Etter rijmt op boterletter
Wij zijn geen volk van grote dichters. Nou ja, Vondel schijnt een groot dichter geweest te zijn, maar wie leest die man nog?...
Er zijn niet veel verwensingen die rijmen, maar ze bestaan en er zitten juweeltjes tussen. Deskundigen onderscheiden vele soorten rijm, maar de verwenser is pragmatisch en beperkt zich hoofdzakelijk tot alliteratie, binnenrijm en volrijm. Voorbeelden van alliteratie zijn krijg de kreukels aan je kruis, lik me laars en je kunt me kutje kussen. Binnenrijm vinden wij onder andere in krijg een reetscheetvereelting en krijg de holstrontverklontering.
Maar de dichter van de straat heeft een duidelijke voorkeur voor de eenvoudigste rijmvorm, namelijk volrijm of Sinterklaasrijm. Helaas zijn niet alle dichtregels even geslaagd: zak (toch) in het gehakt klinkt alleen als de laatste t wordt ingeslikt (zak in het gehak). Weinig overtuigend vanwege de ongrammaticale laatste zin is de Haagse verwensing:
Krijg de krampen in je kuit
En de stuipen in je darmen
Kunnen vreten weer de armen.
Veel beter is krijg een loopoor van hier tot Hollands Spoor, een verwensing die in de jaren zeventig in de Hofstad in de toptien stond.
Vanzelfsprekend zijn er in de verwenspoëzie thema's te onderscheiden. De dichtende verwenser richt zich op de essentialia van het leven, te weten seks, religie, lichaamsfuncties en ziektes. Dit levert miniversjes op als: krijg een zweer aan je jongeheer, krijg de godgloeiende godverdomme en een kromme en krijg een stijve, dan mag-ie blijven. Niet helemaal duidelijk is krijg de jicht, allebei je ogen dicht. Denkt de dichter bij het twee zinsdeel nu aan blindheid of aan de dood?
De stofwisseling van de mens staat centraal in het poëem krijg de slingerschijt die langs je benen glijdt. Variaties zijn krijg de slingerschijt tot in de eeuwigheid en krijg de slingerschijt dat 't van narigheid langs je benen glijdt. Dit thema komt ook voor in een antwoordrijmpje, omstreeks 1950 opgetekend in Gouda. Wie daar werd uitgemaakt voor vuile etter, antwoordde steevast schijt een boterletter. Ook elders is dit echorijmpje bekend.
Bij de dichtregels
Stik (of) sterf staande met je hoed op en je jas aan,
dan ziet de duivel je voor een deurwaarder aan.
hebben we te maken met zogeheten gelijkrijm. De regels zullen zijn ontstaan als uitbreiding van de verwensing sterf staande met je hoed of pet op. Mogelijk heeft de dichter zich ook laten inspireren door de verwensing sterf jij staande met je bek open, dan ben je een pracht van een brievenbus.
Krachtig, overtuigend en effectief is het gedicht: stik of steek de (rot)moord in Amersfoort. De basisvorm - steek de moord - is al in 1530 aangetroffen. Amersfoort is in de rijmpositie toegevoegd. De verwensing is ook elders bekend. Een rijmloze Utrechtse variant is stik de galanteriemoord, dan kejje met je kouse vente.
Er zijn twee min of meer uitgebreide verwensgedichten. De bekendste, die begint met stik, verrek, verrot, verteer is hier al eens aangehaald. Hij komt in zeer veel varianten voor. Soms worden losse regels apart als verwensing gebruikt, zoals val in moten voor mijn poten, val in drieën, breek je knieën of
hang je zeven dagen lang
aan een touwtje in de gang.
Het andere gedicht wordt nu niet meer gebruikt. Het is voor de Tweede Wereldoorlog opgetekend in joods Amsterdam, bij loopjongens die vis aan huis bezorgden. Als zij de fooi te laag vonden, dan zongen zij, in het Jiddisch:
Krijg de weitik (krijg de ziekte)
Op frijtik (op vrijdag)
Hot da memme (heeft je moeder)
Ka deite (geen geld)
Meer nytik (meer nodig).
Wij zijn geen volk van grote dichters, maar poëzie leeft, ook op straat. Ewoud Sanders
Welke verwensingen heeft u waar en wanneer leren kennen? Schrijf dit aan de Volkskrant, Dag in Dag uit, postbus 1002, 1000 BA Amsterdam.