Seksistische hoogleraar natuurkunde zet discussie op scherp: hoe gaat de opmars van bètavrouwen? ‘Ga weg met je nagellak, ik wil ook gewoon dingen laten ontploffen’
Het beroemde deeltjesinstituut CERN schorste deze week de Italiaanse hoogleraar Alessandro Strumia vanwege een seksistische toespraak. Na de ophef de vraag: hoe gaat het eigenlijk met de vrouwen in bètastudies?
Vrouwen houden nu eenmaal meer van mensen dan van dingen. Dat er weinig vrouwen in de exacte wetenschappen zijn, heeft niks te maken met discriminatie. Sterker nog: ze worden juist voorgetrokken vanwege hun vrouw-zijn.
Zo ongeveer ging het betoog van een vooraanstaand Italiaans natuurkundige, Alessandro Strumia, bij deeltjesinstituut Cern in Zwitserland. Anno 1948? Welnee, de hoogleraar hield zijn betoog eerder deze week. Voor een zaal vol jonge onderzoekers (mannen en vrouwen), op een bijeenkomst over genderdiversiteit in de bètawetenschappen nota bene.
Zijn relaas werd hem niet in dank afgenomen. Cern heeft hem geschorst. Het gaf twee Britse vrouwelijke bètawetenschappers die aanwezig waren in Genève een extra impuls voor hun crowdfund-actie om zoveel mogelijk exemplaren van het boek Inferior (subtitel: How Science Got Women Wrong and the New Science That’s Rewriting the Story), van bèta-academicus en wetenschapsjournalist Angela Saini, onder Britse scholieren te verspreiden.
Het boek leest als een manifest met wetenschappelijke onderbouwing: vrouwen zijn niet ondervertegenwoordigd in STEM (zoals de exacte vakken in het Engels worden samengevat: Science, Technology, Engineering, Mathematics) omdat ze minder goed zijn in rekenen of logisch nadenken, maar door beeldvorming, ongelijke kansen en tal van andere maatschappelijke en culturele barrières.
Publiek podium
Hoewel het praatje van Strumia bij Cern een hoop vrouwen (en mannen) in bèta-land schokte, is niet iedereen verbaasd. Neem wetenschapsjournalist Ans Hekkenberg (30), die natuur- en sterrenkunde studeerde: ‘We weten dat er mensen met zulke ideeën rondlopen in het vakgebied. Iedereen kent wel een collega die Strumia's mening deelt, het verbaast me eigenlijk vooral dat hij het luid en trots op een publiek podium besloot te verkondigen.’
Meisjes scoren even hoog als jongens op exacte vakken als natuur- en wiskunde, toch kiezen ze minder vaak voor een bètastudie of profiel. Al laten de afgelopen decennia een duidelijke kentering zien. Er is al een hoop veranderd sinds de slogans ‘Een echte meid is op haar toekomst voorbereid’ of ‘Thea studeert techniek’. In 2016 koos op het vwo bijna eenderde van de meisjes het profiel natuur en techniek, tegenover 45 procent van de jongens. Nog eens 30 procent van de meisjes op het vwo kiest voor natuur en gezondheid.
Toch vertaalt die 60 procent potentiële bèta-meisjes zich niet in vergelijkbare aantallen bij exacte studies aan de universiteiten, waar het gemiddelde vrouwelijke studenten (van alle STEM-studierichtingen) onder de vijfentwintig procent blijft steken. Daarmee bungelt Nederland onderaan in West-Europa.
De verschillen per studie zijn groot. Biologie en farmacie trekken zelfs meer vrouwelijke eerstejaars dan mannelijke, werktuigbouwkunde (de grootste technische studie in ons land) en informatica komen niet boven de 10 procent meisjes uit.
Opvallend is dat het percentage vrouwen in elke volgende fase van het exacte carrièrepad een beetje verder afbrokkelt – bij de studiekeuze, het behalen van een bachelor- of masterdiploma, het werkzaam blijven aan de universiteit en daar de hoogst begeerde positie van hoogleraar bereiken, of carrière maken in het bèta-bedrijfsleven. Kenners spreken van de ‘lekkende STEM-pijplijn’.
Een duwtje in de rug
Dan kun je als jong meisje nog zo lang naar sterren staren en fantaseren over zwarte gaten, als die ene natuurkundedocent niet het juiste duwtje in de rug had gegeven, was Ans Hekkenberg geen sterrenkundige geweest. Ze was als scholier goed in wis- en natuurkunde. Maar ook in talen. En wat doet een meisje dan? Hekkenberg zegt het onomfloerst: dat kiest een alfa-profiel. ‘Ik had het nodig dat iemand hardop tegen mij zei: waarom ga je niet wat met natuurkunde doen, je bent er goed in.’
Zoals Hekkenberg ooit zijn er velen, zo blijkt uit onderzoek: jonge meiden die wel willen en kunnen maar, ‘een route naar de bètakant niet op hun vizier hebben’. Het beeld dat we in onze maatschappij hebben van wetenschap, computer science en techniek is impliciet mannelijk, zegt ook Hekkenberg. ‘Ga maar na, als je je een programmeur, sterrenkundige of ingenieur voorstelt, denk je dan aan een man of een vrouw?’
Beeldvorming dus. Op dat gebied valt er nog een wereld te winnen. Bijvoorbeeld in de media. Hekkenberg noemt een voorbeeld uit de Volkskrant. Dat er bij een stuk over de Nederlandse winnaar van de Kavli-prijs voor astrofysica (‘een soort Nobelprijs voor de sterrenkunde’), hoogleraar Ewine van Dishoeck, in de kop staat ‘de vrouwelijke ster van de astrochemie’. ‘Dat eeuwige benadrukken van onze eenhoornpositie’, zegt Hekkenberg. ‘Ze won niet omdat ze een vrouw is, en ze is niet de beste vrouw, maar gewoon de allerbeste.’
Dat het beter kan besloot de Amerikaanse wetenschapsjournalist Ed Yong van The Atlantic te bewijzen. Na een artikel in 2015 over gen-modificatietechniek CRISPR waarin hij zes mannelijke experts aan het woord liet terwijl twee van de wereldwijd belangrijkste onderzoekers op dit terrein vrouw zijn, besloot hij om de gender-disbalans in zijn stukken actief aan te pakken. Sindsdien is de helft van de experts die hij belt vrouw.
Drempels
Terug naar de scholen. Waar blijft die 60 procent meisjes met een exact profiel? Allereerst is er een fikse groep die kiest voor de opleiding geneeskunde – een studie die niet meetelt in de bètastatistieken. Dan zijn er nog twee andere drempels, zegt Cocky Booij, al twee decennia directeur van VHTO, het landelijk expertisebureau voor meer meisjes en vrouwen in de bèta, techniek en ict. ‘ Meisjes willen maatschappelijk nuttig zijn én ze stellen hogere eisen aan zichzelf.’
Het zelfbeeld van meisjes in bètavakken is negatiever, zegt ook Hanke Korpershoek, universitair hoofddocent onderwijskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Een meisje met een zeven voor wiskunde denkt dat ze het vak niet echt snapt, terwijl een jongen met datzelfde cijfer zichzelf een nieuwe Einstein waant. ‘Meisjes vinden dat ze pas voor een exacte studie mogen kiezen als ze tot de absolute top behoren.’
Uit verschillende onderzoeken blijkt bovendien dat meisjes maatschappelijk nut en werken met mensen doorslaggevend vinden bij hun studiekeuze. Dat programmeren of het ontwerpen van een brug aan beide criteria voldoen, wordt door meisjes zelden zo ervaren, weet Korpershoek. ‘Maar als je het ze laat zien, door ze een dag te laten meelopen met een ingenieur of game-designer, verandert dat beeld meteen.’
Vrouwelijke rolmodellen dus, benadrukt ook Booij. Laat zien dat raketbouwers, uitvinders en hackers – wat een toeval – ook vrouw zijn. Niet door het van de daken te schreeuwen en te bejubelen. Nee, het moet normaal zijn. Het is een spagaat die telkens terugkeert. Want hoe laat je iets dat (nog) niet de norm is voor normaal doorgaan?
Ans Hekkenberg: ‘Het heeft per definitie iets geforceerds. Enerzijds is het tof dat er allemaal evenementen voor meisjes zijn. Maar als iemand uit de chemische industrie op een middelbare school een workshop geeft en zegt: en voor de meiden gaan we nu nagellak maken, denken er ook een paar: ga weg met je nagellak, ik wil ook gewoon dingen laten ontploffen.’
(Onzichtbare) muren
Eenmaal binnen in de academische wereld lopen vrouwen tegen tal van (onzichtbare) muren op. De wereld van de bètawetenschappen is doorsijpeld van genderbias, zo blijkt uit tal van internationale studies.
Een paar voorbeelden. Mannelijke studenten biologie wijzen steevast een andere man aan, gevraagd naar de uitblinkers in hun collegejaar, laat een Amerikaanse studie uit 2016 zien. Ook als vrouwelijke studenten naar objectieve maatstaven hoger scoren.
Deze blik van de omgeving is niet zonder gevolgen, blijkt uit weer een andere studie. Zo zijn vrouwen met name ondervertegenwoordigd in vakgebieden waarvan wetenschappers zelf denken dat er zoiets als ‘aangeboren talent’ voor nodig is, zo bleek uit een Amerikaanse studie uit 2015 (verschenen in Science). Vandaar het lage vrouwelijk aandeel, aldus de bevraagde 1.800 mannelijke en vrouwelijke wetenschappers uit 30 disciplines.
Vrouwen haken vaker dan mannen af wegens een groter gebrek aan erkenning van hun omgeving. Een Yale-studie uit 2012 laat zien hoe 127 hoogleraren (mannen én vrouwen) dubbelblind en gerandomiseerd moesten kiezen uit een identiek cv van John of Jennifer om de functie van laboratoriumhoofd te vervullen. John werd competenter bevonden, vaker aangenomen, kreeg een hoger salaris en meer begeleiding als secundaire arbeidsvoorwaarde.
Bèta-vrouwen die even vaak en in vergelijkbare toonaangevende bladen publiceren, worden minder vaak geciteerd dan mannelijke collega’s, zo blijkt uit een Canadese studie uit 2013 (in Nature verschenen). Ook worden ze minder vaak benaderd om artikelen van collega’s te beoordelen.
Een groot complot
Er is geen sprake van een groot mannelijk complot, zo stellen deskundigen. Het heeft te maken met een traditionele ordening die tot in de haarvaten van de maatschappij aanwezig is . Neem het beeld van vrouwelijke wetenschappers in (populair-)wetenschappelijke media, onder de loep genomen door twee Canadese onderzoekers in 2009. Vrouwen worden gevraagd naar de kinderopvang, mannen naar inhoudelijke ontdekkingen. Een afbeelding van een ingenieur is zelden een vrouw. Afgebeelde bètavrouwen op geënsceneerde foto’s en advertenties voldoen vrijwel altijd aan een clichébeeld: de roodgelipte, hooggehakte labjasdraagster.
Het zijn deze beelden die leiden tot misverstanden (‘geachte heer’ boven mails aan de vrouwelijke hoogleraar) en tot meer structurele onrechtvaardigheid zoals een lagere betaling voor vrouwen in dezelfde functies, minder kansen bij sollicitaties en beursaanvragen en minder vrouwelijke hoogleraren.
Schrijnende conclusies
Vrouwen hebben een duidelijk nadeel ten opzichte van mannen in hun wetenschappelijke carrière, concludeerde ook Claudia Werker, universitair hoofddocent economie van innovatie en technologie aan de TU Delft in een publicatie uit februari 2018. Werker en haar co-auteurs analyseerden de carrièrepaden van bijna 250 wetenschappers aan de TU Delft en de technische universiteit van Aken, RWTH Aachen.
De conclusies zijn schrijnend, vindt Werker. Vrouwen krijgen minder vaak een vaste aanstelling en ze verlaten de wetenschap vaker. Er zijn twee belangrijke momenten waarop ze in mindere mate doorstromen dan mannen: bij de overgang naar een vaste aanstelling en bij de stap van universitair hoofddocent naar hoogleraar.
Het roept vragen op: hoe kan dit, en vooral hoe lossen we dit op? Werker heeft de antwoorden niet. ‘Een aantal zaken weten we uit andere studies’, zegt Werker. ‘Vrouwen netwerken anders. Ze zitten niet in het old boys netwerk. Ze werken meer samen op het gebied van kennis. Mannen kijken sneller: wie is machtig en nuttig voor mijn carrière. Ook zie je dat vrouwen zich meer aan de academische regels houden.’
Soms zit een verandering in de details. Het (tijdelijk) hernoemen van de studie kunstmatige intelligentie aan de Vrije Universiteit naar ‘lifestyle informatics’ leverde een aanzienlijke toestroom van vrouwelijke eerstejaars op. Inmiddels is de helft van de binnenstromende studenten vrouw – een unicum voor een it-studie. En een bekende theorie uit de sociologie luidt: als de minderheid met 30 procent is kan zij invloed krijgen op de meerderheidscultuur.
Goed, de drie afdelingshoofden en de meeste hoogleraren zijn dan wel man, maar een revolutie begint van onderop, niet waar?
Ze kan ook nog koken
In 2013 overleed raketwetenschapper Yvonne Brill. Haar postuum in The New York Times begon met de vermelding dat ze een lekkere ‘beef stroganoff’ maakt. In reactie op dit staaltje pijnlijke journalistieke stereotypering is de Finkbeiner-test in het leven geroepen (genoemd naar de Amerikaanse wetenschapsjournalist Ann Finkbeiner). Het profiel van een vrouwelijke wetenschapper is pas genderneutraal als er niet over zaken als opvoeding, opvang, kleding of het beroep van haar man wordt gesproken. Het is een knipoog naar de Bechdel-test, die gender bias in films, boeken en series blootlegt, met als criterium: ten minste twee vrouwelijke personages (met naam) die over iets anders praten dan een man.