Gemengde wijken helpen minder bedeelde bewoners niet vooruit
Het idee dat arm zich aan rijk zou kunnen optrekken, gaat in de stadspraktijk niet op. Het mengen van een wijk leidt wel tot een hoger gemiddeld inkomen in die wijk, maar het heeft geen invloed op de economische positie van individuele bewoners. Dat concludeert politiek socioloog Emily Miltenburg die vrijdag promoveert.
Zelfs bewoners die door het mengingsideaal hun sociale huurwoning moesten verlaten en naar een welvarender buurt zijn verhuisd, gaan er qua arbeidsperspectieven niet op vooruit. Toch geloven veel politici en beleidsmakers nog altijd in het zogenoemde buurteffect. Het is een overtuiging die ten grondslag ligt aan decennia van sociaal beleid op woongebied, waaronder de 'Vogelaarwijken' waar tussen 2008 en 2012 honderden miljoenen in zijn geïnvesteerd.
Het opmerkelijke is dat wetenschappers keer op keer laten zien dat het zo niet werkt. Socioloog Miltenburg, die in Amsterdam woont, zag het wijkenbeleid - de sloop van sociale huurwoningen in ruil voor duurdere huizen - in haar eigen omgeving en besloot een studie te doen die zich uitsluitend richtte op eventuele economische effecten van dit gemengde wijkenbeleid.
'Omdat veel van het eerdere onderzoek geen rekening hield met de verhuisgeschiedenis van bewoners en de relatie van bewoners met hun buurt, heb ik naar duizenden buurten in Nederlandse steden en dorpen gekeken over meerdere jaren', zegt Miltenburg. 'Mogelijk zou het effect per buurtbewoner verschillen en is het daarom niet eerder gevonden.'
Maar nee. Het bureneffect bestaat niet: oorspronkelijke minder bedeelde, lager geschoolde bewoners van een wijk hebben economisch gezien niets aan een buurman of buurvrouw met een goede baan en een goed inkomen. 'Eigenlijk is het ook logisch, waarom zou ik profiteren van het feit dat mijn buurman goed verdient?', zegt de sociologe.
Waarom blijft het dan zo'n hardnekkige gedachte in ons collectieve geheugen? 'Ik snap dat wel. Het klinkt mooi - meer hulpbronnen, meer rolmodellen', zegt Miltenburg. 'Bovendien wil je geen excessen, zoals gettovorming of totale veryupping. Maar dat is vooral een politiek standpunt. Economisch is de invloed van de buurt aanzienlijk kleiner dan vaak wordt beweerd.'
Maarten van Ham, hoogleraar stedelijke vernieuwing (TU Delft), noemt de studie van Miltenburg goed uitgevoerd en is het eens met haar bevindingen. Toch concludeert hij niet dat het mengen van wijken geen zinvol beleid is. 'Het verdunnen van armoede is namelijk wel goed voor de stad als geheel. De reputatie van een wijk kan verbeteren, je haalt de hogere en middeninkomens terug naar de oude binnensteden, waar nieuwe winkels en bedrijven ontstaan.'
Voor de oorspronkelijk bewoners (die deels verhuizen naar andere wijken) moet je alleen tegelijkertijd inzetten op betere scholing en kansen op de arbeidsmarkt, zegt Van Ham. 'Gemengd en goed onderwijs doet veel meer voor emancipatie dan gemengd wonen.'
Dat beleidsmakers Oost-Indisch doof lijken voor de wetenschappelijke bevindingen over buurteffecten, beziet Van Ham met milde verbazing. 'Ik zei het vijf jaar geleden al: soort zoekt soort, ook in de wijk, en wijkcontacten moeten niet overschat worden, aangezien de meeste mensen een netwerk hebben via werk of vrijetijdsbesteding.'
Hij hoopt dat beleidsmakers in de toekomst beter nadenken over het doel van wijkenbeleid. 'Wil je de wijk opknappen of de bewoners helpen? Sloop gevolgd door nieuwbouw knapt alleen de wijk op.'
Armere wijkbewoners die naar een rijkere wijk verhuizen kunnen er zelfs op achteruit gaan, zegt Van Ham. 'Wij hebben onlangs ontdekt dat het voor kwetsbare kinderen en jongeren averechts kan werken om naar een betere wijk te verhuizen; ze hebben daar meer conflicten en problemen. Daarom moet zulk beleid altijd samengaan met een investering in scholing en opleidingen.'