WILD IDEERitme
Was het ritme van alledaagse bewegingen het opstapje naar ons muziekgevoel?
De wetenschap barst van wilde ideeën die nog onbewezen zijn. Maar hoe overtuigend zijn ze? Deze week: ons wandel- en renritme opende het luikje naar onze muzikaliteit.
Wat is het idee?
Tik, tik, tik, klinkt de vuursteen. Plof, plof, plof, de voetstappen. In bijna alle bewegingen die mensen maken zit een ritme. En het zou weleens zo kunnen zijn dat we ons muziekgevoel te danken hebben aan hoe we bij het maken van zulke bewegingen vooruitdenken. Daarvan raken sommige wetenschappers althans de laatste jaren steeds meer overtuigd.
Wie zelf een loop- of zwaaibeweging maakt, is namelijk onbewust al bezig met wanneer de volgende voetstap of tik moet beginnen. Juist omdat de mens een vooruitdenker pur sang is, hebben we als geen ander dier een verwachting over hoe een ritme loopt, schrijft onder meer cognitiewetenschapper Shannon Proksch onlangs in het blad Frontiers in Human Neuroscience. Muzikaliteit, zegt ze per videoverbinding, is daarom misschien een bijgevolg van de manier waarop onze hersenen het niet kunnen laten om na te denken over de volgende tik of stap in een ritme.
Wat is er zo wild aan?
Dat idee legt een ander accent dan veel eerdere theorieën over hoe we aan ons ritmegevoel kwamen. Zo dacht evolutietheoriegrondlegger Charles Darwin dat muziek vooral een stukje mannengereedschap is om vrouwtjes het hof te maken: daarom zingen vogels en tsjirpen insecten.
Maar misschien dus niet, als het aan de beweegritmetheorie ligt. Die maakt van muziek luisteren meer hersenwerk dan veel mensen denken, stelt hoogleraar muziekcognitie Henkjan Honing van de Universiteit van Amsterdam (UvA), die zelf aan een variant op de theorie werkt. ‘Als je naar muziek luistert, ben je vooral zelf bezig met het ritme voorspellen’, zegt hij. Proksch: ‘Dat maakt het ook zo lekker als die ene beat op precies het verwachte moment komt: when the beat drops.’
Waarom zou het kunnen kloppen?
Dat mensen graag ritmes en bewegingen voorspellen, is ook een conclusie die steeds meer hersenscanstudies de laatste jaren trekken. In het brein doen allerlei beweeggebieden mee wanneer mensen drums, beats of tikjes horen, zelfs als ze moeten stilzitten.
Een link tussen muziek en een prikkel om de volgende beweegstap te maken of voorspellen zit overduidelijk diep bij de mens ingebakken, zegt Honing. ‘Kinderen kunnen al vroeg op de muziek meebewegen. En je ziet het goed bij mensen met de ziekte van Parkinson die bijna niets meer kunnen. Laat een metronoom tikken en ze komen soms wél in beweging.’
Wat spreekt de theorie tegen?
Toch blijft het gissen waarom juist de mens en niet veel andere diersoorten iets met ritmegevoel hebben, terwijl het logisch lijkt dat ook zij ritmische bewegingen maken die ze enigszins vooruit moeten plannen. Het kan toch wel zo zijn dat een sociaal trekje het ritmeklokje bij mensen een laatste zetje gaf, zegt Proksch, maar niemand weet precies hoe.
Honings variant op de theorie stelt dat dieren wel degelijk iets met ritme kunnen, maar gewoon minder goed omdat de hersenverbindingen tussen de beweeg- en gehoorgebieden minder sterk zijn. ‘Het is lastig te bewijzen, omdat er gewoon nog lang niet genoeg dieren onderzocht zijn.’ Een zeldzame uitzondering lijkt de zeeleeuw Ronan in Santa Cruz: die kan headbangen op de Backstreet Boys.