Wat is er met de gestrande potvissen aan de hand?
Binnen drie weken spoelden 29 potvissen aan op de Noordzeekust, waarvan vijf tegelijk op Texel. Nooit eerder vertoond. Wat is er met de dieren aan de hand? Marien biologen maken overuren om dat te achterhalen.
Na een dag werken bij maritiem onderzoeksinstituut Imares in Den Helder staat marien bioloog Mardik Leopold op het veer naar Texel, waar hij woont. Dan gaat zijn telefoon, iemand van de reddingsmaatschappij: 'Er liggen potvissen op het strand bij Paal 12.' Potvissen, in zijn eigen achtertuin! Eenmaal op Texel rijdt Mardik, die al decennia de voeding van zeezoogdieren en vogels bestudeert, zo snel hij kan naar het strand.
In de avondschemer ziet hij een kwartier later vijf potvissen liggen. Zwarte gestalten van 12 meter, met enorme koppen en smalle, lange onderkaken vol witte tanden. Vier zijn er nog in leven. Maar zoals altijd bij dit soort strandingen zullen ook die dieren het niet lang houden. Ze bezwijken doorgaans binnen enkele uren onder hun eigen gewicht en de schade die de branding hen heeft toegebracht.
'Potvisfuik' De Noordzee
Het gebeurt wel vaker dat er potvissen aanspoelen aan de Noordzeestranden. Voor de kust van Noorwegen vissen de dieren op honderden meters diepte op inktvis. Rond december of januari trekken ze vaak richting de warmere wateren in het zuiden, langs de westkust van Groot-Brittannië. Maar als ze te vroeg de afslag nemen, zwemmen ze de Noordzee in. In dat ondiepe water zijn amper inktvissen en raken de dieren gedesoriënteerd. Uiteindelijk lopen ze vast tussen de zandbanken en spoelen aan. De Noordzee is een 'potvisfuik', heet het onder marien biologen.
De eerste bekende potvisstranding in Nederland stamt uit 1255, op het toenmalige eiland Wieringen. Sindsdien zijn er nog 82 andere potvissen - of de resten daarvan - op Nederlandse stranden terechtgekomen. Een groot deel dateert van na 1990, toen het aantal strandingen ineens sterk toenam. Gemiddeld ligt er sindsdien een keer per jaar een potvis op het strand.
Maar vijf dieren tegelijk op één plek, dat is in de afgelopen eeuwen nog nooit in Nederland gebeurd. Uniek is ook het aantal aangespoelde beesten in het hele Noordzeegebied. De 'massa-stranding' begint op 8 januari als twee dieren bij het Duitse eiland Wangeroog op het strand belanden. In de drie weken daarna volgen er nog 27 potvissen in Duitsland, Nederland, Engeland en Frankrijk.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
De maag- en darminhoud van de potvissen, te zien op onderstaande foto's, kan veel zeggen over de doodsoorzaak. Marien bioloog Mardik Leopold treft touw, botten, een vishaak (volgende pagina) en heel veel inktvisbekjes aan.
Weldoorvoed
Op al die plaatsen stromen de walvisexperts toe. Zodra de dieren dood zijn, beginnen de pathologen te meten en te snijden. Op Texel is het bioloog Lonneke IJsseldijks die met haar team van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht de sectie leidt. De 'snijploeg' bekijkt de speklagen en de spieren, en neemt monsters van alle organen om te onderzoeken of de dieren ziek waren. Net als in de andere landen zien de Nederlandse dieren er weldoorvoed uit, zelfs op hun interne organen zit vet. Er zijn ook geen aanwijzing voor ernstige ziekten.
De grote vraag is natuurlijk waarom er in zo'n korte tijd zo veel potvissen stranden. De belangrijkste kwestie bij het oplossen van dat mysterie is of alle 29 dieren die afgelopen weken strandden ooit één groep vormden die door één noodlottige beslissing in de ondiepe Noordzee belandde. Of dat het vanaf het begin verschillende groepjes waren, die onafhankelijk van elkaar dezelfde fout maakten. Dat laatste zou zorgelijk zijn, vinden Mardik Leopold en veel collega-onderzoekers. 'Dan is er mogelijk iets veranderd in de zee waardoor de dieren aan een soort lopende band de dood in zwemmen. Je denkt dan natuurlijk aan een symptoom van klimaatverandering.'
Om erachter te komen of het inderdaad één groep was, zijn dna-monsters afgenomen van de aangespoelde potvissen. Als de dieren die samen stranden nauwer met elkaar verwant zijn dan alle 29¿potvissen onderling, is dat een indicatie dat de groepjes onafhankelijk van elkaar de zee binnenzwommen. De potvissen in de Noord-Atlantische wateren zijn allemaal 'bullen'. Vrijgezelle mannetjes die in los-vaste groepen leven -¿in tegenstelling tot de vrouwtjes met hun kalveren die in veel hechtere groepjes het hele jaar in het warme water rond de Azoren doorbrengen. De kans dat de gestrande groepen nauw verwant zijn, lijkt dus niet erg groot.
De onderzoekers verwachten meer duidelijkheid te krijgen van een ander bewijsmiddel: de maaginhoud kan vaak veel zeggen over de doodsoorzaak of de plek waar een dier voor het laatst gegeten heeft. Precies dat is de expertise van Texelaar Mardik Leopold. Bij onderzoeksinstituut Imares in Den Helder is hij de 'magen- en darmenman', een rechercheur van halfverteerde voedselresten.
Magen zo groot als een slaapzak
Enkele uren nadat een dierenarts in de ochtend van 13 januari de dood van de potvissen op Texel officieel heeft vastgesteld, kan Leopold aan het werk. De magen, die door de snijploeg worden verwijderd, zijn zo groot als een slaapzak voor een volwassen kerel. Ze gaan in hun geheel naar de haven van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel, waar ze samen met de darmen door Leopold en zijn team worden opengesneden.
Op het strand snijdt een van de pathologen per ongeluk al een maag in. Daarin ziet Leopold direct een groot aantal inktvisbekjes liggen. Scherpe zwarte kaakjes die gemaakt zijn van hetzelfde materiaal als de pantsers van kevers en daardoor veel minder snel verteren dan de rest van de inktvis. De bekjes kunnen een antwoord op de vraag zeker dichterbij brengen. Als alle gestrande potvissen in het Noordzeegebied namelijk dezelfde samenstelling van soorten en grootte inkvisbekjes in hun maag hebben, ligt het voor de hand dat zij gezamenlijk op één school inktvis hebben gejaagd. En dat bewijst dat ze ooit een groep waren. Zitten er juist grote verschillen tussen de maaginhouden, dan steunt dat het meerdere-groepjesscenario.
Leopold ziet veel troep in de maag: stukken landbouwplastic, touw. Tot zijn niet geringe opwinding ook vissenbotjes met nog restjes vlees erop, en zelfs een vishaak die nog amper is aangetast door het maagzuur. Het heeft er alle schijn van dat deze potvis de vissen van een langelijnvisser heeft afgebeten. Hopelijk kan hij achterhalen waar die haak is gebruikt.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
140 meter darm
Ook de inhoud van de darmen kan interessant zijn. Maar het openwerken is een pittig klusje. Deze potvissen hebben maar liefst 140 tot 170 meter darm. Veel meer dan de 9 meter van de mens of de 12 meter van bruinvissen. De biologen zijn uren bezig om de hele potvisdarm meter voor meter af te snijden en de inhoud eruit te spoelen.
Getuige de speklaag en het vet op sommige organen heeft het de dieren in de noordelijke wateren aan niets ontbroken. Maar de darmen doen vermoeden dat de potvissen hun laatste dagen niets hebben gegeten. Pas in de laatste tien meter treffen de onderzoekers daadwerkelijk poep aan: tientallen liters potvismest die Leopold en zijn medewerkers moeten uitzeven.
De botjes, touw en inktvisrestjes die ze eruit halen, zullen later worden vergeleken met de vondsten bij dieren die elders zijn gestrand en kunnen zo hopelijk bewijzen of de 29 dieren ooit samen waren.
Eiwitrijke weekdieren
Op het instituut in Den Helder wordt de maaginhoud van de Texelse potvissen aan nader onderzoek onderworpen. Vooral het bestuderen van de inktvisbekjes is ouderwets monnikenwerk. Per dag eet een onvolwassen potvis zo'n 500 kilo inktvissen van een paar honderd gram per stuk. Het gaat vooral om één soort, de gonatus gabricii, die voor de kust van Noorwegen in grote groepen paait en dan vol zit met eitjes. Met open bekken zwemmen de potvissen door de scholen inktvissen en slokken de eiwitrijke weekdieren op.
Duizenden bekjes moeten Leopold en zijn medewerkers dus één voor één bekijken. Zo nu en dan treffen ze een andere soort aan, die wordt apart gelegd. Maar voor alle gonatusbekjes geldt vooral: sorteren op grootte. Pincet in de hand, blik op oneindig. Om het werk wat te veraangenamen hebben ze de potvislucht van de bekjes af gewassen, op 70 graden in de wasmachine.
Ook in de andere Noordzee-staten wordt de inhoud van de magen en darmen van de dieren bestudeerd. In Duitsland leidt professor Ursula Siebert van de universiteit van Hannover de sectie. Hoeveel potvissen in hun magen hebben, verschilt daar van geval tot geval. Opvallend is dat zowel de eerste 'Duitse potvissen', die op 8 januari strandden, als de dieren die eind januari en op 3 februari aanspoelden eten in hun maag en darmen hadden. Als ze tot één groep behoorden, zou je dat niet verwachten. Twee gestrande dieren in Engeland hadden juist zo goed als lege magen, weet walvisexpert Peter Evans te vertellen. Terwijl de Belg Thierry Jauniaux meldt dat in de maag van de volwassen bul bij Calais wel inktvisbekken zijn gevonden.
Die eerste bevindingen voeden zo het vermoeden dat er achter elkaar verschillende groepen de Noordzee zijn ingezwommen. Spannend is nu of de nauwkeurige analyse van die maaginhoud die conclusie bevestigt. Als dat zo is, is de volgende grote vraag waarom al die groepjes de verkeerde afslag namen. Eind deze maand hopen de onderzoekers meer duidelijkheid te hebben.
undefined
De vier meest voor de hand liggende oorzaken van de massa-stranding
1. Er zijn meer potvissen
Lang meden walvisjagers de potvis, omdat het dier zich nog weleens tegen zijn belagers in hun wankele sloepen wilde keren. Daarvan getuigt onder meer het boek Moby Dick. Met de komst van grote walvisschepen veranderde dat. In het topjaar 1964 werden er wereldwijd 29 duizend potvissen geschoten. Het traan en de witte sperma-achtige olie in zijn kop (vandaar de Engelse naam sperm whale) was gewild voor verf en cosmetica. In 1985 kwam daar een einde aan, dankzij een wereldwijd jachtverbod.
Walvisbioloog Chris Smeenk, die lang voor Naturalis werkte, heeft een overzicht gemaakt van potvisstrandingen aan de Noordzeekusten. Daarin is duidelijk te zien hoe een paar jaar na het verbod aanzienlijk meer potvissen aanspoelen. 'Ook het aantal jonge mannetjes dat in het noorden van de Atlantische Oceaan wordt gespot, is de afgelopen dertig jaar toegenomen', zegt de Britse walviswetenschapper Peter Evans, directeur van Sea Watch. 'Als er meer dieren zijn, kunnen er ook meer de Noordzee in zwemmen.' Ook Chris Smeenk vindt zo'n verband logisch, 'maar het is niet een-op-een zo dat het aantal gestrande walvissen en de walvisstand gelijk opgaan. Er zijn waarschijnlijk andere factoren in het spel.'
2. De temperatuur stijgt
Een van die andere factoren is de watertemperatuur in de Noordzee. Op basis van Smeenks uitgebreide strandingsdata toonden wetenschappers in 2007 al aan er een verband bestaat met temperatuur. De recente strandingen sluiten daar naadloos op aan, deze winter was het water in de Noordzee extreem warm voor de tijd van het jaar.
Waarom die temperatuur invloed zou hebben? Daarover verschillen de meningen. Mardik Leopold van Imares vermoedt dat het te maken heeft met de manier waarop walvissen navigeren. 'Een collega suggereerde dat ze migreren naar warmer water in het zuiden door de warme golfstroom te zoeken en daar tegenin te zwemmen. Dat zie ik wel voor me.'
Maar Peter Evans denkt dat warm water vooral de inktvissen beïnvloedt. 'Dat zijn koudbloedige dieren, die zullen zich mogelijk verder de Noordzee in begeven wanneer die minder koud is. De potvissen zwemmen daar misschien achteraan.'
3. Zonnevlekken verstoren potvissenkompas
Uit Smeenks overzicht blijkt ook een correlatie met een ander natuurverschijnsel: de zonneactiviteit, waardoor er veel geladen deeltjes van de zon de aardatmosfeer in schieten. Hetzelfde fenomeen dat ook het noorderlicht veroorzaakt en het aardmagnetisch veld verstoort.
Het idee is dat walvissen het aardmagnetisch veld gebruiken om zich te oriënteren. Dat dat kan is aangetoond bij trekvogels. Zij hebben een zintuig in hun oog, waardoor ze het aardmagnetisch veld als het ware 'zien'. Ook in de hersenen van enkele walvisachtigen zijn aanwijzingen voor zo'n zintuig gevonden.
De zonnecyclus bereikt volgend jaar zijn maximum, maar ook deze winter waren er al dagen dat de zon veel deeltjes uitspuwde. Mardik Leopold: 'Het zou dus kunnen dat de potvissen even gedesoriënteerd raakten en de Noordzee in zwommen.'
4. Storm
Rond de jaarwisseling heeft het gespookt in het noordelijke deel van de Noordzee. De golven waren zo hoog dat een medewerker op een boorplatform om het leven is gekomen nadat een golf hem van het platform had geslagen. Peter Evans denkt dat diezelfde storm ook een rol zou kunnen spelen bij de potvisstrandingen. Hij heeft tijdens zijn onderzoek naar bruinvissen vaak gezien hoeveel energie het die dieren kostte om tegen hoge golven in te zwemmen.
Evans is ervan overtuigd dat een storm walvissen ertoe kan hebben bewogen verder de Noordzee in te zwemmen. 'Potvissen kunnen makkelijk een uur diep onder water blijven en hebben daar weinig last van stormen. Maar uiteindelijk moeten ze toch ademen aan de oppervlakte. Daar besparen ze energie als ze zich rustig laten meedrijven.' Evans acht het goed mogelijk dat de dieren zo te ver de Noordzee in kunnen raken. 'Zeker als zij in de Noorse Trog aan het vissen waren.' Dat is een diepe geul in het noordelijke deel van de Noordzee, waarvan bekend is dat er veel gonatus-inktvissen voorkomen. Iets zuidelijker beginnen de ondieptes al.