Een vroege anticommunist; NEDERLAND WAS NAIEF TEGENOVER COMMUNISTISCHE REGIMES

TOEN MARTIN van den Heuvel in 1967 na een correspondentschap van drie jaar voor Het Parool uit Moskou vertrok, liet hij zijn Russische vrienden foto's zien van de 'nette nieuwbouwwoning' die hij in Nederland zou betrekken: zes bij acht meter, met op de eerste verdieping drie slaapkamers en een badkamer....

PHILIPPE REMARQUE

Vanuit deze wereld van deprivatie en achterdocht kwam Van den Heuvel terug in Nederland. Maar daar waren veel intellectuelen inmiddels een stuk positiever gaan denken over het communisme. Ze wilden toenadering tot het Oostblok en werden beïnvloed door de revisionistische geschiedschrijving die de schuld van de Koude Oorlog bij de Amerikanen legde.

Van den Heuvel kon dit op grond van zijn kennis van de geschiedenis en zijn ervaringen in de Sovjet-Unie niet aanvaarden. Hij kreeg het hier en daar aan de stok met de vertolkers van het nieuwe linkse gedachtegoed. Vandaar de titel van zijn onlangs verschenen memoires: Uit het leven van een anticommunist - Herinneringen aan Oost-Europa.

Een autobiografie heeft Van den Heuvel niet geschreven. Het boek is in eerste plaats een bijdrage aan de discussie over links Nederland in de jaren zestig, zeventig en tachtig. Hij mag dan al decennialang een vooraanstaand Oost-Europadeskundige in Nederland zijn, hij overschat zijn rol gelukkig niet. De lezer komt wel te weten dat hij als banketbakkerszoon opgroeide in de schaduw van de Sint Bavo in Haarlem, waar hij eens stiekem een hostie achter een bosje uitspuwde. Want, zo merkt Van den Heuvel meer dan eens op, hij heeft altijd al een beetje een rebels karakter gehad.

De colleges die Van den Heuvel - met de bril en haardracht van een Oost-Duitse kerngeleerde - aan de Universiteit van Amsterdam gaf over de geschiedenis van Rusland en Oost-Europa waren doorgaans helder en geestig. De ironie die hij aan de dag legde, was zijn wapen tegen de heersende linkse vooroordelen over zijn onderwerp.

Niet dat hij zo'n reactionair type was, maar, zoals Van den Heuvel schrijft, 'een anticommunist (de geuzennaam die hij heeft geadopteerd) had het in die tijd niet zo gemakkelijk'. Zijn studenten wilden bijvoorbeeld niet geloven dat Lenin al was begonnen met de concentratie-kampen. Als geen argument meer hielp, zeiden ze volgens hem: 'Maar de Amerikanen in Vietnam dan?'

Het linkse beeld van de Oost-Europese geschiedenis en werkelijkheid had volgens Van den Heuvel dan ook weinig te maken met de feiten. 'De afkeer van onze eigen maatschappij leidde bij vele westerse intellectuelen tot een idealisering van het communistische systeem, waardoor zij de essentie ervan niet doorgrondden.'

Zelfs voor hun motieven heeft Van den Heuvel weinig respect: 'Achteraf lijkt de hele 'linkse' revolutie van de jaren zeventig niet meer dan een generatieconflict: veel verwende jongeren in conflict met hun burgerlijke ouders.'

De ironische toon van Van den Heuvels colleges ontbreekt enigszins in het boek. Zo geestig als Karel van het Reve kan en wil hij niet zijn. Maar hij geeft een helder geschreven overzicht van wat hij ziet als de naïeve opstelling van Nederland tegenover de communistische regimes. Het blijft fascinerend te lezen hoe linkse, christelijke jongeren in de jaren zeventig in hun kritische publicaties zonder veel omhaal de propaganda van de DDR kopieerden.

De Nederlandse democratie kende volgens hen beperkingen. 'Hoe is de leiding van het werk, de productie geregeld? Hoe zijn de woonverhoudingen, de zeggenschap in de buurt?' In de DDR hebben ze een hele andere opvatting van democratie, die niet op individuele rechten gebaseerd is. Het gaat daar om 'meebeslissen over de opbouw van de maatschappij, de productie en de verdeling', schrijft de Werkgroep Oost-Europa Projekten.

De bewondering van Nederlandse politici als Han Lammers en Dick Tommel voor de 'antifascistische staat' doet achteraf inderdaad volstrekt onbenullig aan. Van den Heuvel beschrijft hoe hun Vereniging Nederland-DDR door de Oost-Duitse overheid zonder veel omhaal werd gebruikt als mantelorganisatie. 'Ze wisten niet wat ze zagen, ze begrepen niet wat ze hoorden en ze beseften niet wat ze zeiden.'

