21 ideeën voor een beter internet
Het internet begon als een groot democratisch experiment, maar inmiddels zijn een paar grote bedrijven oppermachtig. Samen controleren ze welke muziek we luisteren, welk nieuws we lezen en welke reclames we zien. Ook overheden hebben het internet gekoloniseerd. Ze gebruiken het om op grootschalige wijze privéinformatie over ons op te slaan of om democratische processen in binnen- of buitenland te verstoren.
In plaats van het vrije, machtsvrije netwerk dat de mensheid zou bevrijden, dreigt het internet een platform te worden voor ongebreidelde manipulatie en machtsuitoefening. Hoog tijd om ons af te vragen of we het tij kunnen keren: hoe wordt het internet weer van ons? De Volkskrant vroeg wetenschappers van verschillende disciplines naar ideeën. Hier de oogst!
1: OVERHEID
Laat de overheid een eigen Facebook bouwen. Idee: Ben Crum (hoogleraar politicologie Vrije Universiteit Amsterdam)
Probleem: Essentiële infrastructuur is in handen van private bedrijven.
Oplossing: Richt een internationale publieke organisatie op die invloed krijgt op het beheer van het internet. En laat overheden zelf bepaalde internetfuncties aanbieden.
Toelichting: Het internet is uitgegroeid tot een essentiële infrastructuur van algemeen belang, zoals drinkwater of het wegennet. Dat gaat niet alleen om de hardware maar juist ook om vitale software zoals zoekmachines en platforms voor sociale media. Het is allesbehalve vanzelfsprekend dat het beheer daarvan op dit moment volledig in handen is van private bedrijven met winstoogmerk zoals Google of Facebook. Om de stabiliteit, veiligheid en toegankelijkheid van het internet te garanderen, moet het beheer collectief of publiek belegd worden.
We kunnen het internet waarschijnlijk niet nationaliseren. Maar we kunnen wel zorgen voor meer publieke sturing en toezicht. We hebben een internationale organisatie nodig waarin overheden gezamenlijk beleid ontwikkelen voor de gewenste inrichting van het internet. Het lijkt handig om daarbij te beginnen met een kleinere coalition of the willing met westerse landen, zoals dat ook is gebeurd met de internationale klimaatconferenties.
Overheden zouden voor zo'n organisatie een positie kunnen afdwingen als een soort preferente aandeelhouder bij internetbedrijven van algemeen belang. Ook zouden ze bedrijven zoals Google of Facebook kunnen dwingen aparte Raden van Publiek Toezicht in te stellen. Dit soort publieke deelnemingsconstructies kennen we natuurlijk in tal van netwerksectoren in Nederland: Schiphol, ProRail, PostNL.
Daarnaast kunnen overheden bepaalde internetfuncties zelf gaan aanbieden, bijvoorbeeld een soort Facebook in publiek beheer, een publieke basisvoorziening die gegarandeerd veilig en toegankelijk is en die gebruikers in principe de mogelijkheid biedt om zich te onttrekken aan de private monopolies. Je zou een parallel kunnen trekken met de voormalige Postgiro, die overigens wat mij betreft ook mag terugkomen.
2: BUREAU
Centraal Bureau voor de Internetstatistiek. Idee: Aiko Pras (hoogleraar internetveiligheid Universiteit Twente)
Probleem: Bedrijven en overheden slaan alle internetdata van iedereen op.
Oplossing: Een onafhankelijk bureau moet inzichtelijk maken hoe de datastromen lopen.
Toelichting: Als je één keer op de website van Facebook bent geweest en daarna nooit meer, dan nog verstuurt je computer nog jarenlang data over welke websites die je bezoekt naar Facebook. De meeste mensen weten dat helemaal niet. Ze zouden schrikken als de feiten kennen.
Ik ben al sinds 1979 bezig met netwerken en de voorlopers van het internet. Als je mij rond de eeuwwisseling had verteld dat we met zijn allen veiligheidsdienst Stasi 2.0 aan het bouwen waren, waarin bedrijven en overheden alles van iedereen zouden opslaan, had ik het niet geloofd. Toch is dat precies wat nu gebeurt.
We moeten meer awareness onder internetgebruikers creëren. Dat doe je door te zorgen dat mensen de feiten kennen. Zelfs politici kennen de feiten nu niet. We hebben daarom een Centraal Bureau voor de Internetstatistiek nodig dat onafhankelijk data verzamelt over het internetverkeer en daarover op vaste tijden cijfers publiceert. Hoeveel data gaat naar welke partijen? Welk percentage van het internetverkeer gaat langs Google, Facebook of Huawei? Hoeveel data wordt in onze huiskamers verzameld door internettelevisies? Welk deel van het internetverkeer verlaat eigenlijk het Schengengebied?
Pas nadat het Centraal Bureau voor de Internetstatistiek voor bewustzijn heeft gezorgd, kan stap twee volgen: het aannemen van wetgeving die deze massale dataverzameling en -opslag beteugelt.
3: PIZZA
Pizza's van eigen bodem. Idee: Wil van der Aalst (hoogleraar computerwetenschappen Technische Universiteit Eindhoven)
Probleem: Als het internet een pizzeria is, komen de bodems uit Amerika.
Oplossing: Europa moet investeren in een eigen bodem van Green Big Data technologie.
Toelichting: Elke minuut loggen wereldwijd 900.000 mensen in op Facebook, worden 16 miljoen tekstberichten via WhatsApp verstuurd, 4 miljoen videos op YouTube bekeken, 120 nieuwe accounts op LinkedIn geopend en 990.000 keer geswiped op Tinder. Internetverkeer wordt overal ter wereld gegenereerd, maar de software komt vrijwel allemaal uit de VS. Alleen Spotify is niet Amerikaans.
Doen we het in de wetenschap beter? Nee! Als je de Google Scholar index bekijkt van meest geciteerde ICT-wetenschappers, dan is de hele toptien Amerikaans. Ik sta zelf op plek 12, en ben de enige Nederlander in de hele top-250. Ik zeg dat niet om op te scheppen, maar om te laten zien hoe dramatisch de situatie is. Vrijwel alle studenten die de opleiding data science in Eindhoven volgen, hebben online colleges op Amerikaanse universiteiten gevolgd. In Nederland maken we die online colleges nauwelijks. Maar als we geen eigen opleidingen opzetten, worden onze studenten getraind met enkel ideeën uit Stanford.
Als het internet een pizzeria is, dan komen de bodems uit Amerika. In Nederland kunnen we geen pizzabodems maken. We zijn wel goed in de toppings: allerlei sectoren ontwikkelen toepassingen voor het gebruik van big data in de gezondheidszorg, energiesector, vervoer. Het Topsectorenbeleid stimuleert dat ook. Maar als die toepassingen gebruik maken van onderliggende Amerikaanse big data technologie dan heb je daar uiteindelijk geen controle over. De Amerikanen kunnen zo een veel groter stempel drukken op allerlei zaken in ons dagelijks leven zoals de nieuwsstroom, waardoor ze manier waarop we naar de wereld kijken beïnvloeden.
