Medische doorbraakKinderjaren
Hoe inkomen, voeding en zorg een kinderleven meer waard maakte
Houd moed. In het verleden wisten wetenschappers gigantische gezondheidscrises te bezweren. Deze week: de levensgevaarlijke kinderjaren.
Wat was het probleem?
Samen met de Amsterdamse Elisabeth van Valckenburgh kreeg de 17de-eeuwse volksdichter Jacob Cats liefst zeven kinderen. Een flink gezin werd het echter nooit: vijf kinderen stierven op jonge leeftijd, noteert het historisch naslagwerk Vijf eeuwen opvoeden in Nederland.
Zo’n schrikbarend hoge kindersterfte was toen niet uitzonderlijk. Had een baby de levensgevaarlijke bevalling overleefd, dan kon het nog steeds tal van infectieziekten oplopen, zoals difterie, tyfus of de mazelen. Een op de vier zuigelingen haalde ‘nooit zijn eerste verjaardag’, aldus Vijf eeuwen. En van de rest die overbleef haalde nog eens een kwart de vijf jaar niet.
Tot ongeveer 1850 was het riskanter om in Nederland een jong kind te zijn dan in de meeste ontwikkelingslanden nu. Baby’s hadden toen dubbel pech, vertelt hoogleraar historische demografie Angelique Janssens van de Radboud Universiteit. Moeders gaven de kleintjes vaak geen borstvoeding – infectievrij en vol afweerstoffen – maar koemelk aangelengd met vervuild drinkwater. In Noord-Brabant en Limburg mochten de baby’s daarmee zichzelf bedienen uit een fles waaraan een slang met speen vastzat. ‘Dat werd natuurlijk niet allemaal ontsmet’, zegt Janssens. Een ramp voor de kwetsbare darmen van een baby.
Het keerpunt
Opvallend: het advies voor borstvoeding bestond toen al wel, blijkt uit onderzoek van historicus Evelien Walhout van de Universiteit Leiden. Maar veel moeders waren zich er niet bewust van of geloofden toch liever in de wijsheid van de buurvrouw dan die van de dokter. Aandacht voor individuele kinderen was er weinig, zegt Janssens: met acht of meer kinderen, geen tijd en geen geld kon dat ook niet altijd.
Daar beginnen ouders rond 1900 anders tegenaan te kijken. ‘Gezinnen zien dat je meer kunt investeren als je minder kinderen krijgt. Als een kind een opleiding afmaakt, kunnen ze geld verdienen en voor je zorgen op je oude dag’, zegt Janssens. Door dat nieuwe perspectief, samen met een aantrekkende economie en onmisbaar schoon drinkwater, nam de oprechte interesse in de gezondheid van kinderen toe. Vanuit Noordwest-Nederland trekt die moderniseringsgolf naar het zuidoosten; de zuigelingen- en kindersterfte beginnen dan fors af te nemen.
Kinderen krijgen ook langzaamaan meer te eten dan alleen brood, pap en aardappelen: groente en vlees komen vaker op het menu, zeker na de Tweede Wereldoorlog. Dat is allemaal goed voor de weerstand, wat een infectie minder hevig maakt voor peuters en kleuters. Zo daalt de kindersterfte verder, nog vóór er vaccins komen. Al waren vaccinaties volksgezondheidstechnisch toch wel de kers op de taart: ze dringen de laatste resten superbesmettelijke ziekten echt weg, rekende historicus Maarten van Wijhe voor.
Hoe staat het er nu voor?
De zuigelingen- en kindersterfte is nu meer dan honderd keer kleiner dan 150 jaar geleden. Sterker, wereldwijd is de kindersterfte nooit zo laag geweest, ook in ontwikkelingslanden. ‘Je ziet wel wat er misgaat als de omstandigheden ineens weer erbarmelijk worden’, zegt RIVM-onderzoeker Hans van Vliet. ‘Als mensen op de vlucht slaan zonder goede voeding en medicatie, zoals de Rohingya onlangs, zie je toch weer een mazelensterfte van een op de honderd kinderen.’