Medicijnprijzen: is Nederland nou zo dom of zijn de farmaceuten zo slim?
Patiënten zijn de dupe van de Hollandse zuinigheid tegenover nieuwe medicijnen. Met die aanklacht wendde de farmaceutische industrie zich maandag tot de Tweede Kamer. Zit er iets in?
Farma-klacht 1: Nederland is krenterig als het om nieuwe medicijnen gaat
'Als lid van de farmaceutische industrie voel ik me hier opgejaagd wild.' Sonja Willems, algemeen directeur Benelux van medicijnfabrikant Janssen, nam maandag geen blad voor de mond. In een opmerkelijk fel interview met FD hekelde zij de Hollandse zuinigheid ten aanzien van nieuwe medicijnen. Ze dreigt zelfs de onderhandelingen met het ministerie van Volksgezondheid te staken. Voor nieuwe medicijnen zou dan gelden: slikken of stikken. Want, vindt Willems: 'Het gaat in Nederland enkel over prijs, prijs, prijs.'
De grieven over de harde opstelling van de Nederlandse overheid in de onderhandelingen over de prijzen van verzekerde geneesmiddelen leven niet alleen bij Janssen, dat in Nederland 2.100 werknemers heeft en onderdeel is van het Amerikaanse Johnson & Johnson - de grootste gezondheidsmultinational ter wereld. Oud-D66-parlementariër Gerard Schouw, tegenwoordig directeur van de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen, sluit zich aan bij de kritiek.
In zijn bijdrage aan de discussie met de Kamercommissie wijst de belangenbehartiger erop dat de medicijnuitgaven in Nederland onder het Europese gemiddelde liggen. Met 7,4 procent vormen zij slechts een fractie van de totale zorgkosten. Bovendien stijgen deze uitgaven amper, terwijl het zorgbudget als geheel groeit van bijna 50 miljard euro in 2007 naar 80 miljard euro in 2018.
Dat kan ook aan iets anders liggen. De meeste medicijnen zijn patentloos en de prijzen van deze 'generieke' middelen dalen inderdaad al jaren. De pijn van hoge kosten wordt veroorzaakt door een aantal nieuwe, extreem dure gepatenteerde geneesmiddelen. Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit blijven de uitgaven aan deze categorie medicijnen stijgen, van 1,74 naar minstens 1,84 miljard euro per jaar in 2015.
'Dit zijn medicijnen waarvoor geen alternatief bestaat', legt een woordvoerder van het ministerie van Volksgezondheid, uit. 'Prijsconcurrentie is afwezig.'
De fabrikant heeft dus een monopolie en buit dat uit door de hoofdprijs te vragen. 'De prijzen van deze medicijnen zijn zo hoog dat zomaar betalen wat de fabrikant vraagt niet is te verantwoorden aan de premiebetaler.'
Of wil Nederland voor een dubbeltje op de eerste rij zitten? Betalen andere Europese landen echt zo veel meer dan Nederland? Niemand die het weet. De reden is - cynisch genoeg - dat de farmaceuten deze informatie geheim houden. Zij weigeren te vertellen welke prijzen ze per land afspreken.
Ook het Nederlandse ministerie mag niet onthullen hoeveel korting het weet te bedingen. Medicijnfabrikanten zwijgen ook over de ontwikkelingskosten van hun medicijnen. Daardoor is voor buitenstaanders moeilijk te beoordelen wat een redelijke verkoopprijs is. De forse winsten van de farmaceuten - directeur Willems van Janssen noemt de eigen winstmarge van 20 procent 'relatief gezond' - duiden erop dat de fabrikanten niet bepaald op de pijnbank liggen.
Farma-klacht 2: het ministerie onderhandelt over de rug van patiënten heen
Omdat Nederland het onderste uit de kan wil qua prijskorting, moeten bijvoorbeeld kankerpatiënten langer wachten tot een medicijn beschikbaar komt en krijgen zij niet altijd de beste medicijnen. Het gevolg, aldus Janssen-directeur Sonja Willems tegenover FD: 'Als je kijkt naar overlevingskansen, zit Nederland in de middenmoot. België doet het beter.'
Typisch de farmaceutische lobby, reageert Thom Meens van de Patiëntenfederatie Nederland. Hij zegt het beeld van een overheid die onderhandelt over de ruggen van de patiënten heen niet te herkennen. 'Dit roepen de farmaceuten altijd. Als het deze bedrijven werkelijk te doen is om het heil van de patiënten, laat ze dan zelf de prijzen verlagen.'
Wat niet wil zeggen dat er geen spanning bestaat tussen de wens zieke mensen zo goed mogelijk te helpen en de noodzaak de medicijnkosten te beteugelen.
Tot enkele jaren geleden werden geneesmiddelen waarvan de werking bewezen was automatisch opgenomen in de basisverzekering. Tegenwoordig kan de overheid dure medicijnen tijdelijk in een zogenoemde 'sluis' plaatsen. Pas als er voldoende korting is bedongen bij de producent, komen ze in het basispakket terecht en worden ze vergoed. Maar als de fabrikant niet genoeg korting geeft, gebeurt dat niet.
Eerder dit jaar besloot het ministerie een medicijn tegen taaislijmziekte, Orkambi, niet te vergoeden. De beperkte heilzame effecten wogen niet op tegen het prijskaartje: jaarlijks gemiddeld 170 duizend euro per patiënt.
Dat besluit is verschrikkelijk voor de circa 750 Nederlandse patiënten die baat hadden kunnen hebben van dat medicijn, geeft Meens van de Patiëntenfederatie toe. 'Maar we hebben het niet over een pot pindakaas. Zulke medicijnen kosten soms tonnen per patiënt per jaar. Dan vind ik dat de overheid daar wel even goed naar mag kijken.'
Hij wijst op de vele nieuwe kankermedicijnen die eraan komen. Of die allemaal werkelijk iets toevoegen aan wat er al op de markt is, staat niet onomstotelijk vast. Ondertussen stijgen de uitgaven aan geneesmiddelen tegen kanker hard: van 376 miljoen euro in 2011 naar minstens 727 miljoen in 2015.
Zijn er andere oplossingen te bedenken behalve de patiënt in de kou laten staan of toch maar de portemonnee trekken?
Een optie is morrelen aan het patentrecht. Fabrikanten krijgen dan minder lang het monopolie op een medicijn, wat naar verwachting de kosten zal drukken. Europese samenwerking bij prijsonderhandelingen over medicijnen is volgens diverse door de Kamercommissie gehoorde betrokkenen eenvoudiger.
Nederland is een relatief kleine afzetmarkt voor medicijnen. Dat maakt Nederland kwetsbaar voor dreigementen van de medicijnindustrie. Fabrikanten kunnen het zich veroorloven de Nederlandse markt te verliezen, maar om de gigantische Europese markt kunnen ze niet heen.
Sinds kort werkt Nederland bij de medicijnonderhandelingen daarom samen met Oostenrijk, Luxemburg en België. Met heel Europa één front vormen blijkt helaas lastiger. Daarvoor koesteren landen als Frankrijk en Duitsland nog te zeer hun eigen, machtige farmaceutische sector.