WetenschapNederlands onderzoek
Hoe hardloopwedstrijden coronaproof worden – en vijf andere opmerkelijke coronastudies
Wetenschappers stuurden massaal voorstellen in toen de overheid 42 miljoen uitloofde voor urgent corona-onderzoek. Er lopen ruim honderd projecten. Waar staan de onderzoekers nu? Zes opmerkelijke studies uitgelicht.
Kan een hardloopwedstrijd coronaproof?
Wie: Radboudumc in samenwerking met Stichting Zevenheuvelenloop
Budget: 25 duizend euro
Net als de marathon van New York en die van Amsterdam kan de Zevenheuvelenloop, in november, niet doorgaan. Of toch wel? Toen de overheid alle grote evenementen tot 1 september opschortte, besloot Stichting Zevenheuvelenloop samen met onder andere het Radboudumc een protocol op te stellen voor een grootschalige, coronaproof hardloopwedstrijd.
Zo’n protocol moet uitkomst bieden voor hardloopevenementen en andere buitenactiviteiten zoals festivals. Maar hoe laat je duizenden mensen een parcours over zeven heuvels starten en finishen met anderhalve meter afstand? ‘Lopers verdelen we in meer startgroepen dan normaal. We trekken de vertrektijden van de groepen uit elkaar. Zo krijg je een rustig parcours waarin iedereen de ruimte heeft’, zegt Alexander Vandevelde, directeur van de Zevenheuvelenloop. ‘Met de NS overleggen we onder andere over hoe alle deelnemers veilig van het station via looproutes naar de startvakken kunnen komen.’
Dan is er nog het publiek. ‘Om de loop door te kunnen laten gaan, moet publiek zo veel mogelijk thuis blijven. Dat gaan we ook duidelijk communiceren.’ Vandevelde begrijpt dat familieleden hun geliefden willen zien rennen. Daarom is er een app om lopers nauwkeurig te volgen en een live-uitzending van de loop op regionale tv en internet. De organisatie zoekt nog een interactieve functie waarmee het publiek de lopers kan aanmoedigen vanaf de bank.
Het protocol is nog niet af, maar vooralsnog gaat de stichting ervan uit dat de loop doorgaat. Dat heeft ook een maatschappelijk belang, zegt Vandevelde. ‘De loop stimuleert mensen om te blijven bewegen.’ Wel zal onderzocht worden of er onverhoopt toch nieuwe besmettingen uit voortkomen, zegt projectleider en hoogleraar fysiologie Maria Hopmans van het Radboudumc. Of de wedstrijd echt wordt gelopen, hangt nog af van een mogelijke tweede besmettingsgolf en eventuele nieuwe maatregelen.
Hoe verspreidt het virus zich?
Wie: Erasmus MC, UMC Utrecht, AMC en RIVM
Budget: ruim 400 duizend euro
Toen eind februari de eerste coronabesmetting in Nederland was vastgesteld, was er nog maar weinig bekend over het virus. Viroloog Marion Koopmans en haar projectteam kregen ruim 400 duizend euro om de verspreiding en overdracht van het virus in kaart te brengen.
Het projectteam begon met onderzoek naar de verspreiding van sars-cov-2 door genetische analyses van het virus te maken. Het virus, vaak geportretteerd als een bolletje met stekels, is niet veel meer dan wat erfelijk materiaal (rna) en eiwitten. Zodra het bij iemand binnendringt, begint het zich te kopiëren. Tijdens het kopiëren gaat er af en toe iets mis en dus ontstaan geen exacte klonen, maar een soort familieleden van elkaar. Stel er liggen twee patiënten op de ic, dan kunnen onderzoekers met deze methode helpen te achterhalen of beide patiënten elkaar besmet hebben, of dat ze de besmetting ergens anders hebben opgelopen.
Met deze methode ontdekten de onderzoekers begin maart een ‘sterk signaal dat er iets onder de radar ging’, zegt Koopmans. ‘We zagen al snel dat er allemaal coronavirussen waren met veel onderlinge verschillen. Dat betekende dat de ziekte niet op één moment in Nederland werd geïntroduceerd, maar dat er verschillende besmettingsbronnen waren die we nog niet zagen.’ Deze bevinding is een van de redenen waarom in maart werd besloten tot drastische maatregelen, zoals afstand houden.
Het virus is ‘here to stay’, zegt Koopmans. Daarom gaan de onderzoekers kijken naar hoe het zich op lange termijn ontwikkelt en gedraagt. Dat is belangrijk om de effecten van vaccins en geneesmiddelen te kunnen beoordelen en andere maatregelen voor de toekomst te voorspellen.
Hoe beleven psychiatrische patiënten aanrakingen en het gebrek daaraan?
Wie: GGz Centraal
Budget: 15 duizend euro
Knuffelen past niet meer in de anderhalvemetersamenleving. Klinisch psycholoog Barbara Montagne (GGz Centraal en UU) maakt samen met neuropsycholoog Anouk Keizer (UU) en documentairemaker Lieza Röben drie filmische portretten van psychiatrische patiënten, die praten over hun ervaringen nu aanraken niet meer vanzelfsprekend is.
‘Kinderen krijgen zelfvertrouwen door knuffelen en ouderen worden rustig van bijvoorbeeld dieren aaien. Bovendien geven aanrakingen steun en het gevoel erbij te horen’, zegt projectleider Montagne. ‘Het onderzoeken van de rol van aanraking in het leven van patiënten met een psychiatrische stoornis staat in de kinderschoenen. Veel is nog onbekend.’ Met de korte documentaire willen de drie vrouwen het onderwerp naar de behandelkamer brengen: ‘Wat doet een aanraking met jou? En word je voldoende aangeraakt?’
‘Een arm om me heen is een van mijn diepste wensen’, is een uitspraak uit de documentaire die illustreert welk effect een gebrek aan aanrakingen heeft. De patiënten praten over hun eenzaamheid, boosheid en verdriet. De film moet een platform bieden voor psychiatrische patiënten om te vertellen wat aanrakingen, of een gebrek hieraan, met hen doen. ‘Wat wij als vanzelfsprekend prettig vinden of missen in deze tijd is niet per se wat patiënten ook verlangen of nu missen’, legt Montagne uit. ‘Daarom wilden we patiënten aan het woord laten.’
Montagne hoopt dat zorgopleidingen de film gaan laten zien aan studenten en dat zorginstellingen hem gaan gebruiken om een gesprek over aanrakingen te beginnen met hun patiënten.
Hoe kunnen vrijwilligers achterstandskinderen blijven voorlezen?
Wie: Erasmus Universiteit Rotterdam in samenwerking met VoorleesExpress
Budget: 25 duizend euro
Wekelijks lezen vrijwilligers van de VoorleesExpress ruim vijfduizend kinderen uit achterstandsgezinnen verhalen als Rupsje Nooitgenoeg voor om hun taalontwikkeling te stimuleren. Vanwege corona kunnen veel huisbezoeken niet meer doorgaan. De Erasmus Universiteit in Rotterdam kreeg een subsidie om een alternatief te ontwikkelen voor de huisbezoeken.
Digitale prentenboeken lijken een oplossing. In plaats van het verhaal van Rupsje Nooitgenoeg voor te lezen, en bladzijde voor bladzijde om te slaan, speelt het zich in animaties af en vertelt een voice-over wat er gebeurt. Maar deze moderne prentenboeken kunnen het huisbezoek niet helemaal vervangen, zegt projectleider Roel van Steensel: ‘Vrijwilligers gaan niet simpel door het verhaal heen, maar stoppen geregeld om vragen te stellen aan de kinderen. Hierdoor trek je kinderen meer het verhaal in en kunnen ze het beter begrijpen. Hiermee vergroot je hun verhaalbegrip en woordenschat.’
Om de kinderen al vragend bij een verhaal te betrekken zijn vrijwilligers nodig. Daarom is het projectteam bezig met video’s waarin vrijwilligers instructies krijgen om via videobellen samen met gezinnen digitale prentenboeken te bekijken. Door de animaties op pauze te zetten, kunnen vrijwilligers vragen stellen aan de kinderen. ‘We willen zo’n honderd gezinnen laten werken met deze onlinevoorleesvariant om te kijken of ouders en vrijwilligers ermee uit de voeten kunnen.’
Hoe beleefden kwetsbare groepen de lockdown en versoepelingen?
Wie: Universiteit van Amsterdam, Trimbos-instituut, Hogeschool van Amsterdam, Parhos, MEE NL, Vrije Universiteit Amsterdam en Ben Sajetcentrum
Budget: ruim 325 duizend euro
Met het project Coronatijden in Nederland onderzochten wetenschappers de sociale effecten van de maatregelen. Tijdens de lockdown verloren mensen uit kwetsbare groepen sociale contacten, dagbesteding en zingeving, concluderen de onderzoekers. ‘Veel van deze sociale schade was achteraf gezien niet nodig geweest’, aldus coprojectleider en hoogleraar antropologie Jeannette Pols.
Voor het project zijn ruim tweehonderd mensen geïnterviewd. ‘Door interviews in plaats van digitale vragenlijsten te gebruiken hebben we gedetailleerde omschrijvingen en een breder bereik. Ouderen of daklozen bereik je vaak niet met digitale vragenlijsten’, zegt Pols.
Tijdens een eventuele volgende lockdown moeten sociale contacten mogelijk blijven, is een van de aanbevelingen. ‘We hebben nu veel beschermende kleding en de mogelijkheid om mensen snel te testen.’ Daarmee ziet Pols mogelijkheden om wel op bezoek te gaan bij ouderen en cliënten.
Daarnaast moet de overheid gaan werken aan een digitalisering in de culturele sector. Met bijvoorbeeld onlineconcerten die mensen samen kunnen bekijken en ervaren kan de eenzaamheid worden verlicht. ‘Culturele ervaringen kunnen mensen verbinden’, zegt Pols.
Dan is er nog de verwarring over de regels: we moeten anderhalve meter afstand houden, maar mogen wel naar de kapper. Een deel van de ouderen in de risicogroep blijft veel binnen, maar zien mensen buiten geen afstand meer houden. Om frustratie en verwarring te voorkomen, adviseren de onderzoekers dat de overheid de maatregelen beter uitlegt voor kwetsbare groepen als daklozen, licht verstandelijk beperkten, migranten en alleenwonende ouderen.
Kunnen we zorgpersoneel afkoelen onder alle hete beschermingskleding?
Wie: Radboudumc in samenwerking met NOC*NSF en TNO
Budget: 50 duizend euro
Zorgmedewerkers die werken met coronapatiënten kunnen last hebben van hittestress. Onder hun plastic schorten, mondkapjes en spatbrillen kan de temperatuur oplopen tot 36 graden. Om het werkcomfort te verhogen worden proeven gedaan met koelvesten voor verpleegkundigen.
De vesten waren eigenlijk bedoeld om topsporters dit jaar beter te laten presteren op de Olympische Spelen in een zomers Tokio. Onderzoekers lenen de vesten uit om een steentje bij te dragen aan verlichting van de coronacrisis, aldus Thijs Eijsvogels, leider van het Coolvid project.
Met enkele aanpassingen zijn de vesten, die lijken op een draagbaar ijspack, bruikbaar in de zorg. Het koelt de drager drie uur, waardoor die in een ruimte van zo’n 21 graden lijkt te werken. ‘De vesten zitten comfortabel, maar achter de computer was het wel wat fris’, vertelt Eijsvogels.
Zeventien verpleegkundigen van het Radboudumc testten de vesten en zijn positief. ‘Ik had minder hoofdpijn en zweette ook minder. Normaal moet ik in de pauzes flink bijkomen en opladen om weer aan de slag te gaan, maar na werken met het vest kon ik rustig ontspannen in mijn pauze. Ik ervaar mijn werk als veel gemakkelijker’, zegt verpleegkundige Mike Zwartkruis. ‘Normaal gesproken duurt het lang voordat je onderzoek in de praktijk toepast, maar bij dit project is er direct resultaat en zeiden de deelnemers dat ze niks anders meer willen’, zegt Eijsvogels.
Momenteel brengt het onderzoek hittestress bij zorgpersoneel op nationaal niveau in kaart. Zo wil het projectteam erachter komen wie de vesten goed kunnen gebruiken.