten voorlezen uit Raad eens hoeveel ik van je hou?
Wees ambitieus met de gezinsaanpak, zegt Arjan Beune van de stichting ABC, die laaggeletterden vertegenwoordigt. In 2030 wordt in elk gezin een half uur per dag (voor)gelezen, punt. Help laaggeletterde ouders met intensieve programma’s in elke buurt in Nederland. ‘Alleen zo wordt de vicieuze cirkel doorbroken.’
Oplossing 5: Geef gratis les in elke wijk
Niks geen knisperboekjes vroeger thuis, zegt José Brunselaar, en ook geen vrijwilligers van de VoorleesExpress die langskwamen in het kermisgezin. Brunselaar runde op haar 14de al haar eigen oliebollenkraam en heeft van de (toen nog) zes jaar basisschool er opgeteld nog geen drie in de klas gezeten. Dat ze niet kon lezen en schrijven, wist ze tot haar 53ste te verhullen. Als er een formulier moest worden ingevuld, ging zij beslag maken voor de oliebollen. Pas toen ze na haar scheiding een uitkering moest aanvragen, viel ze door de mand.
Tot haar geluk, zegt ze nu, want ze ging naar de volwasseneneducatie, leerde smartphone en tablet bedienen en is sindsdien veel zelfredzamer. ‘Het heeft mijn leven veranderd. Ik ben nu zelfs Taalambassadeur, wat betekent dat je andere laaggeletterden over de streep trekt om ook weer naar school te gaan.’ Samen met Addy van Meerten houdt ze een vlog bij, de Taalmeiden, en ze vertelt over haar ervaringen in buurthuizen en bibliotheken. ‘Ik krijg zelfs een eigen boekenlegger met mijn hoofd erop voor de week van de alfabetisering in september.’
Zo’n week is prachtig, zegt hoogleraar volwasseneneducatie Maurice de Greef, net als de tal van andere overheidsinitiatieven die er zijn. Tel mee met Taal bijvoorbeeld, een landelijk actieprogramma om laaggeletterdheid terug te dringen. Maar het is een wassen neus als er geen budget is. ‘Slechts 0,5 procent van het onderwijsbudget in Nederland gaat naar volwasseneneducatie. Meer dan de helft van het aanbod in buurthuizen en op roc’s is afgelopen decennia wegbezuinigd in onze participatiemaatschappij. Je kunt wel campagnes bedenken als Tel mee met Taal, maar ik hoor ambtenaren zeggen: ik hoop dat ik geen aanmeldingen meer krijg, want er is een wachtlijst. Al bereiken we maar 10 procent van die 2,5 miljoen laaggeletterden, dan nog kunnen we ze niet kwijt. De financiën voor de opleidingen zijn er niet.’
Zijn oplossing voor 2030: investeer. In elke wijk of dorpskern een buurthuis of opleidingscentrum waar goed opgeleide professionals gratis lesgeven aan iedere volwassene die het nodig heeft. Duur? ‘Integendeel. Laaggeletterden vallen vaker uit het arbeidsproces en kosten veel meer aan zorg. Maak van die 0,5 nou eens 1 procent en je haalt al een geweldig rendement.’
Oplossing 6: Zorg ervoor dat het nooit te laat is
‘Lukt het niet, het invullen van de eetmeter?’ zegt in 2026 een diëtist tegen haar cliënt. ‘Lastig hè, wist je dat je hier in de straat gratis op een cursus kunt?’ Dikke kans dat die diëtist – of fysiotherapeut, of leraar, of HR-professional – opgeleid is aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen, waar speciale aandacht is voor laaggeletterdheid. Studenten worden er getraind signalen van laaggeletterdheid te herkennen, het bespreekbaar te maken en mensen zo nodig door te verwijzen. Naar een ‘camouflagecursus’ bijvoorbeeld, want geen laaggeletterde zal jubelend naar een taalcursus hollen; met lezen en schrijven heeft hij al negatieve ervaringen genoeg. Maar naar een computercursus of een cursus leefstijl, waar je tussendoor ook (beter) leert lezen, is de stap makkelijker gezet.
In 2030 is er geen camouflage meer nodig, want dan is het taboe eraf. Laaggeletterdheid kan de besten overkomen, dat snapt dan iedereen, en er is overal gelegenheid de schade in te halen. Ook en vooral op de werkvloer, zegt Geke van Velzen van de Stichting Lezen en Schrijven. ‘In de schoonmaak, de groensector, onder keukenhulpen en hulpkrachten in de bouw en industrie is zo’n 35 procent van de werknemers laaggeletterd. En dat accepteren we zomaar?’ Nee, schetst ze: in 2030 zijn er in alle bedrijven continu taalcursussen, zodat de vorkheftruckchauffeur zijn veiligheidspapieren kan halen en de schoonmaker kan lezen wat er op de chloorfles staat.
Oplossing 7: Maak het makkelijk
Oplossing 7 komt binnen in de inbox onder het kopje ‘Huh, wat bedoelt u?’ Sjef Kuijsters en Jeroen Tebbe bouwen aan een beweging voor eenvoudig Nederland, een ‘club van huh’. Fantastisch dat alle laaggeletterden gaan leren, maar het narratief (huh?) dat daarmee alles goedkomt is ‘ronduit vals’. Ook mét basisvaardigheden zijn veel diensten ontoegankelijk en daarom geven Tebbe en Kuijsters trainingen aan gemeenten en organisaties om hun communicatie te verbeteren. Waarom staat het telefoonnummer helemaal verstopt onder aan de website? Waarom wordt de mevrouw die een aanvraag doet voor een traplift niet even gebeld als het formulier zo ingewikkeld blijkt? Met hun Ministerie voor Onbegrijpelijke Zaken – een kliko voor het gemeentehuis waar iedereen onleesbare gemeentebrieven in kan droppen – vragen ze aandacht voor het probleem.
‘Als je alles ingewikkeld maakt als overheid, is iederéén op een gegeven moment laaggeletterd’, zegt adviseur volwasseneneducatie Thomas Bersee. Hij maakt zich er zorgen over dat grote groepen worden buitengesloten in een hoogtechnologische samenleving die almaar complexer wordt. ‘De kloof in de samenleving verbreedt. Laaggeletterdheid betekent kansenongelijkheid, daar moeten we vanaf.’
Precies, zegt José Brunselaar, die als Taalambassadeur deelneemt aan panels voor helder taalgebruik bij de overheid. ‘We wijzen op dure woorden die ze beter weg kunnen laten. En het is goed dat dat gebeurt. Praat mét ons, niet óver ons, zeg ik altijd.’
Met dank aan:
Thomas Bersee, adviseur volwasseneneducatie
Arjan Beune, stichting ABC
Martin Bootsma, schoolleider
Anna Bosman, hoogleraar orthopedagogiek
Paul van den Broek, hoogleraar cognitieve wetenschappen
José Brunselaar, Taalambassadeur
Marieke Buisman, onderzoeker taalvaardigheid en laaggeletterdheid
Gerlien van Dalen, stichting Lezen
Yra van Dijk, hoogleraar letterkunde
Bram Esselink, teammanager volwasseneneducatie
Kees de Glopper, hoogleraar taalbeheersing
Maurice de Greef, hoogleraar volwasseneneducatie
Sjef Kuijsters, trainer eenvoudiger taalgebruik
Aryan van der Leij, hoogleraar onderwijsleerproblemen
Jacqueline de Maa, coördinator volwasseneneducatie
Addy van Meerten, taalambassadeur
Mariska Okkinga, onderzoeker studerend lezen
Hilde Roothart, trendwatcher
Roel van Steensel, hoogleraar leesgedrag
Jeroen Tebbe, trainer eenvoudiger taalgebruik
Geke van Velzen, stichting Lezen en Schrijven
Maria Verkampen, lerarenopleider
Kees Vernooy, schoolverbeteringsdeskundige
Missie Nederland – de zes missies
Deze zomer zoekt de wetenschapsredactie uit hoe extreem ambitieuze missies voor Nederland - ingestuurd door lezers - nog voor 2030 gerealiseerd kunnen worden.
17 juli: Nederland CO2-negatief
24 juli: Einde aan laaggeletterdheid
31 juli: Niemand eet meer vlees (en niemand mist het)
7 augustus: Iedere winter een Elfstedentocht op ijs in Friesland
14 augustus: Alle diersoorten in Nederland op de rode lijst buiten gevarenzone
21 augustus: Zelfvoorzienende, drijvende stad bouwen