columngeorge van hal

Ook in de natuur moet je niet alleen op uiterlijk afgaan, bewijst de blobvis

George van Hal Beeld George van Hal
George van HalBeeld George van Hal
George van Hal

In de gemiddelde film is de slechterik altijd lelijk. Scheve tanden, gekke pukkel, kromme neus, onaantrekkelijke grijns, of zelfs totaal misvormd. Zet daar de golvende haren, het afgetrainde lichaam en de indrukwekkende kaaklijn van de held tegenover en het is niet moeilijk om te weten bij wie je sympathie als kijker moet liggen.

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt inderdaad dat we fysiek mooie mensen sneller aardig vinden. Onterecht, natuurlijk. Don’t judge a book by its cover, zegt men in Engelssprekende landen dan. En wat geldt voor boeken en mensen, geldt ook voor dieren.

Neem nu de blobvis, in 2013 nog gekozen tot ’s werelds lelijkste dier, bij een verkiezing uitgezet door de (als grap bedoelde) Ugly Animal Preservation Society (‘omdat panda’s al genoeg aandacht krijgen’). Het dier oogt op een beroemde foto die van hem de ronde doet als een uitgezakte hoop snot en heeft een naar menselijke maatstaven nogal chagrijnige grimas op het gezicht. Dat kun je hem overigens ook niet kwalijk nemen.

De blobvis is het symbool van hoe we biodiversiteit vooral niet moeten relateren aan onze menselijke maatstaven voor schoonheid. Voor je het weet red je inderdáád alleen maar schattige panda’s en stoere tijgers, en vergeet je alle kriebelbeestjes en andere lelijkerds die onze ecosystemen draaiende houden.

null Beeld Greenpeace/Rex Features
Beeld Greenpeace/Rex Features

Net zoiets geldt voor de veertien diepzeemonstertjes die biologen onlangs identificeerden in het vakblad Diversity. Of nou ja, ‘monstertjes’... pak er de foto’s bij en lelijk blijken ze eigenlijk niet. Ja, ze zitten vol maffe hoorns, hebben vervormde torso’s en rare stekels. Maar met hun betoverende oranje en blauwe kleuren – sommige zijn zelfs doorzichtig! – hebben ze een majestueuze, buitenaardse aantrekkingskracht.

De diertjes zijn in de keten van het leven van onmisbaar belang als onder meer visvoedsel, schrijven de onderzoekers. En tóch wist tot voor kort niemand wat dit eigenlijk voor beestjes waren.

Vandaar dat de biologen zo’n 126 dagen lang, verspreid over meerdere expedities, in de Golf van Mexico op zoek gingen naar deze rare snuiters uit de diepzee. Nadat ze hun dna in kaart hadden gebracht, ontdekten ze van veertien minimonstertjes dat het larven waren (in twaalf gevallen) of zeer jeugdige varianten (in twee gevallen) van dieren die wetenschappers al wél kenden, zoals garnalen en kreeften. Dat de jonge varianten er totaal anders uitzien dan hun volwassen evenknieën laat bovenal zien hoe bedrieglijk uiterlijk kan zijn.

Dat geldt zélfs voor de blobvis. Die leeft ruim een kilometer onder water, waar de druk behoorlijk oploopt. Daarom heeft het dier geen skelet en geen spieren. Haal hem omhoog en hij zakt direct in elkaar, als een vissige gelatinepudding. Maar bekijk hem in zijn natuurlijke habitat en hij ziet er gewoon uit als, nou ja… een vís. Dat we het dier zo niet kennen, komt omdat we op die diepte geplet zouden worden. Iets waar zelfs de mooiste filmheld overigens niet bepaald aantrekkelijker van zou worden.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden