archeologie

Hij geeft wrakken hun naam terug: ‘De provincie Flevoland is het grootste scheepskerkhof ter wereld’

Maritiem archeoloog Yftinus van Popta identificeert scheepswrakken en puzzelt zo de geschiedenis van de Zuiderzee bij elkaar. Een geschiedenis van misschien wel vierduizend scheepsrampen.

Ernst Arbouw
Overblijfselen van spanten van het driehonderd jaar oude scheepswrak Queen Anne, gevonden tijdens opgravingen in Rutten in de Noordoostpolder. Het schip werd in 2016 ontdekt nadat een boer met zijn ploeg vast was komen te zitten in zijn weiland. Beeld Henk Vrieselaar / ANP
Overblijfselen van spanten van het driehonderd jaar oude scheepswrak Queen Anne, gevonden tijdens opgravingen in Rutten in de Noordoostpolder. Het schip werd in 2016 ontdekt nadat een boer met zijn ploeg vast was komen te zitten in zijn weiland.Beeld Henk Vrieselaar / ANP

Yftinus ziet de zee. In het rechte lijnenlandschap van Flevoland ziet maritiem archeoloog Yftinus van Popta het wateroppervlak, een meter of 3 boven zijn hoofd. Hij ziet schepen over het water kruisen, jaar na jaar. Een praam, een vissersschip, een tjalk met een lading bakstenen. En hij ziet de rampen: schepen die door noordwesterstorm kapseisden of aan lager wal werden geblazen, of boten die zo armoedig onderhouden waren dat ze van pure ellende zonken.

Van Popta, onder meer verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, weet de locatie waar schepen met namen als De Hoop en Fiducie eindigden op de zeebodem en hij weet de huidige perceelnummers: A90, waar twee wrakken naast elkaar lagen, destijds geregistreerd als ‘één uur gaans van Lemmer’, nu een akker met aardappels in een flauwe bocht van de snelweg A6.

Van de elf scheepswrakken in Flevoland die op dit moment met naam bekend zijn, heeft Van Popta er zes geïdentificeerd. (‘En de zevende is onderweg.’) Met wrakbeschrijvingen, krantenarchieven, stambomen en bodemvondsten – papiersnippers, aardewerk, persoonlijke bezittingen – puzzelde hij niet alleen de namen van gezonken schepen bij elkaar, maar ook de levensverhalen van mensen die woonden en werkten op de voormalige Zuiderzee. ‘Een arm en vaak hard bestaan’, zegt hij. Bij een schip dat hij identificeerde in de Noordoostpolder verdronken de vrouw, de zes kinderen en de knecht, de schipper. ‘Daar denk ik wel aan als ik door de polder rijd.’

Vondsten van een scheepswrak nabij Biddinghuizen: de pantoffels van Willem Venema en het schort van Annegien Koerts, het schippersechtpaar. Beeld Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut voor Archeologie
Vondsten van een scheepswrak nabij Biddinghuizen: de pantoffels van Willem Venema en het schort van Annegien Koerts, het schippersechtpaar.Beeld Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut voor Archeologie

De geïdentificeerde schepen vormen maar een fractie van het totaal. Sinds de drooglegging van de IJsselmeerpolders, eerst de Noordoostpolder in 1942, daarna Oostelijk Flevoland in 1957 en Zuidelijk Flevoland in 1968, zijn 450 wrakken opgegraven uit de zeeklei. En ja, bevestigt hij: 450 wrakken is heel, héél veel. ‘De provincie Flevoland is het grootste scheepskerkhof ter wereld. En dan heb ik het alleen nog maar over wrakken die zijn beschreven. Ik ben ervan overtuigd dat er nog meer ligt.’

Waarom denkt u dat?

‘Er zijn destijds, na de droogmaking, hele stukken polder niet opgegraven. Denk bijvoorbeeld aan de Oostvaardersplassen. Gemiddeld is er in Flevoland één wrak op iedere 4 vierkante kilometer, dan zouden er in de Oostvaardersplassen zo nóg eens twintig of dertig moeten liggen. Er zijn bovendien resten die na de inpoldering wel zijn gemeld, maar nooit zijn opgegraven. In de buurt van Kraggenburg in de Noordoostpolder ligt bijvoorbeeld een wrak dat is de jaren veertig is waargenomen. Archeologen hebben daar rond 2000 gezocht zonder iets te vinden. Maar als ik op recente luchtfoto’s kijk, kan ik het gewoon aanwijzen.

‘Als je naar bronnen voor eind 19de, begin 20ste eeuw kijkt, waren er gemiddeld tien tot vijftien scheepsrampen per jaar in het hele Zuiderzeegebied. Extrapoleer dat naar de periode vanaf 1600 en je komt op 3.500, 4.000 mogelijke wrakken. Dat is een getal waar een paar aannamen in zitten en de provincie Flevoland is maar een deel van de voormalige Zuiderzee, maar je mag er veilig van uitgaan dat er nog heel veel meer in de bodem ligt.’

Om wat voor schepen gaat het?

‘Alle typen eigenlijk, en uit elke periode.’

De provincie Flevoland is vanaf 1942 in drie fasen drooggelegd, eerst de Noordoostpolder, daarna de Oostelijke- en Zuidelijke Flevopolder. Wanneer werd duidelijk dat er zoveel wrakken lagen?

‘Eigenlijk vanaf dag één, toen zichtbaar werd dat op sommige plaatsen houten resten uit de zeebodem staken. Daarna, bij het in cultuur brengen van het land, werden sloten, tochten en drainagegreppels gegraven. Daarbij kwamen nog veel meer resten naar boven.’

Aangetroffen wrakken moesten officieel worden aangemeld, legt Van Popta uit. Daarna werd de vondst uitgegraven en beschreven, waarna het polderwerk verder kon. Die registraties zijn een belangrijke bron bij zijn werk: door de vindplaats van het schip te vergelijken met historische bronnen – oude nieuwsberichten, maar vooral meldingen van de zogenoemde wrakkendienst, die vanaf de loop van de 19de eeuw obstakels op de Zuiderzeebodem registreerde.

Zo vond Van Popta afgelopen najaar de oorspronkelijke wrakmelding bij een opgraving uit 1981 in de buurt van Almere. Hij wijst op een topografische kaart op tafel, midden in de Noorderplas, een recreatieplas aan de rand van de stad: ‘Precies hier. Ter hoogte van de letter D.’

Zes scheepswrakken heeft Yftinus van Popta tot nu toe geïdenti­ficeerd. Beeld
Zes scheepswrakken heeft Yftinus van Popta tot nu toe geïdenti­ficeerd.

Met zijn wijsvinger trekt hij een paar lijnen over de kaart. ‘Er is een wrakmelding voor een schip dat is gezonken op precies deze plek: in een rechte lijn naar de oostelijkste punt van Marken, met een handspaaklengte tot de kerktoren van Volendam. Een tweede peiling van de wrakkendienst wees naar het dorpje Uitdam. De twee lijnen kwamen samen precies op de plek waar de polderwerkers de resten van het schip vonden.’

De afmetingen van het opgegraven schip waren gelijk aan die van het gezonken schip. En de lading klopte: 42.500 bakstenen, afkomstig uit Westervoort. Het bleek te gaan om de Hoop op Zegen, van schipper Gerrit van Meines uit Gasselternijveen in Drenthe. Onderweg van Westervoort naar Alkmaar kwam Van Meines in de nacht van 19 juli 1871 door plotselinge wind en regen in problemen op de Zuiderzee. Volgens een nieuwsbericht uit die tijd stak de volgende ochtend alleen de mast nog uit het water. De schipper en zijn familie hadden zichzelf net op tijd kunnen redden.

null Beeld

U heeft nu zes wrakken geïdentificeerd en er zijn in totaal elf wrakken bij naam bekend. In vergelijking met het totaal van 450 gevonden schepen lijkt dat toch weer weinig.

‘Het is onderzoek dat snel in opkomst is. Tot tien jaar geleden waren er maar twee scheepswrakken bij naam bekend.

‘Er zijn de laatste jaren twee belangrijke veranderingen geweest. Aan de ene kant zijn de onderzoeksmethoden verbeterd. We hebben nu betere computersystemen om ruimtelijke gegevens te bewerken, er zijn digitale hoogtekaarten waarop je op de centimeter nauwkeurig hoogteverschillen ziet. Aan de andere kant is de beschikbaarheid van digitale historische bronnen enorm verbeterd. Oude bevolkingsregisters zijn gedigitaliseerd en de Koninklijke Bibliotheek maakte bijna alle Nederlandse kranten digitaal doorzoekbaar.

‘Het is veel makkelijker geworden om rampen op te zoeken, om oude en nieuwe kaarten op elkaar te projecteren, om de familiestamboom van een schipper uit te pluizen.’

Komt het voor dat bij opgravingen directe aanwijzingen zijn gevonden, een naambord, of sporen van een scheepsnaam op de boeg?

‘Nee. Dat zou hartstikke mooi zijn, maar het is nog nooit gebeurd.’

Eén keer vonden archeologen een schijnbare aanwijzing: bij een opgraving in de buurt van Biddinghuizen een houten bord met een naam en een jaartal uit de verse klei: De Zeehond, en een jaartal: 1878. Bij hetzelfde wrak werd een tweede houten bord gevonden met de namen van het schippersechtpaar: W. Venema en A. Koerts, en opnieuw het jaartal 1878, het trouwjaar van Willem Venema en Annegien Koerts uit Hoogezand.

Een houten bord met een naam en een jaartal uit de verse klei: De Zeehond. De Zeehond bleek, zo leerde Yftinus van Popta, niet de naam van het schip. Dat heette Fiducie of Fidusie. Het jaartal klopte wel: 1878.
 Beeld Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut voor Archeologie
Een houten bord met een naam en een jaartal uit de verse klei: De Zeehond. De Zeehond bleek, zo leerde Yftinus van Popta, niet de naam van het schip. Dat heette Fiducie of Fidusie. Het jaartal klopte wel: 1878.Beeld Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut voor Archeologie

Duidelijke zaak, zou je verwachten: hier rust De Zeehond. Zo kwam het schip ook in de boeken. De resten van de tjalk werden tentoongesteld in Lelystad en in 1979 hielden onderzoekers zelfs een familiedag voor meer dan dertig nazaten van het Groninger schippersechtpaar – de hele familie overleefde de scheepsramp.

‘Op die familiedag was zelfs nog een dochter aanwezig, geboren ná de scheepsramp. Zij hield daar een schoentje vast dat in het wrak is gevonden en van een van haar oudere, inmiddels overleden broers is geweest.’

Mooi verhaal, alleen klopte er iets niet. Toen Van Popta de zaak bekeek, vond hij nergens in de archieven een gezonken schip dat De Zeehond heette. En er was nog een probleem: de Groninger tjalk van het echtpaar Venema-Koerts bleek volgens de archiefstukken een andere naam te hebben: Fiducie, of Fidusie, gedoopt in – dat wel – 1878. ‘We denken nu dat De Zeehond een bijnaam van het schip was. Een grap die is ontstaan door een opmerking bij de tewaterlating. Op zo’n moment zie je dat je door verbeterde techniek – in dit geval veel beter toegankelijke archieven – tot nieuwe conclusies komt.’

Een tweede houten bord dat werd gevonden, met de namen van het schippersechtpaar: W. Venema en A. Koerts. Beeld Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut voor Archeologie
Een tweede houten bord dat werd gevonden, met de namen van het schippersechtpaar: W. Venema en A. Koerts.Beeld Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut voor Archeologie

Waarom wilt u zo graag de namen van al die wrakken achterhalen?

‘Ik kan als archeoloog op een congres gaan staan en voor m’n collega’s een presentatie geven over de dikte van de scheepsbalken en de constructie van de houten pennen, maar ik probeer ook een ander verhaal te vertellen. Wat is hier gebeurd? Wat hebben de mensen die hier voeren, die hier werkten en woonden meegemaakt? Ik probeer studenten ook altijd duidelijk te maken dat ieder scheepswrak gelijkstaat aan één scheepsramp. Vaak woonden de schipper en zijn familie aan boord. Als een schip verging, dan was een hele familie niet alleen hun inkomstenbron maar ook hun huis kwijt.

‘Je kunt in de Flevopolder gaan staan en denken: dit is nieuw land, saai en zonder verleden, maar er ligt dus wel degelijk geschiedenis.’

Wat is er eigenlijk gebeurd met de wrakken die tijdens de ontginning van de polders zijn gevonden?

‘Een klein deel is bewaard gebleven. Een aantal wrakken ligt tentoongesteld in Museum Batavialand in Lelystad, één exemplaar ligt in Den Helder en er is een wrakkenkerkhof bij Almere, waar schepen werden herbegraven om ze zo te behouden voor eventueel toekomstig onderzoek. De rest is ‘afgevoerd’. Dat betekent dat het hout op een grote bult ging met dieselolie eroverheen en dat het is verbrand.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden