AnalyseApollo 13
Hoe ruimtevaartnachtmerrie Apollo 13 veranderde in een onmogelijke overwinning
Vijftig jaar geleden, op 11 april 1970, vertrok Apollo 13 naar de maan. De missie werd een mislukking, maar een ramp werd voorkomen. Een terugblik met twee mensen die daar vanuit de controlekamer aan bijdroegen.
Het gebeurt op ruim 320 duizend kilometer van de aarde, 55 uur en 55 minuten na lancering. Apollo 13-astronauten James Lovell en Fred Haise sluiten maanlander Aquarius af, terwijl collega-astronaut John Swigert in de aangrenzende commandomodule Odyssey een verzoek vanuit de controlekamer in Houston verwerkt. Vlak daarna klinkt in het ruimteschip een harde, doffe knal. Alles schudt en trilt. Een waarschuwingslamp met de tekst ‘MAIN BUS B UNDERVOLT’ springt aan. De commandomodule dreigt de stroom te verliezen. Swigert belt direct de controlekamer.
‘Houston, we hadden hier een probleem.’
In de controlekamer hoort Jerry Bostick de woorden over zijn koptelefoon binnenkomen. Bostick geeft leiding aan het Flight Dynamics-team, ‘de grondpiloten’, zoals hij zijn clubje zelf vaak noemt. Hij maakt zich niet meteen zorgen. ‘Ik kende Swigert niet zo goed’, zegt Bostick. ‘Ik wist niet hoe serieus ik hem moest nemen. Of het een grapjas was. Hij had bij wijze van spreken ook last kunnen hebben van een pijnlijke vinger.’
‘Dit is Houston’, klinkt vervolgens het antwoord. ‘Zeg dat nog eens?’
Ditmaal geeft commandant Lovell antwoord. ‘Houston, we’ve had a problem.’
‘Ik hoorde het meteen aan zijn toon’, zegt Bostick. ‘Ik had talloze uren, vele missies, met Lovell samengewerkt. Dit was serieus.’
Nachtmerrie in slowmotion
In de minuten die volgen, heerst in de controlekamer totale verwarring. Niemand weet welke meetgegevens te vertrouwen zijn, welke rapporten kloppen. ‘Het was alsof je een nachtmerrie had, waarbij elke gebeurtenis zich afspeelt in slowmotion’, schrijft flight director Gene Kranz, hoofd van de controlekamer, in zijn autobiografie.
Vanuit de ruimte meldt Lovell dat hij gas ziet ontsnappen uit de module – zuurstof, blijkt later. Ergens in de commandomodule is een explosie geweest, die meerdere systemen heeft verwoest. ‘Zo’n extreem scenario had nooit in de trainingssimulaties gezeten’, zegt Bostick.
In de controlekamer vraagt Kranz zijn team om ideeën. Razendsnel rekent Bostick uit dat het in theorie mogelijk is om het ruimteschip om te keren en terug te vliegen naar de aarde. De astronauten zouden dan over twee dagen terug zijn. Maar, realiseert iedereen zich al snel: dat is bepaald geen aantrekkelijke optie. Ze moeten daarvoor de maanlander lozen, het stuk van het schip dat nog onbeschadigd is. Bovendien moet je vertrouwen op de motor van de commandomodule, waar de explosie heeft plaatsgevonden. Niemand weet of die het nog doet.
Uiteindelijk resteert slechts één optie: doorvliegen naar de maan, daaromheen cirkelen en dan terugkeren – een route van vier dagen. ‘Alleen zouden we met de huidige baan de aarde op zo’n 75 duizend kilometer missen’, zegt Bostick. Met zijn team berekent hij de koerscorrectie die de astronauten in de ruimte moeten uitvoeren.
Het plan krijgt vervolgens gestalte. De astronauten zullen de terugreis doorbrengen in de onbeschadigde maanlander Aquarius. Die lander was ontworpen voor twee mensen, gedurende een tweedaagse missie. Nu moesten drie mensen het er vier dagen uitzingen.
‘Vanaf dat moment verplaatste het zwaartepunt van de crisis zich naar de mensen die de systemen van de maanlander beheerden’, zegt Bostick. ‘Die moesten uitzoeken hoe ze de voorzieningen zo lang konden rekken.’
Een behoorlijk lastig probleem
Vlak voordat de catastofrale explosie commandomodule Odyssey opschudt, begint op aarde elektrisch ingenieur Bill Reeves aan een acht uur durende dienst. In een kamer naast de controlekamer neemt hij plaats achter een werkstation dat de elektriciteitsvoorziening in de maanlander monitort. Hij zit nog maar net wanneer bij de collega naast hem plotseling álle rode waarschuwingslampen aanschieten. Dan: Houston, we've had a problem. Een ijzingwekkende stilte valt over de kamer.
Al snel krijgt Reeves de opdracht uit te zoeken hoe ze de stroom in de lander kunnen aanzetten. De schakelaar die dat regelt, is bij de explosie onbruikbaar geworden. ‘Holy smokes’, zegt Reeves. ‘Dat was een behoorlijk lastig probleem.’ Een half uur later heeft hij een oplossing bedacht, een truc met de batterijen van de module. De astronauten voeren die uit in de ruimte. De stroom gaat aan.
