De goden gejat, oude verhalen anders uitgelegd
Welke Egyptische farao heeft dit piepkleine houten negerhoofdje met sadistisch plezier in het zand geprikt? Het was bevestigd aan de onderkant van zijn staf, zo rond 1300 voor Christus....
Van onze verslaggeefster
Judith Koelemeijer
AMSTERDAM
Net als de oude Egyptenaren, hebben ook archeologen lang neergekeken op de Nubiërs. De cultuur van Egypte was zo overweldigend, dat ze vergaten dat deze niet op zichzelf stond. De Egyptenaren onderhielden eeuwenlang intensieve contacten met hun zwarte zuiderburen. In Nubië - dat lag in het zuiden van het huidige Egypte en noorden van Soedan - waren goudmijnen en steengroeven. Door de woestijn liepen belangrijke karavaanroutes naar West- en Midden-Afrika, de Nubiërs controleerden de handel in onder meer wierook, ebbenhout, luipaardhuid en ivoor.
Niet alleen economisch hadden de twee volkeren herhaaldelijk wat uit te vechten. Er werden bloedige veldslagen geleverd, zoals bijvoorbeeld beschreven door farao Thoetmosis I nadat hij rond 1500 v. Chr. boven-Nubië had veroverd: 'De Nubische boogschutters liggen in de vallei, gevallen tijdens de slachtingen; de dalen zijn gevuld met hun ingewanden; hun bloed stroomt als een stortbui.' Ook in religieus en cultureel opzicht staken Egypte en Nubië elkaar naar de kroon.
In de Nieuwe Kerk in Amsterdam is de Nubische cultuur nu voor het eerst in al haar pracht te bewonderen. De titel van de expositie, De Zwarte Farao's, is een beetje misleidend, omdat de periode dat de Nubische farao's over Egypte regeerden (van 730 tot 667 v. Chr.) eigenlijk maar één hoofdstuk is van de fascinerende geschiedenis die wordt getoond. De expositie, samengesteld door Dietrich Wildung van het Ägyptisches Museum in Berlijn, voert je mee van de verre prehistorie tot in de derde eeuw na Christus. Hier worden niet, zoals vaak in het verleden gebeurde, de hoogtepunten geshowd van een schijnbaar onveranderlijke, op zichzelf staande, 'exotische' cultuur. Je ziet er, integendeel, hoe culturen overleven door op ingenieuze wijze leentjebuur te spelen; door goden te jatten, gebruiken te kopiëren, oude verhalen anders uit te leggen.
Neem de goddelijke ram die pronkt bij de entree van de expositie, Amon-Re. Deze belangrijkste god van het Egyptische Nieuwe Rijk (1540-1075) had nooit de gedaante van een ram. Tot de Egyptenaren, na veel eerdere, meer of minder gelukte pogingen, er rond 1400 v.Chr. uiteindelijk in slaagden heel Nubië te onderwerpen. Ze brachten hun ambtenaren, priesters en tempels naar Nubië (de beroemde heiligdommen van Aboe Simbel werden in die tijd gebouwd), en gaven sommige van hun goden een 'zuidelijke' verschijningsvorm. Amon-Re kreeg de vorm van een ram, een dier dat in het oude Nubië al van oudsher werd vereerd - zoals een gebeeldhouwde ramskop op de expositie laat zien. De Egyptische farao's hadden hiermee trouwens meteen hun eigen heerschappij over Nubië rechtvaardigd. Zij zagen zichzelf immers als de regelrechte zonen van Amon-Re.
