Kweekvlees is hard op weg naar uw bord
Sinds de hamburger van 200 duizend euro vijf jaar geleden is de ontwikkeling van kweekvlees in een stroomversnelling geraakt. Een Amerikaans bedrijf beweert zelfs nog dit jaar een product te kunnen presenteren.
Op 6 augustus 2013 stonden de Riverside Studios in Londen bol van verwachting. Journalisten uit de hele wereld waren opgetrommeld om het wonder mee te maken van de eerste hamburger van kweekvlees, gepresenteerd door de Nederlandse hoogleraar Mark Post.
De presentatie verliep vlekkeloos. De hamburger van 200 duizend euro, gefinancierd door Google’s medeoprichter Sergej Brin, siste in de pan. En hij smaakte echt naar vlees, getuigden drie uitverkoren proevers. Hooguit een tikje flauw.
Daar in Londen werd ons een blik gegund op wat tot voor kort nog sciencefiction leek: een toekomst mét vlees, maar zónder de problemen die daar onlosmakelijk aan verbonden zijn: dierenleed, milieubederf, CO2-uitstoot. Volgens gezaghebbende instituten van onder andere de Verenigde Naties is – overmatige – vleesconsumptie een van de grootste milieuproblemen van onze tijd.
Daarna werd het stil rond het thema kweekvlees. Maar dat was slechts schijn. Want de wereld van het kweekvlees is de afgelopen jaren in een stroomversnelling geraakt, zo blijkt uit een rondgang. Wereldwijd zijn inmiddels een stuk of tien bedrijven opgericht die zich serieus op de productie van vlees uit stamcellen hebben gestort.
De eerste kweekvleesproducten zullen binnen nu en drie jaar op de markt komen, verwachten insiders. En misschien nog wel sneller: het Amerikaanse bedrijf Just beweert eind dit jaar al een consumentenproduct van kweekvlees te kunnen presenteren. ‘De techniek is er’, zegt Josh Tetrick, ceo van Just, telefonisch vanuit San Francisco. ‘Het is nu alleen nog een kwestie van toepassen.’ Daarmee is een toekomst met vlees zonder dode dieren ineens dichtbij. ‘Awesome’, vindt Tetrick zelf ook.
Een van de voortrekkers is nog altijd de Nederlandse pionier Post. Sinds de presentatie van de eerste kweekvleeshamburger is er veel gebeurd, vertelt Post in zijn werkkamer op de universiteit van Maastricht met uitzicht op de A2.
Post richtte in 2016 met een partner Mosa Meat op, een bedrijf dat werkt aan een blauwdruk voor een proeffabriek van kweekvlees. Maar hij is lang niet meer de enige. Niet alleen in de Verenigde Staten, ook in Israël zijn bedrijven hetzelfde bezig.
En het is niet alleen vlees dat gekweekt wordt. Modern Meadow in New Jersey (VS) heeft zich toegelegd op de productie van leer uit het lab, Finless Food in Californië doet het met vis, Perfect Day (idem) knutselt aan melk waar geen koe meer aan te pas komt.
De techniek die de vleeskwekers gebruiken is bekend en in principe ongeveer overal hetzelfde, zegt Post. Stamcellen, genomen van een levend dier, worden in een kweekvloeistof van suikers, aminozuren en vetten gelegd waarin ze zich vermeerderen en spiervezels vormen.
De eerste horde die genomen moet worden om kweekvlees als product op de markt te brengen is opschaling. Voor zijn presentatie in Londen kweekte Post 20 duizend spiervezeltjes op in petri-schaaltjes die hij aan elkaar plakte tot een hamburger. Een kostbaar en arbeidsintensief proces.
Om dat proces op grote schaal te kunnen uitvoeren denkt Post aan de inzet van bioreactoren: grote tanks waarin de cellen kunnen groeien. Een bioreactor van 25 duizend liter kan jaarlijks 350 duizend kilo vlees produceren, rekent Post voor. ‘Genoeg voor de jaarlijkse vleesconsumptie van tienduizend Europeanen.’
Of en hoe precies dat kan, is een vraag waarmee alle bedrijven stoeien, weet Post. De wereld van het kweekvlees is klein. Post kent vrijwel al zijn concurrenten/collega’s. Ze ontmoeten elkaar regelmatig op congressen. De meeste oprichters zijn net als hij afkomstig uit de medisch-wetenschappelijke wereld (Post houdt zich als hoogleraar cardiovasculaire fysiologie onder andere bezig met het maken van bloedvaten voor bypassoperaties) en worden gedreven door een mengeling van idealisme en winstbejag.
Wat bijzonder is: ze werken ook samen. Post heeft elk kwartaal een telefonische conferentie met zijn collega’s wereldwijd waarin ze gemeenschappelijke problemen bespreken en onderwerpen verdelen.
Een zo’n probleem is de groeivloeistof waarin de cellen worden gekweekt. Voor zijn hamburger gebruikte Post serum dat gewonnen wordt uit bloed van runderen. Wil kweekvlees zijn claim van vlees zonder dode dieren nakomen, dan moet het groeimedium plantaardig zijn.
Zo’n product, een cocktail van eiwitten, bestaat al, zegt Post. Het wordt nu alleen geproduceerd in de farmaceutische industrie, in kleine hoeveelheden. ‘Dat is reteduur. We zoeken iemand die het goedkoper kan maken.’ Voor kweekvleesfabrieken moet een nieuwe veevoerindustrie in het leven worden geroepen die massaal en goedkoop voer kan leveren, net als in de conventionele vleessector.
Verschillen tussen de bedrijven zijn er ook. Post werkt met gespecialiseerde spierstamcellen die zich vijftig tot zestig keer kunnen delen. Sommige Amerikaanse bedrijven gebruiken ongedifferentieerde stamcellen. Die zijn in principe oneindig deelbaar, maar er moeten wel genen aan worden toegevoegd om ze aan te zetten tot het maken van spierweefsel.
In de VS kan dat misschien. ‘Maar voor Europa is kweekvlees en genetische modificatie een lastige combinatie’, denkt Post. ‘Ik vind het ook niet zo’n probleem om vaker stamcellen te halen bij dieren.’
De telefonische kweekvleesconferenties worden georkestreerd door het Good Food Institute (GFI) in Washington, een Amerikaanse ngo die het zoeken naar duurzame alternatieven voor vlees stimuleert.
Directeur Bruce Friedrich gelooft heilig in de potentie van ‘clean meat’, de term die boven kwam drijven bij een rondvraag van het GFI onder consumenten naar een beter alternatief voor ‘cultured meat’. Op den duur, voorspelt Friedrich, zal kweekvlees het vlees gaan vervangen, zoals de auto de paardenkoets naar het museum heeft verbannen.
Om duurzaam te eten kunnen we natuurlijk ook overgaan op een meer plantaardig dieet. Maar dat is een boodschap die moeilijk aanslaat, zegt Friedrich via Skype. ‘Mensen willen nou eenmaal vlees eten.’ Dan is clean meat volgens hem dé oplossing.
Volgens een onderzoek van de universiteit van Oxford uit 2011 naar de milieu-impact van de kweekvleesproductie is er tot 45 procent minder energie nodig dan voor conventioneel vlees, 96 procent minder water en 99 procent minder landbouwgrond. Dat is overigens maar een beredeneerde schatting, geven de onderzoekers toe, omdat nog nergens op industriële schaal kweekvlees wordt geproduceerd.
De voornaamste winst zit erin dat stamcellen geen land nodig hebben, zoals levende koeien en varkens, en efficiënter voeding omzetten in vlees omdat ze geen energie verliezen aan ‘nutteloze’ bezigheden zoals poepen, grazen en rondlopen.
Met zijn GFI, dat 31 medewerkers in dienst heeft, stimuleert Friedrich niet alleen onderzoek naar kweekvlees, hij zoekt ook naar investeerders. Die zaten tot nu toe vooral in de hoek van avontuurlijke durfinvesteerders en mecenasachtige rijkaards als Sergej Brin, Richard Branson en Bill Gates.
Branson & Gates investeerden in het Amerikaanse Memphis Meat, dat in 2016 de eerste gehaktbal van kweekvlees presenteerde voor 1.200 dollar (975 euro). Nog steeds duur voor een gehaktbal, maar al tweehonderd keer goedkoper dan Posts hamburger.
Maar ook in de wereld van investeerders zijn de panelen aan het verschuiven. Zo ging het Israëlische kweekvleesbedrijf SuperMeat onlangs een ‘strategisch partnerschap’ aan met het Duitse PHW, een van de grootste kippenvleesproducenten in Europa.
Binnen nu en drie jaar wil SuperMeat kippenkweekvlees op de markt brengen, e-mailt medeoprichter Shir Friedman, van huis uit bioloog, vanuit Tel Aviv. ‘Wij denken dat we over vijf tot zeven jaar in prijs kunnen concurreren met conventioneel kippenvlees.’ Haar bedrijf heeft net 3 miljoen dollar opgehaald bij een crowdfundingcampagne.
Supermeat heeft voor kip gekozen omdat dit de meest gegeten vleessoort ter wereld is, zegt Friedman. ‘Jaarlijks worden wereldwijd 50 miljard kippen geslacht. Elke verandering die wij kunnen bewerkstelligen in de productie van kippenvlees heeft dus meteen een enorme impact.’
Het grote geld vloeit zoals altijd in Amerika. Tyson Foods, een van de grootste vleesbedrijven ter wereld, kondigde in januari aan dat het miljoenen (het precieze bedrag is niet bekendgemaakt) gaat investeren in Memphis Meat. Tyson verlaat de traditionele vleeswereld niet, benadrukte vicepresident Justin Whitmore. ‘Maar wij geloven in het onderzoeken van alternatieven om de consument meer keuze te geven.’
Eerder al haalde de start-up uit San Francisco 17 miljoen dollar op van onder andere Cargill, een Amerikaanse wereldspeler op het gebied van handel in agrarische grondstoffen zoals palmolie, veevoer en vlees.
Het is nog maar een schijntje vergeleken bij de 200 miljoen dollar die het Amerikaanse Just in kas zegt te hebben. De 38-jarige ceo van dat bedrijf is een verhaal apart. Josh Tetrick werd geboren in Birmingham (Alabama) als zoon van een kapster en een vader die meestal werkloos was. Na zijn universitaire studie trok Tetrick naar Afrika, waar hij werkte voor ontwikkelingsprojecten, onder andere voor de Verenigde Naties.
In 2011 richtte hij samen met een vriend in San Francisco Hampton Creek op (later omgedoopt tot Just), dat de eerste ei-vrije mayonaise (Just Mayo) in de supermarkt bracht, een commercieel succes. Tetrick, in Amerikaanse media omschreven als visionair en charismatisch, is een ondernemer met die typisch jongensachtige Silicon Valley-wereldverbeteraars-branie.
In 2016 kocht hij een pagina in The New York Times voor een open brief waarin hij stelling nam tegen Donald Trump (‘Dear Donald’). Tetrick ziet zijn bedrijf niet zozeer als een traditionele voedselproducent maar meer als een technologiebedrijf dat zich toevallig met voedsel bezighoudt.
Tetrick, aanvankelijk vegetariër en tegenwoordig veganist, wil niets minder dan een omwenteling teweegbrengen in de voedingsindustrie door de exploitatie van dieren overbodig te maken. En daarmee het eerste stuk vlees produceren dat zelfs voor veganisten acceptabel is (onlangs liet Tobias Leenaerts, een van de voortrekkers van de veganistische beweging, in de Volkskrant optekenen dat hij in kweekvlees ‘geen probleem’ ziet).
Het is meer dan alleen grootspraak. Tetricks bedrijf slaagde erin grote investeerders voor het karretje te spannen. Tot de financiers behoren behalve durfkapitaalfondsen de Chinese miljardair Li Ka-shing en Jerry Yang, mede-oprichter van internetplatform Yahoo. Ook de familie Heineken heeft volgens Tetrick geïnvesteerd in Just. Een woordvoerder van de familie wil dat niet bevestigen.
De Chinese betrokkenheid is veelzeggend. China staat te boek als een van de landen waar de vleesconsumptie de komende jaren snel zal stijgen. Het land is voor zijn vleesproductie (vooral varkens) nu sterk afhankelijk van de import van soja voor veevoer. Kweekvlees zou die afhankelijkheid drastisch verminderen.
Anderhalf jaar geleden werd bekend dat Tetrick in het geheim Project Jake (genoemd naar zijn overleden hond) was begonnen, waarmee hij zich met zijn volle gewicht op de productie van kweekvlees heeft gestort.
Het wereldvoedselsysteem is volgens Tetrick uit balans. En ‘the meat thing’ is volgens hem het grootste probleem. ‘Dat moeten we fiksen. Zo snel als we kunnen’, zegt Tetrick aan de telefoon vanuit San Francisco. ‘Als je consumenten iets kunt bieden dat niet de nadelen heeft van conventioneel vlees, maar net zo goed smaakt, dan ben ik ervan overtuigd dat ze dat nemen.’
Volgens Tetrick is Just met 130 werknemers en een researchafdeling van 55 wetenschappers op alle fronten actief: met vlees van kip, varken en rund. De grootste technische problemen hebben ze opgelost, beweert hij. ‘Wij gebruiken plantaardige grondstoffen als voeding voor onze stamcellen.’
Hoever ze zijn met hun productie wil Tetrick niet zeggen. ‘Uit concurrentieoverwegingen.’ Maar we mogen van hem aannemen dat Just nog dit jaar een product van kweekvlees op de markt zal brengen. De kans is groot dat het ganzelever wordt, laat hij doorschemeren. Levercellen zijn gemakkelijker te kweken dan spiercellen en gangbare ganzenlever is een duur (en notoir dieronvriendelijk) product, wat de concurrentie met kweekvlees vergemakkelijkt.
Just streeft ernaar dat een kweekvleesproduct hooguit 30 procent duurder mag zijn dan een conventioneel product. Uiteindelijk moet het goedkoper kunnen. Stel je eens voor wat dat betekent, zegt Tetrick. ‘Dan wordt vlees ook bereikbaar voor mensen die het nu niet kunnen betalen. Dan kunnen we in de toekomst zelfs méér vlees eten.’
Nog dit jaar kweekvlees in de handel: dat kan een typisch staaltje Amerikaans blufpoker zijn. Maar je weet het niet, zegt Post vanuit Maastricht. ‘Ik heb van insiders gehoord dat ze verder zijn dan wij denken. Technisch gezien is het wellicht mogelijk en ze kunnen natuurlijk een product ver onder de kostprijs op de markt brengen, gezien het vermogen dat ze achter zich hebben.’
Mosa Meat is nog lang niet zover. Met zijn zakelijke partner Peter Verstrate, afkomstig uit de vleeswereld (hij werkte voor Stegeman, bekend van de worst), is Post op zoek naar financiers om een kleine proeffabriek op te zetten. Daarvoor denken ze 5- tot 10 miljoen euro nodig te hebben.
Over drie tot vier jaar zal Mosa Meat een consumentenproduct van kweekvlees kunnen presenteren, verwacht Verstrate. Daarna willen ze de technologie verkopen. ‘Wij hebben niet de ambitie om zelf vleesproducent te worden. De mondiale vleesindustrie is zo groot, dat vraagt enorme investeringen. Dat kunnen anderen beter doen.’
Verstrate zegt in vergevorderde onderhandelingen te zijn met twee buitenlandse partijen: een farmaceutisch bedrijf en een supermarktconcern met een eigen vleesverwerkende tak.
De Nederlandse vleesindustrie kijkt nog de kat uit de boom, aldus Dé van de Riet, woordvoerder van de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), dat de belangen behartigt van vleesbedrijven in Nederland. ‘Wij staan er niet vijandig tegenover, wij kijken er met interesse naar.’
Van de Riet plaatst wel een kanttekening bij de optimistische geluiden uit de kweekvleeshoek. ‘Het is een heel technisch product, terwijl de trend in voedsel juist gaat naar ambachtelijk en authentiek. Rationeel kun je kweekvlees een prima product vinden, maar het is toch niet hetzelfde als een mooie ossenhaas of ribkarbonade. Ik zie kweekvlees meer als een grondstof voor vleesproducten.’
Ook in de VS staat niet iedereen te juichen bij kweekvlees, zo is te lezen in het onlangs verschenen boek Clean Meat waarin de Amerikaanse auteur Paul Shapiro de opkomst van de nieuwe industrie beschrijft. Marion Nestle, een vooraanstaande Amerikaanse voedselwetenschapper, noemt het idee van vlees uit het lab ‘walgelijk’.
Michael Hansen, vertegenwoordiger van de Amerikaanse consumentenorganisatie Consumers Union, vindt de hype rond kweekvlees onzinnig. ‘De trend is juist naar echt eten, niet naar kunstmatig spul dat in het lab wordt gemaakt.’
Kweekvleesapostel Bruce Friedrich van het GFI heeft dit argument vaker gehoord. Hij doet er schamper over. ‘Er is niets natuurlijks aan het vlees dat uit de huidige vleesindustrie komt.’
Hoe de consument zal reageren op industrieel geproduceerd kweekvlees is inderdaad de grote vraag, erkent Verstrate van Mosa Meat. Uit onderzoeken is gebleken dat veel consumenten er niet onwelwillend tegenover staan. ‘Maar dat weet je pas echt als het in de winkel ligt.’
Voor dat zover is, zal het de zegen moeten krijgen van de Europese en Amerikaanse voedselautoriteiten. Kweekvlees valt in de Europese Unie onder de Verordening ‘nieuwe voedingsmiddelen’, laat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) weten. Het mag pas op de markt als is aangetoond dat het absoluut veilig is.
En dan is er nog de vraag: mag het wel vlees heten? De US Cattlemen’s Association, een lobbyorganisatie voor de Amerikaanse vee industrie, diende onlangs een petitie in bij het Amerikaanse ministerie van landbouw. Daarin wordt geëist dat de termen ‘meat’ en ‘beef’ worden gereserveerd voor producten van dieren die ‘zijn geboren, opgegroeid en geoogst op de traditionele manier’. Dus niet van cellen uit het lab.
Ook in Nederland zal deze kwestie tot discussie leiden, zegt een woordvoerder van de NVWA. In de Europese regelgeving wordt vlees gedefinieerd als ‘skeletspieren van voor menselijke consumptie geschikt erkende zoogdier- en vogelsoorten’. Kweekvlees voldoet daar niet aan. ‘Met deze wetgeving kan kweekvlees dus niet met de term vlees aangeduid worden’, aldus de NVWA.
Bespottelijk, vindt Just-CEO Tetrick die voorspelt dat over twee jaar de eerste echte biefstuk van kweekvlees op de markt zal komen – het voorbeeld, een heuse wagyu-biefstuk van kweekvlees, hangt aan de muur van zijn lab. ‘Het is alsof je een Tesla geen auto mag noemen omdat hij elektrisch is. Dit moet gewoon vlees heten.’
Een wereld zonder kippen, koeien en varkens?