‘Toen drong het tot de meesten van ons door: de maanmissie was verloren’, zegt Reeves. De doelstelling verschuift plotsklaps naar overleven. ‘Het enige dat nu nog telde, was: hoe krijgen we de bemanning veilig thuis?’
Het blijkt een herculeaanse opgave. Zo wordt al snel duidelijk dat het schip onvoldoende stroom heeft voor de reis. ‘Zelfs nadat we álles hadden uitgezet dat niet essentieel was, zaten we nog steeds in de penarie’, zegt Reeves. En dus vroegen ze de astronauten ook de boordcomputer uit te zetten, die vlak voor terugkeer nodig was voor een cruciale manoeuvre. Een gok: niemand wist of hij weer aan zou gaan. ‘Uiteindelijk slaagden we erin het vermogen van de lander terug te brengen tot zo’n 300 watt’, zegt Reeves. ‘Niet meer dan een paar gloeilampjes.’
Op weg naar huis
Van een mogelijke mislukking wil vluchtleider Kranz niets weten. In zijn biografie beschrijft hij de toespraak die hij houdt voor zijn verzamelde werknemers. ‘Zodra je deze kamer verlaat, moet je geloven dat deze bemanning gewoon weer thuiskomt. De kansen kunnen me geen moer schelen en het kan me ook niks schelen dat we nog nooit zoiets hebben gedaan’, zegt hij. ‘Alleen als iedereen erin gelooft, kan dit lukken.’
Volgens Reeves is dat geloof in eigen kunnen hét recept waarmee ze de nachtmerrie van Apollo 13 transformeerden tot een overwinning. Toch was dat gevoel af en toe wel heel precair. ‘Op een scherm in alle controlekamers stond bijvoorbeeld de afstand van de bemanning tot de aarde. Zelfs een dag na de explosie tikte die teller nog op. Dat maakte iedereen behoorlijk nerveus’, zegt hij. ‘Maar nadat de bemanning om de maan was gevlogen en de teller ging dalen, sloeg de sfeer om. Eindelijk waren we weer op weg naar huis.’
Toch zet ook tijdens de terugreis de ongelukkige trend van de afgelopen dagen door. Apollo 13 kenmerkt zich door een opmerkelijke opeenstapeling van grote problemen, die worden overwonnen met een bijna onwaarschijnlijke dosis mazzel én de uitzonderlijke creativiteit van de duizenden mensen van het Apollo-programma.
Neem alleen al het zuurstofprobleem. De CO2-filters die de lucht schoon moesten houden, raakten in de maanlander op – iets dat de bemanning het leven kon kosten. Daarop bedachten ingenieurs op de grond een apparaat dat de filters uit de commandomodule verbond met de maanmodule. ‘Het bestond uit karton, een plastic zak, een sok en een slang van een van de drukpakken van de bemanning’, schrijft Kranz in zijn biografie. ‘Het geheel werd bij elkaar gehouden door ducttape.’
En dan was er nog die tweede knal, op de terugweg. Drie seconden lang stokte het totale elektrische systeem van de lander. Daarna startte het weer op. Pas na de missie ontdekten ze hoe penibel de situatie was geweest. ‘Vermoedelijk scheurde een van de batterijen’, zegt Reeves. ‘Dat had catastrofaal kunnen aflopen. Maar we hadden geluk.’
Totale euforie
Bostick heeft naar eigen zeggen nooit getwijfeld aan de goede afloop. ‘Tussendoor ging ik af en toe een half uurtje naar huis, ik woonde vlakbij. Even snel eten en douchen. Tegen mijn vrouw zei ik elke keer: we lossen dit op. Hoe, wist ik nog niet, maar dát het zou gebeuren wist ik zeker.’
Hij herinnert zich vooral het gevoel van totale euforie toen de eerste beelden van de geslaagde landing opdoken in de controlekamer. ‘Onbeschrijfelijk was dat’, zegt Bostick. Maar het échte besef volgde pas in 1995, toen de film Apollo 13 verscheen. ‘Ik realiseerde me ineens: we hebben het onmogelijke gepresteerd.’
‘Ze zeggen weleens dat Apollo 13 een succesvolle mislukking was’, zegt Bostick. ‘Ik hou niet zo van dat woord, mislukking. Ik zeg liever dat deze missie ons een lastig probleem serveerde dat we samen ombogen in een bevredigend succes.’ Het verhaal van Apollo 13 bewijst ook een halve eeuw later nog dat de menselijke vindingrijkheid – met hier en daar een toefje geluk – zelfs de allergrootste problemen kan overwinnen.
Apollo 11: de onmogelijke maanmissie
De Saturnus V-raket kwam op 17 juli 1969 met bulderend geweld los van de aarde. Drie Amerikaanse astronauten – Neil Armstrong, Buzz Aldrin en Michael Collins – zouden vier dagen later bij de maan aankomen en daar de geschiedenis van de mensheid voor eeuwig veranderen. Een prestatie die om drie redenen nog altijd ongeëvenaard is.