De Nubische beschaving is een van de oudste ter wereld. De expositie toont zorgvuldig vormgegeven aardewerk uit de periode 2300 tot 1600 v. Chr, en een aantal innemende vruchtbaarheidsbeeldjes uit de prehistorie; rondborstige en bolbuikige vrouwenfiguren. Net als de Egyptische, liet ook de Nubische elite zich met have en goed begraven in imposante 'dodensteden' - zij het niet in sarcofagen, maar op bedden, waar ze op hun zij op werden gelegd. Complete kuddes stieren en rammen werden geofferd en in de grafheuvel bijgezet. Soms moesten ook dienaren en familieleden eraan geloven. Ten tijde van het koninkrijk van Kerma (2500-1500 v. Chr.) gingen zij, soms met honderden tegelijk, levend mee het graf in. (De Egyptenaren noemden de Nubiërs daarom spottend 'de geofferden', en zo hadden ze nog wel wat scheldwoorden, zoals 'in dierenvellen gehulden', 'pottendragers', en 'de Nehesioe met hun kroeshaar en door de zon verbrande gezichten'.)
Dat deze Nubiërs, met hun zo eigen cultuur, in 730 v. Chr. heel Egypte veroverden en als zwarte farao's op de troon plaatsnamen, lijkt in eerste instantie moeilijk voor te stellen. De Nubiërs profiteerden van de ineenstorting van het Nieuwe Rijk in 1075, maar belangrijker is dat ze hun verovering ook als een religieuze opdracht zagen. Aangemoedigd door de priesters van het heiligdom Gebel Barkal, raakten de Nubische vorsten ervan overtuigd dat zij de zonen waren van Amon, die ervoor moesten zorgen dat de twee helften van het oude, mythische Amonrijk (Egypte en Koesj, zoals Nubië genoemd werd) weer verenigd werden.
En dat deden ze met verve. De zwarte farao's zorgden voor een ware renaissance in het in verval geraakte Egypte. Ze namen de namen over van hun vroegere overheersers, organiseerden omvangrijke bouw- en restauratieprojecten, en lieten zich in indrukwekkende piramides in hun thuisland begraven. (In Nubië zijn er 223 bewaard gebleven, meer dan in heel Egypte.)
Ook nadat ze rond 667 door de Assyriërs uit Egypte waren verdreven, bleven de Nubische vorsten nog honderden jaren als farao's regeren. De vroegere onderdrukten wilden hun bevoorrechte positie niet zomaar opgeven, ze deden het nieuwe bewind in Egypte af als een schijnvertoning. Alleen zij waren de rechtmatige farao's, die in Nubië de oude glorie in stand hielden.
Toch slopen er na verloop van tijd steeds meer 'Afrikaanse' invloeden in de kunstwerken die ze lieten vervaardigen, zoals goed is te zien op de expositie. Het beeld van koning Senkamanisken bijvoorbeeld, uit 643-623 v. Chr., doet in eerste instantie denken aan een 'klassiek' Egyptisch farao-beeld. Een statige man, borst vooruit, handen langs de zij, de linkervoet naar voren. Maar zijn gezicht heeft negroïde trekken, hij draagt een 'koesjietenkap', zoals de muts op zijn hoofd heet, en om zijn hals heeft hij een band met drie ramskopjes.
Ook zijn echtgenote, koningin Amanimalel, heeft een geheel eigen, artistieke verschijning. Haar lichaam is met een dun gewaad omkleed, zoals je ziet bij de oude Grieken. Het is perfect gevormd, staat geheel op zichzelf; een schone, Afrikaanse koningin.
Zo zijn er tal van intrigerende voorbeelden van culturele kruisbestuiving. Wat te denken van de 'Kop van een man' uit de tweede of derde eeuw na Chr., die zo uit zwart Afrika lijkt geïmporteerd? Of van de 'Venus van Meroë', in dezelfde periode in Nubië gevonden? Dit vrouwenbeeld is een duizelingwekkende mix van Afrikaanse en klassiek-Griekse vormen. Je herkent alles, en toch heb je het nog nooit zó gezien.
De Zwarte Farao's. De Nieuwe Kerk Amsterdam, tot en met 1 februari 1998. Catalogus ¿ 65,-. In gebonden editie ¿ 85,-.
De tentoonstellingsbrochure kost tien gulden.