Van den Heuvel trekt een rechte lijn van deze persoonlijke naïveteit naar de contacten met de Oost-Europese landen op staatsniveau. De Nederlandse voorkeursbehandeling van de Roemeense dictator Ceausescu in de jaren zeventig is volgens hem 'een dieptepunt in onze diplomatieke geschiedenis'. Hij geeft toe dat andere westerse landen hetzelfde deden, 'maar die wisten toch beter waar ze mee bezig waren'.

Ook beschrijft Van den Heuvel de angst van minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek om het Tsjechoslowaakse bewind voor het hoofd te stoten bij de uitreiking van de Erasmusprijs aan dissident Vaclav Havel. 'Wist hij veel, dat hij ene Havel nog eens als Tsjechoslowaaks president de hand zou moeten schudden.'

De Duitse Ostpolitik, de poging om middels verzoening de scherpe kantjes van de Oost-Europese regimes af te halen, speelde volgens Van den Heuvel slechts de communistische machthebbers in de kaart. De democratiseringsbewegingen in die landen werden vaak aan hun lot overgelaten.

Hoewel Van den Heuvel op grond van zijn vroegere standpunten enig recht van spreken heeft, lijkt hij hier toch ook een beetje een wijsheid achteraf te debiteren. In de jaren zeventig en tachtig hield immers bijna niemand rekening met de snelle verdwijning van de communistische regimes. Ook op Van den Heuvels Oost-Europa-Instituut werd uitgegaan van hun duurzaamheid.

Het streven om de Koude Oorlog te beëindigen en enige toenadering te zoeken tot deze landen heerste in alle westerse hoofdsteden, getuige de akkoorden van Helsinki in 1975. Dat de communistische leiders zich niet aan de afspraken hielden, is nog geen bewijs van de naïveteit van het Westen.

De val van de Muur heeft een einde gemaakt aan alle debatten. Uit het 'Tommel-debat' blijkt, dat voor een beetje tegenstelling tegenwoordig moet worden teruggegrepen op de tijd daarvoor. De huidige generatie Oost-Europa-deskundigen houdt zich dan ook niet meer bezig met de vraag of het communisme wel of geen positieve zijden bezit. Het gaat nu om de problemen die Oost-Europese landen tegenkomen bij het opruimen van de puinhopen.

In de uitgave Nieuwe tijden - Oost- en Midden-Europese landen na de val van het communisme geven Nederlandse deskundigen een objectieve beschrijving van de stand van zaken van Estland tot Albanië. Hier en daar klinkt wat kritiek op het IMF of kiest een auteur partij voor de Balten in hun diplomatieke worsteling met Rusland. De hoofdstukken over voormalig Joegoslavië zullen sommige lezers misschien te opiniërend vinden. Maar van grote controversen is geen sprake meer.

Het boek lijkt in de eerste plaats bedoeld voor het hoger onderwijs. De opwinding van het revolutiejaar 1989 spat niet van de bladzijden. Gekozen is voor een opeenstapeling van feitelijke informatie. Daardoor geeft het boek wel een handzaam, goed geschreven en volledig overzicht van de duizelingwekkende veranderingen in Oost-Europa. Het is een naslagwerk, waarvan uitgever Jan Mets over een paar jaar al weer een bijgewerkte versie wil brengen.

Terecht behandelen de auteurs ook de geschiedenis van de Oost-Europese landen. Daarin moet de verklaring worden gezocht voor de grote verschillen in de transformatieprocessen. Volgens de inleiding leefde aan het begin van de hervormingen in landen als Polen en Tsjechië zelfs 'een ander type burgers' dan in Rusland of Roemenië.

In het nawoord zeggen de samenstellers dat de zwaarste erfenis van het communisme de mentaliteit van de mensen is. Voor de democratie belangrijke attitudes als individualisme en verantwoordelijkheidsbesef hebben ze nergens geleerd. 'Deze psychologische erfenis van het communisme heeft samen met de teleurstelling over het uitblijven van 'gouden bergen' - of althans van volle koelkasten - zijn uitwerking niet gemist.' Demagogen kregen vrij baan, met als gevolg politieke verlamming of een bloedig etnisch conflict, zoals in voormalig Joegoslavië.

Het is, net als voor 1989, oneerlijk verdeeld. Terwijl de Nederlanders hun vederlichte, academische debat voeren over de zonden van de jaren zeventig, worstelen de Oost-Europeanen met de concrete last van het verleden.

Philippe Remarque

Martin van den Heuvel: Uit het leven van een anticommunist - Herinneringen aan Oost-Europa.

Becht; 176 pagina's; ¿ 32,50.

ISBN 90 230 0934 7.

Martin van den Heuvel, Hans van der Meulen & Hans Renner (redactie): Nieuwe tijden - Oost- en Midden-Europese landen na de val van het communisme.

Jan Mets; 224 pagina's; ¿ 39,90.

ISBN 90 530 212 3.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden