De bloemen van vuur worden steeds groter
Het rommelt in de buik van de Indonesische vulkaan Merapi. De meest actieve vulkaan ter wereld staat op punt van uitbarsten....
Het regenwater in de betonnen bak voor de observatiepost Babadan klotst zacht heen en weer. Binnen klinkt een irritante fluittoon, maar Ismail lijkt het niet te horen. Het is een alarmsignaal, bedoeld om hem naar de seismograaf in de aangrenzende kamer te jagen.
Negentien jaar zit Ismail hier al naar de top van de Merapi te kijken. Hij heeft elke beweging van de vulkaan al honderd keer meegemaakt. En de fluit gaat de laatste weken zo vaak, dat hij hem niet eens meer hoort. Pas na een tergend lange minuut loopt hij naar de seismograaf. Op het scherm heeft een groene lijn zich net verdikt tot een groene vlek: het rommelt in de buik van de Merapi.
‘Dit is een flinke bunga api’, zegt Ismail. Een bunga api (bloem van vuur) is de rode gloed die boven de vulkaan te zien is als daarbinnen de lava kookt. De wolkeloze afgelopen nacht was er elke drie, vier minuten een te zien. Zesentwintig keer droop er bovendien een beetje lava over de rand. Alweer meer dan gisteren.
De Merapi, volgens Indonesië de meest actieve vulkaan ter wereld, staat op uitbarsten. De grote activiteit van de afgelopen weken belooft een uitbarsting van formaat, misschien wel zo groot als die van 1994, of zelfs die van 1006 toen de twintig kilometer verderop gelegen tempel Borobudur onder een dikke laag as werd bedolven. De Australische ambassade heeft uit voorzorg haar personeel teruggeroepen uit Yogyakarta, dat veertig kilometer verderop ligt. De televisie zendt dag en nacht live de allerkleinste bewegingen van de vulkaan uit.
Al drie weken geldt op en rond de berg officieel de staat van paraatheid. Een week geleden zijn de inwoners van alle dorpen binnen een straal van 15 à 20 kilometer geëvacueerd. Militairen en politie kwamen met vrachtwagens om ze op te halen, maar de mensen wilden hun huizen niet verlaten en de sultan van Yogya moest eraan te pas komen. Nu zijn ze ondergebracht in kampen aan de voet van de berg; de toegangswegen naar hun dorpen zijn afgesloten om te voorkomen dat plunderaars de leegstaande huizen bezoeken.
De weg naar Pangokreco is zaterdag alweer open. ‘Gesloten voor vrachtwagens’ staat er nog wel, maar daar storen de trucks zich niet aan, die af en aan rijden om zand van de Merapi te halen. Ook in de dorpen. De vluchtelingenkampen zijn rond het middaguur volledig verlaten. Alle bewoners zijn ’s ochtends naar boven gekomen om gras te snijden voor de koeien, op het land te werken en thuis wat eten klaar te maken, want van dat ene bordje dat zij van de overheid krijgen kan een mens niet leven. ’s Avonds keren zij toch maar terug naar de kampen.
166 Dorpelingen uit Pangokreco bivakkeren in een dorpshuis aan de voet van de berg. Mannen zijn er niet, die blijven in het dorp, een paar kilometer onder de rokende top.
Een van de vrouwen is al vijf dagen hier en vraagt zich af: ‘Hoe lang gaat dit nog duren?’ Naarmate de dagen verstrijken groeit de twijfel. Is dit wel nodig? Wat weten die wetenschappers nu helemaal van de Merapi?
Zelfs Ismail, die de seismograaf bedient, geeft toe dat de vulkanologen van Babadan niet echt een idee hebben. Wat wij doen is meten. Wij weten dat de vulkaan actief is, maar wanneer hij uitbarst? Dat is het geheim van God.’
God is degene op wie de mensen het meest vertrouwen. En dan is er nog Mbah Marijan. Mbah Marijan woont in Cangkringan. Hij is de officiële ‘sleutelbewaarder’ van de Merapi, in dienst van de sultan van Yogya. De mensen in Cangkringan bejegenen hem met het grootste respect, en ook buitenstaanders brengen eerst hem een bezoek voordat zij de Merapi betreden.
Mbah Marijan weet wanneer de Merapi uitbarst, dat ziet hij in zijn dromen. Voorspellen kan hij niet, zegt hij met een glimlach. ‘Dat kunnen alleen slimme mensen. Ik ben maar een domme man.’ Desondanks heeft hij zoveel gezag dat duizenden bewoners van de Merapi thuisblijven omdat hij thuisblijft. ‘Ik ben de sleutelbewaarder, de soldaat van de sultan op de Merapi. Niets krijgt mij hiervandaan.’ Ook hij vertrouwt op God. Die heeft al eens een dodelijke gaswolk die hem bedreigde de andere kant op gestuurd.
Marijan is de beroemdste, maar lang niet de enige die voorspellende dromen heeft. De Merapi deelt zijn geheimen met anderen. Kringjing heeft bijvoorbeeld Mbah Bunto. Het is een dorp van stevige houten huizen met bamboewanden. Hier en daar zijn nieuwe houten bordjes aan de bomen gespijkerd. ‘Evakuasi’ staat erop. Niemand stoort zich eraan. Kringjing bestaat al honderden jaren en zal ook na de volgende uitbarsting nog bestaan, zegt Mbah Bunto. Bunto is bijna zo oud als de berg zelf: 185 jaar, zegt hij, hij was al honderd toen hij in 1932 de Hollanders meehielp met de bouw van de observatiepost Babadan. Zijn alweer negende vrouw schuifelt krom als een winkelhaak door het huisje, maar Bunto zit stram en kras op zijn rieten mat.
‘De politie kwam om ons op te halen, maar niemand uit het dorp is vertrokken. Het is hier veilig.’ Dat komt, zegt Bunto, doordat de mensen respect tonen voor de berg. Het dorp is brandschoon en opgesierd met bloemen, niemand spreekt ooit een oneerbiedig woord over de vulkaan. Dat voelt deze en daarop vertrouwen de mensen meer dan op de wetenschappers met hun meetapparatuur.
Deze evacuatie is de eerste echte test van het waarschuwingssysteem dat op de berg is geïnstalleerd. Het is ook de eerste test voor de geloofwaardigheid van de overheid en de wetenschap. Die was al niet groot en slinkt naarmate de uitbarsting langer op zich laat wachten.
Zelfs Ismail, zelf een dienaar van die wetenschap, is bescheiden als het gaat om een voorspelling. Zeker, hij verwacht dat een uitbarsting ophanden is: ‘Het is nog nooit voorgekomen dat de berg na zo’n actieve periode als nu weer tot rust kwam zonder uit te barsten.’ Verder durft hij niet te gaan, want voorspellen is hoogmoed. Ismail woont lang genoeg op de berg om te weten dat die daarvan niet is gediend. ‘Dat het elke keer is gebeurd, wil nog niet zeggen dat het ook déze keer gebeurt. Het is uiteindelijk God die beslist!’