Commentatoren en wetenschappers over de (wenselijkheid van) de kweekvleestoekomst.
‘Over vijftig jaar zullen we af zijn van de absurde situatie dat we een hele kip moeten fokken alleen maar om de filet en de vleugels te eten. We zullen die onderdelen dan apart kunnen kweken.’ Dat schreef sir Winston Churchill in 1932 in Fifty Years Hence, een serie toekomstbespiegelingen.
Nu die utopie dichterbij komt, weliswaar 36 jaar later dan Churchill voorspelde, dient zich de vraag aan: hoe ziet dat eruit, een wereld waarin vlees niet meer uit de stal of van het land komt, maar uit de kweekvleesfabriek? En hoe (on)wenselijk is dat?
Het zijn vragen waar commentatoren en wetenschappers zich al een tijdje het hoofd over breken. In een hoofdcommentaar uit 2008 schreef de Amerikaanse krant The New York Times dat de ‘onmenselijke behandeling’ van dieren in de vleesindustrie terecht afkeer oproept. Maar het radicaal vervangen van ‘conventioneel’ vlees door kweekvlees roept bij de krant een ander schrikbeeld op: dat van een wereld waarin de ‘historische en culturele banden’ tussen mensen en gedomesticeerde dieren worden verbroken.
‘Het zal een lege wereld zijn waarin de kudden verdwijnen ten faveure van vlees uit een laboratorium’, aldus The New York Times-commentator, die pleit voor een vleesindustrie waarin dieren met respect worden behandeld en het milieu wordt ontzien.
Een wereld zonder kippen, koeien en varkens, dat is ook waar de Amerikaanse filosoof Ben Levinstein en de Zweedse futurist Anders Sandberg bang voor zijn. Moreel gezien is kweekvlees te verkiezen boven de intensieve veehouderij, schrijven zij in hun artikel The Moral Limitations of In Vitro Meat uit 2015. ‘Maar het zou zonde zijn als het virtuele uitsterven van deze diersoorten onze beste morele optie is.’ Sandberg pleit voor een ‘humane’ veehouderij die het milieu zo min mogelijk schade berokkent. ‘Het lijkt me dat een gelukkig dier te laten opgroeien en na enige jaren te doden te prefereren is boven helemaal geen dieren hebben.’
Maar het een hoeft het ander niet uit te sluiten, schrijft de Amerikaanse auteur Paul Shapiro in zijn boek Clean Meat (2018). Waarom zou het niet én én kunnen? Als kweekvlees de bulk van onze vleesconsumptie overneemt, betekent dat het einde van de industriële veehouderij. Dan ontstaat er ruimte voor een andere vorm van veehouderij die zich richt op het leveren van een kwaliteitsproduct: vlees van dieren die diervriendelijk worden gehouden en een goed leven hebben gehad voor ze naar het slachthuis gaan. Een nicheproduct voor wie niet zonder kan. ‘Net zoals er nog mensen zijn die het leuk vinden om met paard en wagen te gaan.’
In plaats van ons van dieren te vervreemden zou dat onze houding tegenover dieren juist op een positieve manier kunnen beïnvloeden, zei de Nederlandse filosoof Cor van der Weele zes jaar geleden in de Volkskrant. Ze deed in 2010 een verkennende studie naar de acceptatie van kweekvlees: In-Vitrovlees: Yuck! (?). ‘De bulk haal je dan uit de fabriek. Van ‘echt’ vlees maak je een luxeproduct van dieren die op de goede manier zijn gehouden. Dan versterkt het juist onze band met dieren. Als dit lukt, kan het een omwenteling veroorzaken.’
Vlees van dieren zoals we het nu kennen zal nooit helemaal verdwijnen, denkt Josh Tetrick, ceo van het Amerikaanse kweekvleesbedrijf Just. Al was het maar uit nostalgische overwegingen. ‘Er worden ook nog steeds typemachines verkocht.’