We moeten onze eigen pizzabodems gaan maken. Dat betekent substantieel geld investeren in de basis van big data technologie. Big Data moet op zichzelf een topsector worden.
Ik zie allerlei mogelijkheden. Amerikanen zijn niet goed in privacybescherming. Zij vinden dat wij Europeanen het onszelf maar moeilijk maken met die privacyregels. Dat kan je ook zien als kans. Ik pleit ervoor dat we gaan investeren in Groene Big Data, technologie die wel de economische voordelen van big data biedt, maar zonder de negatieve effecten op privacy. Denk bijvoorbeeld aan big data-analyse van versleutelde gegevens, of 'vergeetachtige' databases. Dat is de toekomst, want je weet nu al dat mensen die inbreuk op hun privacy niet zullen blijven accepteren.
4: UITWASSEN
Pak uitwassen op internet aan. Idee: Jan van Dijk (hoogleraar sociologie van de informatiesamenleving Universiteit Twente)
Probleem: Individuele gebruikers hebben nauwelijks invloed op een vitale infrastructuur.
Oplossing: Het regeerakkoord moet afspraken bevatten over het aanpakken van uitwassen op internet.
Toelichting: In de jaren tachtig en negentig werd het internet door de innovators en de early adopters gezien als een instrument om de maatschappij te veranderen. Inmiddels is het internet geen gereedschap of instrument meer, maar een vitale infrastructuur die onze hele maatschappij beïnvloedt tot in de diepste poriën van het dagelijks leven. Het is ondenkbaar dat overheden, bedrijven en andere belangrijke organisaties daar geen greep op willen krijgen.
Op dit moment hebben individuele gebruikers (burgers, consumenten, werknemers) nauwelijks invloed. Ik denk dat 98% van de bevolking geen idee heeft hoe het internet werkt, laat staan dat ze het kunnen hervormen. Sinds 1993 hebben bedrijven en overheden het internet overgenomen van de vroege gebruikers (academici, technici, use group communities). In feite controleren zes Amerikaanse bedrijven ongeveer twee-derde van het internetverkeer. Dit heeft te maken met het feit dat het internet een netwerk. Via zogenaamde netwerkeffecten ontstaat een winner takes all situatie. Individuele overheden bieden geen tegenspel (alleen de EU probeert dit een beetje). Terwijl overheden monopolies tegengaan bij telefoon, krant en televisie krijgen de monopolisten op het internet volledig de vrije hand.
Een van de redenen is dat het internet grotendeels gratis lijkt te zijn. Het bedrijfsmodel van advertenties is dominant. Gebruikers van sociale media en online nieuwsmedia hebben daardoor geen invloed op het ontwerp en het aanbod. Ze willen er niets of in elk geval niet veel voor betalen. Als ik aan mijn studenten in de collegezaal vraag of zij een soort Facebook willen die wel privacyvriendelijk is en waar ze wel kunnen meebepalen, maar dat dit een abonnement van 5 euro per maand zou kosten zegt maar 10 tot 15 % ja. De rest wil het gratis, net als men online nieuws gratis wil hebben. Met als gevolg 'fake news' op Facebook: het versmelten van feiten, opinies en ficties op alle sociale media.
Deze situatie is onhoudbaar. De ontwikkeling van het internet is een voortdurende strijd. Het zullen uiteindelijk gebruikers zelf moeten zijn, met consumentenbonden, werknemersorganisaties, experts en journalisten die moeten opkomen voor meer vrijheid, de bescherming van privacy en meer inspraak. Je ziet nu al dat deze maatschappelijke weerstand effect heeft op overheden en bedrijven. Facebook wordt regelmatig aangepakt, en dan zie je dat ze zelf hun beleid ten aanzien van bijvoorbeeld fake nieuws veranderen. Onder druk heeft Facebook onlangs duizenden redacteuren aangenomen voor het verwijderen van foute video's.
Overheden handelen ook op basis van maatschappelijke weerstand. Een land als Duitsland, waar meer kritisch maatschappelijk verzet is, treedt strenger op ten aanzien van Google en Facebook dan Nederland waar dat verzet ontbreekt. Maatschappelijke pressie werkt. Om deze effectief te maken moeten ook het onderwijs en de regering in actie komen. Op school moeten meer uren omgaan met internet komen. Zoals voor informatievaardigheden en veilig surfen. Het is de leefwereld van jongeren, dus die zullen zeker opletten. Ik ben geen voorstander van een minister van ICT. Maar op allerlei terreinen en ministeries moet het volgende regeerakkoord meer concreet beleid bevatten voor het aanpakken van uitwassen op het internet. En dat in overleg met de EU.
5: INTERNETSFEER
Bescherm de nationale internetsfeer. Idee: Jelle van Baardewijk (docent-promovendus filosofie Vrije Universiteit Amsterdam)
Probleem: Het internet is het 21e eeuwse Wilde Westen, maar dan digitaal en mondiaal.
Oplossing: Nationaliseer de internetinfrastructuur om het belang van de burgers veilig te stellen.
Toelichting: Het internet heeft zich ontwikkeld tot een soort digitaal vrije Wilde Westen waar cowboys rondlopen die niet in het belang van de gewone burger handelen. Of het nu gaat om de online de beoordeling van een loodgietersbedrijf, nieuws op Facebook of een hotelrecensie - weinig blijkt zomaar 'echt' te zijn, de meeste informatie is gemanipuleerd. Het internet is kennelijk geen neutrale ruimte, maar te sturen met geld en tijd. Er is bovendien sprake van sterke monopolievorming in de sectoren van zoekmachines, muziek en sociale media.
Informatiemisbruik bedreigt het belang van burgers in hun consumptie, tijdsbesteding, privacy en zelfs ook hun veiligheid. Malafide partijen en overheden uit het buitenland kunnen hacks plegen en nepnieuws sturen om onze democratische besluitvorming te beïnvloeden. We moeten ook anticiperen op informatie-oorlogen, zoals we die al enigszins zagen bij de Russische berichtgeving rondom bijvoorbeeld de MH17. Deze verontrustende ontwikkelingen zouden aanleiding moeten vormen voor een discussie over het 'eigendom' van onze internet-infrastructuur.
Onze kijk op het internet getuigt van een naïef idee van marktwerking. Bij 'primaire netwerken' zoals dat van stroom, spoor, wegen en zeker ook het internet dient de overheid een beschermde rol te spelen. Daarmee kan ook het belang van Nederlandse techbedrijven, zoals ASML en TomTom, worden beschermd tegen de copy cats die het internet afstruinen. Daarnaast moet zo ook de besluitvorming en informatievoorziening van de Tweede Kamer worden beschermd tegen ongewenste invloeden vanuit buitenlandse inlichtingendiensten, bedrijven, criminelen en terroristen.
Veel mensen vooronderstellen in hun internetgebruik basale zaken als veiligheid, privacy en eerlijkheid. Die zijn echter niet vanzelfsprekend zonder een sterke overheid. De publieksruimte die het internet opent kan op dit moment niet goed genoeg worden gecontroleerd door de politie. We hebben een nieuwe beschermde internetruimte nodig. Het lijkt logisch die ruimte langs nationale lijnen af te bakenen.
6: BEDRIJVEN
Publieke druk op grote bedrijven. Idee: Kris Ruijgrok (promovendus politicologie Universiteit van Amsterdam)
Probleem: autoritaire overheden hebben steeds meer invloed op internet en sociale media.
Oplossing: Druk opvoeren om bedrijven zoals Facebook en Twitter keuzes te laten maken in belang van burgers en niet van regimes.
Toelichting: Het geromantiseerde idee dat het internet een 'democratiserings-technologie' is die dictators kan omverwerpen, ontstond naar aanleiding van de Arabische Lente. Sociale media speelden zonder twijfel een rol in de opstanden, maar het belang wordt consequent zwaar overschat. Toch is het een wijdverspreid idee dat vrij internet levensgevaarlijk is voor het overleven van autoritaire besturen, zeker ook onder autoritaire regimes zelf. De meeste regimes doen daarom van alles om het internet te controleren: ze censureren websites, gebruiken surveillance technologie om de bevolking te monitoren, verspreiden via sociale media eigen propaganda, en sluiten zelfs het hele internet af in politiek gevoelige tijden.
Wat kunnen we hiertegen doen? Ten eerste ligt de oplossing niet in een nieuwe app of het digitaal trainen van activisten. Een vrij en ongecensureerd internet is zinloos als iedere blogger die zich uit durft te spreken uiteindelijk in de cel verdwijnt. Wat belangrijker is, zijn de keuzes die grote bedrijven als Facebook en Twitter in de toekomst maken. Die kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de vrijheid van het internet in veel landen. Facebook en Twitter zijn wereldwijd razend populair, maar omdat het Amerikaanse bedrijven zijn kunnen regimes niet zomaar één vervelende Facebook-groep of één specifieke gebruiker blokkeren.
Bij onwelgevallige content hebben autoritaire overheden in feite maar twee opties beschikbaar: óf de hele website uit de lucht halen, óf Facebook of Twitter vriendelijk vragen om bepaalde informatie te verwijderen. Hoewel de eerste optie technisch makkelijk kan, levert het blokkeren van sociale media in veel gevallen sociaal-politiek enorme problemen op. Regimes lopen het risico mensen te politiseren die deze media uitsluitend gebruiken voor niet-politieke doeleinden, en zijn dan nog verder van huis. Dit is dan ook de reden dat tot nu toe (enkele uitzonderingen daargelaten) in de meeste landen Facebook en Twitter nog steeds toegankelijk zijn.
Veel overheden gaan voor de tweede optie en verzoeken deze Amerikaanse bedrijven om bepaalde content te verwijderen van hun website. Tot nu toe zijn Facebook en Twitter tamelijk terughoudend met het tegemoet komen aan deze verzoeken. Of ze dit in de toekomst blijven doen is zeer de vraag. Recentelijk werd bekend dat Facebook, in ruil voor toegang tot de enorme Chinese markt, bereid is veel informatie op het platform te gaan censureren. Dit is een verontrustende ontwikkeling. We moeten daarom publieke druk uitoefenen op bedrijven om pal te blijven staan voor de vrijheid van meningsuiting.
7: ROTONDE
Het rotonde-model. Idee: Nart Wielaard (auteur van het boek Wij Zijn Big Data (met prof. Sander Klous)
Probleem: Platforms hebben te veel macht.
Oplossing: Bestrijd nepnieuws met decentrale Wikipedia-burgerlegers.
Toelichting: Uber, AirBnB, Google, Facebook, Amazon zijn voorbeelden van zeer succesvolle platforms die in korte tijd de markt wisten te domineren. Ze worden mede gedreven door kapitalistische prikkels: investeerders stoppen hun geld erin omdat ze een goed toekomstperspectief zien. Dat is mooi, maar het nadeel van die dominantie wordt steeds duidelijker. In een markt waar The Winner Takes All effecten optreden, hebben deelnemers zelf maar weinig invloed. Symptomen daarvan zijn de talrijke klachten van chauffeurs over de werkmethoden van Uber, het nepnieuws bij Facebook en de filterbubble van Google.
We kunnen dit oplossen door de onmiskenbare voordelen van platforms - zoals groot gebruiksgemak - te realiseren in een decentraal model. Vergelijk het met een verkeersrotonde: dit decentrale concept blijkt vaak beter in staat om grote en complexe vervoersstromen te verwerken dan een centraal geregisseerd kruispunt met verkeerslichten. Het equivalent van het rotondemodel hebben we nodig om de slimme informatiesamenleving in goede banen te leiden. Het is eigenlijk een fusieproduct van Wikipedia - sterk decentraal georganiseerd maar met een wat problematische financieel model - en het Appstore model - financieel een zeer sterk model maar met duidelijke winner takes all macht.
De tijd is rijp om dat fusiemodel ook echt mogelijk te maken. Gebruikers gaan er steeds meer op aandringen. Niet voor niets is Jimmy Wales, de oprichter van Wikipedia, een poging gestart om het nepnieuws van Facebook te lijf te gaan met de decentrale Wikipedia-aanpak, waarbij professionele journalisten worden geholpen een leger van burger-deelnemers die het web afstruinen naar nepnieuws. Er is weinig voorstellingsvermogen voor nodig om dat initiatief te zien als een van de toevoerwegen van het rotondemodel.
8: CERTIFICATEN
Privacy-certificaten. Idee: Sander Klous (hoogleraar big data ecosystemen Universiteit van Amsterdam)
Probleem: De meeste big data toepassingen zijn een black box.
Oplossing: Een certificaat dat de privacy, veiligheid en ethiek van lerende systemen garandeert.
Toelichting: Van duurzaam hardhout tot 'Beter Leven' kipfilet en van Fairtrade bloemen tot het thuiswinkel-certificaat, overal in de samenleving hebben we keurmerken bedacht die consumenten garanderen dat een product veilig en verantwoord is. Het is hoognodig dat zoiets ook gebeurt bij internettoepassingen die gebruik maken van big data.
Voor het nemen van verschillende beslissingen worden we steeds afhankelijker van slimme, zelflerende algoritmen. We moeten erop kunnen vertrouwen dat deze algoritmen deugen. Hoe weten we zeker dat een slimme app die sollicitanten selecteert niet discrimineert tegen vrouwen of minderheden? Hoe moeten we erop vertrouwen dat een analysetool in het ziekenhuis de juiste diagnose stelt? En hoe weten we of de apps op onze telefoons onze privacy waarborgen?
Op dit moment leven we in een black box samenleving waarin we nauwelijks weten wat er onder de motorkap van deze slimme systemen gebeurt. Voor een deel is dat begrijpelijk, want soms is de werking van een algoritme concurrentiegevoelige informatie. Toch is controle en toezicht op algoritmen essentieel om het vertrouwen van gebruikers te borgen. Zonder dat vertrouwen zal de slimme informatiesamenleving tegen haar grenzen oplopen.
Een van de opties om die zekerheid te krijgen is de werking van algoritmes te laten controleren door derde partijen, zoals ook gebeurd met de jaarrekening. Dat kan dan leiden tot een certificaat dat de gebruiker vertrouwen geeft zonder dat deze zelf ingewikkelde dingen hoeft te doen. Zo'n certificaat zou verschillende modules kunnen omvatten zoals privacy, veiligheid en ethiek.
Het onderwerp staat gelukkig inmiddels op de politieke radar: het Europees Parlement nam onlangs een resolutie aan waarin onder meer wordt bepleit dat we onder de motorkap van lerende systemen kunnen meekijken.
9: ALTERNATIEVEN
Ontwikkel en gebruik alternatieven. Idee: Andreas Peter (universitair docent computerveiligheid en privacy Universiteit Twente)
Probleem: Mensen leveren hun privacy te gemakkelijk in voor internetdiensten.
Oplossing: Ontwikkel en gebruik privacy-bewuste toepassingen.
Toelichting: De meerderheid van het huidige internetverkeer stroomt door een klein aantal bedrijven zoals Google en Facebook. Zij verzamelen gigantische hoeveelheden privacygevoelige data over ons, als we hun diensten gebruiken, wat de basis vormt voor hun grote invloed. Om hun macht van deze paar bedrijven terug te dringen en weer controle te krijgen over onze eigen data, zouden we onze privacy niet zo gemakkelijk moeten opgeven.
Een klein aantal privacy-bewuste internetgebruikers gebruiken inmiddels al privacybewuste alternatieven voor de belangrijkste internetdiensten: SpiderOak in plaats van Dropbox, DuckDuckGo in plaats van Google, Diaspora in plaats van Facebook. Als meer mensen deze alternatieven zouden gebruiken, betekent dit een significante afname van het verzamelen van privacygevoelige informatie. Het zou ook beteken dat de paar grote bedrijven aan macht verliezen.
Dit is natuurlijk maar een topje van de ijsberg. Meer onderzoek moet zich richten op de ontwikkeling van aantrekkelijke, privacy-bewuste alternatieven van de dominante internettoepassingen. Dat gaat verder dan alleen techniek. We moeten ons onderwijs op middelbare scholen en universiteiten zo inrichten dat mensen meer privacy-bewust raken in de digitale samenleving. De Europese Unie vormt de ideale omgeving voor dergelijke initiatieven en moet zich opwerpen als incubator voor meer privacy-bewust internet.
10: NETNEUTRALITEIT
Netneutraliteit. Idee: Marjolein Lanzing (promovenda ethiek en technologie Technische Universiteit Eindhoven)
Probleem: Onbekende algoritmes bepalen wat we wel of niet te zien krijgen.
Oplossing: Maak de algoritmes inzichtelijk voor gebruikers en zorg dat netneutraliteit behouden blijft.
Toelichting: Slimme algoritmes bepalen wat we op internet te zien krijgen. Dat kan ongelijkheid in de hand werken. Zo ontdekten onderzoekers dat vrouwen op Google minder advertenties te zien krijgen voor goedbetaalde banen dan mannen.
Op basis van onze dataprofielen bepalen algoritmes steeds meer wat we zien. Krijgen we pro-Trump of pro-Hillary campagnes te zien? Een goedkope of dure vliegreis? Dan Brown of Franz Kafka? Zo worden onze keuzes, ons gedrag en daarmee onze toekomst steeds preciezer en effectiever beïnvloed, of zelfs gemanipuleerd door black boxes.
De wiskundige modellen die over steeds meer aspecten van ons leven beslissingen nemen, bevatten soms foutieve aannames of vooroordelen die tot de verkeerde conclusies leiden. Op individuele schaal kan dit betekenen dat je als gebruiker bepaalde (alternatieve) opties niet te zien krijgt die wel had moeten of willen zien.
Op big data schaal heeft dat verstrekkende gevolgen voor bepaalde (bevolkings)groepen. Zij zullen meer moeten betalen voor hetzelfde product, of worden uitgesloten van zorgverzekeringen, leningen, huurcontracten, sollicitaties en/of onderwijs. Namen die geassocieerd worden met minderheden blijken door Google substantieel vaker 'automatisch' in verband te worden gebracht met criminaliteit. Zodra een algoritme een analyse vindt tussen bepaalde IP adressen, internetgedrag en criminaliteit of armoede, heeft dit consequenties voor gebruikers. Ineens zou het lastiger kunnen worden om een lening aan te vragen omdat het niet waarschijnlijk is, op basis van je 'high risk' of 'low value' IP adres en andere jou onbekende factoren, dat je de lening kunt terugbetalen. De vraag is of je ooit achter de reden komt. Dit ondermijnt gelijkwaardige behandeling en onze vrijheid.
We zouden de output van algoritmes beter moeten bestuderen om erachter te komen hoe data precies verwerkt wordt en waarop de online gepersonaliseerde keuze-architecturen die ze genereren precies op gebaseerd wordt. Op basis daarvan moeten we regelgeving voor algoritmes ontwikkelen die gebruikers moeten beschermen tegen oneerlijke ongelijke behandeling. Tot slot moeten deze bevindingen worden gedeeld met gebruikers ('Waarom krijg je dit te zien?').
Daarnaast moeten we de netneutraliteit tot het uiterste verdedigen. Die staat niet alleen onder druk in de Verenigde Staten sinds de verkiezing van Donald Trump, maar ook in Nederland. Internetproviders zouden niet mogen kunnen beslissen wat gebruikers zien op het internet door sommige diensten voorrang te verlenen of positief te discrimineren door ze bijvoorbeeld gratis aan te bieden. Al het internetverkeer moet gelijkwaardig behandeld worden. Elke dienst moet onder dezelfde voorwaarden bereikbaar zijn zodat gebruikers vrij zijn een eigen (en voor zover mogelijk) afgewogen keuze kunnen maken.
11: INFRASTRUCTUREN
Alternatieve data-infrastructuren. Idee: Lonneke van der Velden (postdoctoraal onderzoekster data-activisme en bestuurslid Bits of Freedom Universiteit van Amsterdam)
Probleem: De droom van een open, gedeeld internet wordt gekaapt door een paar bedrijven.
Oplossing: We hebben alternatieve data-infrastructuren nodig en meer digitale weerbaarheid.
Toelichting: Het internet is nooit echt van iedereen geweest. Ook toen de democratische belofte van het internet hoogtij vierde, had slechts een select gezelschap een internetverbinding. Wel was er sprake van een streven naar een open, gedeeld internet. Als we daar niet op mondiale schaal naar gaan handelen, wordt deze droom gekaapt door bedrijven als Facebook. Oprichter Mark Zuckerberg ziet het hebben van een internetverbinding als een mensenrecht, en wil het internet 'gaan brengen' naar grote delen van Afrika, Azië en Latijns Amerika, via Facebook welteverstaan. De mensenrechtenagenda van Facebook is dus gebaseerd op een gesloten Facebook. Wij moeten die van een publieke infrastructuur voorstaan, en waar nodig lokale 'community-owned networks' stimuleren.
Op een meer technisch niveau kunnen maatschappelijke organisaties en iedereen die wil deelnemen aan discussies over 'internet governance': het beheer van internet, bijvoorbeeld via ICANN, de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers, of de IETF, de Internet Engineering Task Force. Daar wordt onder andere gestreden voor een plek voor mensenrechten binnen het ontwerp en de implementatie van internetprotocollen. Zie de film 'Net of Rights' (https://hrpc.io/net-of-rights/).
Ook in het dagelijkse leven valt veel te doen. Hieronder volgen een aantal strategieën voor een gemeenschappelijk internet, zonder bedrijven als poortwachter, en met een kleinere afluisterkans door overheden.
Allereerst kunnen we zelf overstappen naar alternatieve sociale netwerken: al jaren werken ontwikkelaars aan alternatieven voor huidige 'sociale media'. Het project 'Unlike Us' (http://unlikeus.org), dat deze projecten met elkaar wil verbinden, biedt een overzicht. Hetzelfde geldt voor nieuwe vormen van data-economie: 'platform co-ops' zijn momenteel in zwang. Dit is de bekende coöperatievorm via digitale weg en dient als tegenmacht voor de Ubers en de Airbnb's door gebruikers en werknemers zelf controle te geven over het bedrijf en het platform.
Daarnaast kunnen we onze digitale weerbaarheid vergroten door anoniem te browsen (gebruik Tor), versleuteld te mailen (PgP), veilig te chatten (Signal) en privacy-plugins te installeren. Zo kan men een deel van de surveillance ontwijken. Hierdoor leren we het internet ook beter kennen. Wie zich nog meer wil verdiepen kan een 'privacy café' bezoeken, dat in verscheidene bibliotheken wordt georganiseerd. Softwareontwikkelaars zouden gebruik moeten gaan maken van vrije software, waarbij de broncode voor iedereen beschikbaar en controleerbaar is.
Tot slot kunnen we organisaties steunen die digitale vrijheden proberen te waarborgen zoals Bits of Freedom, APC (Association for Progressive Communications) of Derechos Digitales.
12: ALGORITME
Bevrijd ons van de algoritmedictatuur. Idee: Patricia de Vries (promovenda aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en onderzoeker bij het Instituut voor Netwerkcultuur aan de Hogeschool van Amsterdam)
Probleem: Het is een mythe dat menselijk gedrag in cijfers en formules is te vatten.
Oplossing: Hou op met onzinnige data-verzameling die ons reduceert tot standaard-mensen.
Toelichting: De begintijd van het internet wordt vaak beschreven als een soort utopia, zonder hiërarchische verhoudingen waar je uiting kon geven aan je verlangens en behoeftes zonder de dat overheid meekeek. Als die utopie al heeft bestaan, dan bestond die vooral voor een handjevol geeks uit Silicon Valley die meestal voor de grote corporaties werkten. Al in 1996 werden Koerden in Turkije opgepakt vanwege uitspraken die ze op hun blog deden.
Je kunt je beter afvragen: wat maakt dat het internet nu niet van ons is? Ik denk dat het te maken heeft met de enorme toename van met regelmaat alarmerende berichtgeving over algoritmes en hoe die bepalen welke nieuwsberichten, filmpjes en advertenties we te zien krijgen. De zorgen over de toekomst van het internet worden deels gevoed door de mythe dat menselijk gedrag voorspelbaar en berekenbaar is, tot een algoritme te reduceren is. Maar eigenlijk klopt dat alleen maar in sferen met heldere en strakke parameters, zoals in een online boekwinkel. Als jij drie boeken van een bepaalde schrijver koopt, valt te voorspellen dat je ook interesse hebt in zijn vierde boek.
Het idee dat je met tracking van gedrag uit het verleden toekomstig gedrag kunt voorspellen en eventueel beïnvloeden werd populair in de jaren vijftig, maar het blijft een onbewezen aanname. Let maar eens op het aantal onzinnige en irrelevante "gepersonaliseerde" advertenties die je ziet verschijnen in je social media feed. Tweet je dat je Justin Bieber helemaal niets vindt, dan krijg je vervolgens allerlei merchandise van de jongen aangeboden. Toch houden internetbedrijven er massaal aan vast, hoewel de wetenschappelijk rechtvaardiging ontbreekt.
In feite is het internet in de greep van de hindsight bias: het heden wordt in retrospectief verklaard op basis van patronen uit het verleden. Maar de causaliteit daarvan is zeer omstreden. Als overheden op basis van die patronen beslissingen gaat nemen, kun je wachten op flaters. Leningen, uitkeringen, contracten, sociale voorzieningen, sollicitatieprocedures worden in groeiende mate geautomatiseerd. Automatisering werk met standaarden. Maar hoe vaak ontmoet je een standaard mens?
We moeten af van de veronderstelling dat je mensen kan reduceren tot formules. Als het collectieve vertrouwen in cijfers en data verdwijnt, dan verdwijnt mogelijk ook de markt voor bedrijven die met die data voorspellingen doen. Dan valt het verdienmodel van internetbedrijven weg. Wellicht voelt het internet voor sommige mensen dan weer 'van hun' wanneer hun data niet meer constant verzameld en geanalyseerd worden.
13: GRONDRECHTEN
Zet grondrechten in tegen dataroof. Idee: Jan Smits (hoogleraar recht en techniek Technische Universiteit Eindhoven)
Probleem: Mensen geven bedrijven achteloos toestemming om hun data te roven.
Oplossing: Mensen zelf 1000 pagina's met voorwaarden laten ondertekenen bij het installeren van software moet verboden worden. Die contracten moeten gewoon goed geregeld zijn tussen overheid en consumentenorganisaties.
Toelichting: De discussies over internet gaan te vaak over het begrip privacy. Dat maakt het debat onnodig verwarrend en rete-ingewikkeld. We moeten ons meer richten op het begrip 'consent' of toestemming. Mensen hebben geen idee welke persoonlijke gegevens ze allemaal weggeven als ze ongezien op 'Akkoord' klikken. Zelfs mijn studenten, die de opleiding Information Security in Society (ISIS) volgen, schrikken als ze zien hoe bedrijven deze toestemming gebruiken. Het is eigenlijk gewoon dataroof.
Deze dataroof is problematisch voor vier grondrechten: (1) de onaantastbaarheid van het huis, (2) het briefgeheim, (3) de onaantastbaarheid van het lichaam en (4) de vrijheid van meningsuiting. Ik zal dit uitleggen.
De onaantastbaarheid van het huis
Als ik vroeger data opsloeg bewaarde ik het in huis op een harddisk of floppy. Als de politie die data van me wilde, moest ze eerst bij de rechter om toestemming aankloppen. Nu wordt alles gewoon in de cloud geflikkerd. De opsporingsautoriteiten mogen dan gewoon naar je spullen kijken, ze hoeven je helemaal niets te vragen, ze kunnen ook stiekem camera's/microfoons in mobiel/tv, activeren. We weten zelf niet eens waar die data zich fysiek bevinden, waar de servers staan, dus ook niet welk rechtssysteem van toepassing is. Zelfs onze thermostaten en brandmelders zetten data in de cloud. De onaantastbaarheid van het huis geldt daarom eigenlijk niet meer.
Het briefgeheim
Het briefgeheim gaat niet alleen over de inhoud van correspondentie. Het betekent ook dat een postbedrijf niet mag vertellen waar het een brief ophaalde, en waar het de brief bezorgde. In Nederland is dit gedeelte van het briefgeheim in 1983 uit de grondwet gehaald en in 1995 is toegestaan dat de verkeersgegevens op het internet anoniem mogen worden opgeslagen. Dit is een grote fout geweest: bedrijven en overheidsdiensten zijn helemaal niet geïnteresseerd in de inhoud van correspondentie maar willen jouw netwerken via je verkeer in kaart brengen (wie stuurt aan wie een e-mail). Die mogelijkheid hebben we ze gegeven.
De onaantastbaarheid van het lichaam
Helemaal prangend is dat internettoepassingen de onaantastbaarheid van het lichaam kunnen schenden. Medische data zijn beschermd, maar alleen in zoverre ze voor medische doeleinden worden verzameld. Daarbuiten zijn ze vrij. Mensen die medische apps gebruiken weten vaak niet dat ze toestemming geven hun medische data buiten het medische domein te delen. We hebben potjandikkie meer dan 1000 jaar voor onaantastbaarheid van het lichaam gestreden en krijgen we straks verzekeraars die zeggen: ik verzeker je niet want je beweegt te weinig en eet alleen hamburgers.
De vrijheid van meningsuiting
Bedrijven scannen onze e-mails om te zien welke berichten we interessant vinden. Ze indexeren ons internetgebruik. Zo komen we steeds meer in de bekende filterbubbel te zitten. We moeten daar uitbreken. Om met de politiek filosofe Hannah Arendt te spreken: we moeten naar het plein om tegengesproken te worden en niet achter de voordeur blijven zitten.
We moeten onze grondrechten opnieuw bevechten. Zo zouden consumentenorganisaties en overheden standaardcontracten kunnen maken, waarin onze grondrechten worden beschermd. Deze standaardcontracten zouden dan in plaats moeten komen van de gebruikersvoorwaarden van e-mailaanbieders, apps en sociale media, die de meeste mensen op dit moment helemaal niet lezen en ongezien accorderen.
Daarnaast moet er een fonds komen voor burgers wiens belangen ernstig geschaad zijn door inbreuken van leveranciers (internet serviceproviders, Google, Facebook of anderen). Dat kan ook helpen duidelijk te maken dat elk individu een rol heeft en dat het niet alleen een overheidskwestie is.
14: IMPULSIVITEIT
Beteugel online impulsiviteit. Idee: Paul van Lange (hoogleraar sociale psychologie Vrije Universiteit Amsterdam)
Probleem: Het internet werpt te weinig drempels op tegen impulsieve beslissingen.
Oplossing: Voer verplichte bedenktijd in bij belangrijke aankopen of beslissingen.
Toelichting: Vroeger stuurden mensen veel brieven niet, gewoon omdat ze zich bedachten. Die bedenktijd zit in het internet bepaald niet ingebakken. Mensen kunnen met een of twee drukken op de knop belangrijke beslissingen nemen. Denk aan beleggingen, de aankoop van een overbodig apparaat of het versturen van een bericht via sociale media.
Het internet verleidt je om snel te handelen. Bovendien is er de kracht van herhaling bij boodschappen waardoor de verleiding op termijn alsmaar sterker wordt. Verdere ingrediënten voor impulsief gedrag: vermoeidheid na werk, alcoholgebruik en niemand die meekijkt over je schouders.
Bekend is dat vooral impulsieve mensen, die ongeduldig zijn en snel resultaat willen zien, zichzelf door één-druk-op-de-knop-systemen behoorlijk in de problemen kunnen werken. Dit speelt mogelijk nog sterker voor mensen uit arme milieus. De constante stroom aan aanbiedingen voor reizen of auto's waarvoor geld of middelen ontbreken, maar toch gepresenteerd worden als "normaal" én betaalbaar, kunnen de oorzaak zijn van frustratie en grote financiële problemen.
Het zou goed zijn als er op het internet veel vaker bedenktijd verplicht werd gesteld. Vanaf bepaalde bedragen voor aankopen zou een dag bedenktijd moeten gelden. Men zou een dag later de aankoop kunnen voltooien, waardoor mensen er sowieso een nachtje over moeten slapen. Bovendien zou die tijd kunnen worden gebruikt om de aankoop af te stemmen met de partner. Dit systeem van "uitgestelde beslissing" zou men ook kunnen toepassen op apps waarmee men een bepaalde mate van privacy opgeeft.
Zo'n systeem beknot de vrijheid van de individuele gebruiker en zal daarom als beperkend of misschien zelfs beklemmend worden ervaren. Draagvlak kan worden verkregen door solidariteit van de minder impulsieven. Meer aandacht voor feitelijke informatie over de veelal langdurige schade die impulsaankopen kunnen aanrichten bij individuen en gezinnen zou veel mensen verder over streep kunnen trekken dit systeem te omarmen: niets menselijks is ons vreemd.
15: REGIONALE
Regionale centra beschermen landen tegen cyberaanvallen. Idee: Richard Ponzio (director of Global (Madeleie Albright) Commission Stimson Center Washington)
Probleem: Cyberaanvallen op overheden in ontwikkelingslanden nemen enorm toe, en zij kunnen zich hier nauwelijks tegen beschermen.
Oplossing: Een wereldomvattend netwerk van regionale centra die landen helpen zich tegen cybercrime te beschermen.
Toelichting: Op dit moment zijn er 45 landen met een cyber-defensie strategie en ongeveer 20 met een aanval-strategie. Ontwikkelingslanden hebben beide niet. Hun overheden zijn extreem kwetsbaar voor aanvallen en weten niet hoe zich moeten beschermen.
Wij hebben vanuit de 'commission on global security, justice and governance' (Hague Institute of Global Justice & Stimson Center) het initiatief ontwikkeld voor het opzetten van een regionaal netwerk van cyber-veiligheids centra. Vanuit die centra zouden landen kunnen worden geholpen om aan 'cyberhygiene' te doen. Dat betekent dat hun overheden worden geholpen om zich te beschermen tegen aanvallen en virussen, maar vooral ook dat er goede campagnes komen die burgers en bedrijven van risico's op de hoogte brengen. We pleiter ervoor dat vanuit die centra , Computer Emergency Response Teams, CERTs, worden ingericht voor elk land. Zij kunnen helpen om 'cyberhygiene' tot norm te maken in elk land.
Tenslotte pleiten we voor een 'squad of cyberfighters' dat bestaat uit specialisten van universiteiten en de private sector, die snel kunnen ingrijpen als een land wordt aangevallen. Die teams zouden op regionaal of mondiaal niveau kunnen worden ingezet, naar analogie met de werkwijze van Interpol.
16: CYBERPESTEN
Onderzoekers moeten actief cyber-pesten bestrijden. Idee: Jacek Pyzalski (hoogleraar 'cyberbullying', specifiek onder kinderen Uniwersytet im. A. Mickiewicza w Poznaniu)
Probleem: Daders van pesten op internet weten vaak niet eens dat ze aan het pesten zijn.
Oplossing: Er moet minder tijd besteed worden aan het beschrijven van problemen, wetenschappers moeten actief interveniëren om pesten te bestrijden.
Toelichting: Een van de belangrijkste problemen van internet is dat het pesten intensiveert. Vroeger waren slachtoffers van pesten, thuis veilig, nu gaat het pesten daar gewoon voor. Omdat daders geen directe relatie hebben met hun slachtoffers, weten ze vaak niet dat ze pesten, ze denken dat ze een grap maken. Uit een onderzoek dat we deden onder 2000 Poolse 15-jarigen, bleek dat bijna 40 % zich kon voorstellen dat bepaald cyber-gedrag schade had berokkend bij het slachtoffer, zonder dat ze zich daar op dat moment van bewust maken.
De psychosociale gevolgen voor slachtoffers zijn groot, dus moeten we dat probleem aanpakken. Het is goed om te bedenken dat er eigenlijk drie vormen van 'cyberpesten' zijn: (1) een persoon scheldt op een groep (bijv. Een racistisch blog), (2) een-op-een (pesten via e-mail of whatsapp) en (3) een groep tegen een persoon (bijv. door een foto te verspreiden).
De nadruk op beeldcommunicatie, door de anonieme relatie met het slachtoffer, en het feit dat beelden of uitlatingen het slachtoffer jaren op het internet kunnen blijven achtervolgen, zijn belangrijke verschillen met offline-pesten. Maar er is ook een belangrijke overeenkomst: Na ruim 10 jaar onderzoek kunnen we vaststellen dat de daderprofielen en de slachtofferprofielen niet verschillend zijn. Wie een 'pestkop' is op school, is dat ook online en wie de kans loopt slachtoffer te worden op school, loopt die kans ook op het internet.
Mijn oplossing: we hebben nu een aantal jaar gehad waarin we pesten in kaart hebben gebracht. Het is tijd dat de onderzoekers aan de slag te gaan met oplossingen. Die oplossingen zijn er ten dele en worden vaak alleen ingezet als het als mis is gegaan. De brandweer rukt uit na een brand, maar we moeten zelf aan preventie doen.
Veel docenten weten nog nauwelijks hoe ze online moeten communiceren, er moeten veel meer praktisch interventies komen om klassen met de effecten van cyberpesten te confronteren. Wij doen soms re-enactments, en maken praktische toolkits zodat slachtoffers al weten wat ze moeten doen voor ze met cyberpesten worden geconfronteerd. We moeten daarnaast ook providers en forumbeheerders actief aanspreken op hun verantwoordelijkheid, zeker waar het minderjarigen betreft. Als onderzoekers, is het (ook) onze taak om die rol op ons te nemen.
17: VERSLAVING
Beperk gepersonaliseerde content om verslaving tegen te gaan. Idee: Tim Schoenmakers (onderzoeker verslavingen en leefwijzen. NIVEL)
Probleem: Het aanpassen van content aan individuele gebruikers leidt tot een afhankelijkheid van beperkte content.
Oplossing: Het aanpassen van de content aan individuele gebruikers tot het minimum beperken bijvoorbeeld door privacyregels omtrent het bewaren van persoonlijke informatie en internetgedrag aan te scherpen. Mensen hierover goed te informeren en binnen alle browsers of applicaties gebruikers actief aanbieden de aanpassingsmogelijkheid uit te schakelen.
Toelichting: Het internet kan mensen als geen ander medium aan zich binden en naar zich toe lokken. Dit gebeurt onder meer door de content aan te passen aan achtergrondkenmerken, klik- en zoekgedrag van individuele gebruikers. Denk bijvoorbeeld aan het aanbod van advertenties dat aan jouw zoekgedrag is aangepast, Google dat zoekresultaten aan jouw profiel aanpast, maar ook aan nieuwsberichten op Facebook die automatisch voor je geselecteerd worden.
In eerste instantie klinkt dit goed - de content wordt aangepast aan jouw behoeften. Maar meer en meer wordt er handig gebruikt gemaakt hiervan om die behoeften te sturen door de selectieve cont aanpassing van de content kan tot een sterkere identificatie leiden met de selectieve content. Hierdoor wordt de aangepaste content nog relevanter voor de gebruiker, en wordt blootstelling aan die content belonender. Het internet creeërt verwachtingen dat je er altijd iets van je gading vindt, en deze verwachtingen zullen in veel gevallen tot een hoger gebruik leiden. Je raakt als het ware 'verslaafd' aan een beperkte inhoud.
Problemen die hiermee optreden is dat het een beperkt wereldbeeld geeft wat leidt tot sociaal onbegrip. En het kan mensen ongezond lang aan hun telefoon of laptop gekluisterd houden, zodat ze werk, school of hun offline sociale leven verwaarlozen (hierover is veel gepubliceerd, in Nederland met name door het IVO, onder de noemer internetverslaving of problematisch internetgebruik). Dit soort afhankelijkheidsproblematiek is met de opkomst van internet op de mobiele telefoon verder toegenomen, en hangt samen met onder meer depressieve gevoelens en eenzaamheid. Het zou voor de volksgezondheid en een begripvolle samenleving goed zijn als er regels kwamen om het internet minder verslavend te maken en de content minder selectief, door de hoeveelheid gepersonaliseerde content die wordt aangeboden te beperken en hiertoe ook zo min mogelijk gegevens van gebruikers te verzamelen.
18: RACISME
Algoritmes die racistische taal herkennen. Idee: Jesse Daniels (professor Sociology and Critical Social Psychology City University of New York)
Probleem: Witte nationalisten hebben het internet al vroeg ontdekt en weten er gebruik van te maken.
Oplossing: Erken dat zoekopdrachten racisme in stand houden en hou neonazistische websites buiten de uitkomsten van zoekopdrachten.
Toelichting: Veel mensen zijn zich er niet van bewust dat extreemrechts vroeg het internet ontdekte. David Duke, voorman van de Klu Klux Klan en Don Black van Stormfront behoren tot de eerste gebruikers van internet. David Duke, begin jaren '90: "I believe that the Internet will begin a chain reaction of racial enlightenment that will shake the world by the speed of its intellectual conquest." In zekere zin heeft hij dit goed gezien. Internet speelt een dominante rol in de verspreiding van de 'blanke superioriteitsboodschap (white supremacist) en het verspreiden van racisme.
We moeten ook bedenken dat racisme niet van het internet afkomstig is, door zoekopdrachten brengen we ons racisme naar het internet. Berucht is het voorbeeld van Dylan Roof (die negen mensen vermoordde in een Afro-American kerk in 2015). Hij typte de zoekterm 'black on white crime' in google en kreeg diverse 'white supremacist' websites voorgeschoteld.
De tijd werkt in de Verenigde Staten, waar blanke nationalisten de hoogste posities innemen, even niet mee. Maar ik hoop dat er in andere landen meer prioriteit zal worden gegeven aan het wegnemen van het racisme op internet. We moeten daartoe eerst ons eigen racisme (zoals die tot uiting komt in zoekopdrachten) erkennen. Daarnaast moeten we racistische uitlatingen die geweld promoten op internet verbieden. En we zouden zoekmachines zo moeten ontwerpen dat ze racistische teksten kunnen herkennen en neonazistische websites buiten de uitkomsten van zoekopdrachten laten.
19: SOCIAAL
Sociaal internet. Idee: Inger Kuin (post-doc onderzoeker geschiedenis voor Anchoring Innovation Rijksuniversiteit Groningen)
Probleem: Toenemend internetgebruik leidt tot sociale isolatie.
Oplossing: Veranker internettoepassingen in sociale interactie.
Toelichting: Online social media kunnen eenzaam en onzeker maken en hebben een polariserend effect omdat mensen zich alleen bewegen in hun eigen 'bubble'. Anderzijds vallen digibeten helemaal buiten de boot omdat ze de weg niet weten online. We trekken ons terug in ons eigen internet op broekzakformaat en sociale interactie wordt eng en moeilijk.
Één van de belangrijkste technologische innovaties in de klassieke oudheid was de uitvinding van het Griekse alfabet, dat ergens in de 8e eeuw voor Christus tot stand kwam onder invloed van semitisch schrift. Als gevolg van deze uitvinding werd de verhalencyclus over Odysseus en de strijd om Troje die tot dan toe alleen mondeling was overgeleverd opgeschreven. Maar het nieuwe fenomeen van geschreven literatuur bleef nauw verbonden met de sociale vertelcultuur: de epen van Homerus, maar ook werk van andere dichters en van latere prozaschrijvers werd meestal voorgedragen, al dan niet uit het hoofd. Lezen was over het algemeen een sociale aangelegenheid.
Mensen die geen toegang hadden tot de technologie van het schrift waren gedurende de gehele klassieke oudheid ruim in de meerderheid. Door de verankering van de geschreven literatuur in de bestaande, sociale vertelcultuur deelden zij toch mee in de culturele en intellectuele bloei die deze technologie tot stand bracht.
Laten wij, nu, ook meer creatieve manieren bedenken om ons internetgebruik in sociale interactie in te passen. Houd meer YouTube-avonden in de kroeg, en misschien ook eens in het bejaardenhuis. Als je bij je oma op bezoek gaat neem haar mee op reis via Google Earth, in plaats van steeds snel je Facebook te checken. Of duik samen nostalgisch de online krantenarchieven in. Met een beetje fantasie kan het internet socialer worden, voor digi-verslaafden en voor digibeten.
20: CONSUMENT
Stop met denken als consument, kom in verzet als burger. Idee: Linda Duits (sociaalwetenschapper gespecialiseerd in populaire cultuur. Universiteit Utrecht)
Probleem: Burgers denken dat ze niets tegen techgiganten kunnen ondernemen.
Oplossing: Burgers moeten zich veel radicaler tegen de macht van techgiganten opstellen.
Toelichting: Hoewel het internet is opgezet als een gedecentraliseerd netwerk waar niemand de baas is, is de hedendaagse online werkelijkheid er een van grote bedrijven die supranationaal opereren. Zij lijken wetteloos te werk te gaan: Google en Apple betalen bijvoorbeeld nauwelijks belasting. Tegelijkertijd zijn ze manipulerend en voorschrijvend. Zo lukte Facebook zonder slag of stoot wat conservatieve politici decennialang niet voor elkaar kregen: de Amerikaanse Playboy stopte met naakt omdat ze voor hun bereik afhankelijk zijn van het sociale netwerk dat een hekel heeft aan bloot.
De oppermacht van de techgiganten leidt tot neoliberaal defaitisme, gedwee ondergaan we ons lot. We accepteren de voorwaarden, geven onze data gratis af en laten ons inpakken door ontransparante algoritmen. Het is nu eenmaal zo, en wat kan je doen als individuele consument? We gaan de strijd tegen kolossen als Facebook niet winnen door Signal te gebruiken in plaats van Whatsapp (al helpt het wel). We moeten ophouden alleen te denken als consumenten. We moeten onszelf als burgers zien.
De controle over het internet is in de eerste plaats een politieke kwestie en dat betekent dat we niet politiek passief kunnen blijven. We moeten schuldigen aanwijzen en ze ter verantwoording roepen. Overheden staan niet machteloos ten aanzien van bedrijven, hoe groot die ook zijn. Maar overheden komen pas in actie als hun burgers hen daartoe dwingen. Dat betekent dat we druk op de politiek moeten opvoeren. Doneer aan Bits of Freedom, stem op de Piratenpartij en ga de straat op. Verzet, blokkeer, pik het niet meer. Een beter, rechtvaardiger, vrijer internet is mogelijk.
21: BURGERS
Burgers moeten met elkaar delen welke informatie er van hen wordt gebruikt. Idee: René Mahieu (promovendus governance and economics of privacy) and Hadi Asghari (universitair docent governance and economics of privacy) Technische Universiteit Delft)
Probleem: Bedrijven en overheden beheren op ondoorzichtige wijze steeds meer persoonlijke data.
Oplossing: Burgers moeten samen gebruik maken van het recht om hun gegevens in te zien en hun bevindingen delen.
Toelichting: Big data wordt gezien als het nieuwe olie en er wordt steeds meer persoonlijke data verzameld en gebruikt. Die persoonlijke data is van burgers en gaat over burgers maar is in handen van bedrijven en overheden.
Dataoverdracht gaat vaak digitaal en ongemerkt. Als je bijvoorbeeld met je mobiele telefoon belt weet je telefoonprovider waar je bent, met wie je belt en hoe lang. En op basis van de posts waar je op klikt, schat Facebook in welke politieke overtuiging je hebt. Doordat de gegevensverzameling digitaal en ongemerkt gaat en de verwerking buiten het zicht van de burger plaats vindt weet niemand wie welke data heeft en hoe daar mee om wordt gegaan.
Als burgers kunnen hier wat aan doen! We hebben namelijk recht op inzage. Volgens de Nederlandse Wet Bescherming persoonsgegevens en de Europese Algemene Verordening gegevensbescherming heeft elke burger het recht om bij een gegevensverzamelaar een overzicht opvragen van de persoonlijke gegevens die er over je worden verwerkt. Ook dient de gegevensverzamelaar aan te geven waar ze de gegevens voor gebruiken en met wie ze de gegevens delen. Vele burgers hebben dit al gedaan, bijvoorbeeld via de privacy inzage machine van Bits of Freedom.
Wij stellen voor om het recht op inzage gezamenlijk te gaan gebruiken en de resultaten met elkaar delen. Op die manier kunnen we inzichtelijk maken waar onze data uithangt en wat er mee gebeurt. De resultaten kunnen worden gebruikt door onderzoekers, media, beleidsmakers en digitale burgerrechtenorganisaties. Zo kan gewerkt worden aan bewustwording en kan een geïnformeerde dialoog op gang komen over welke vormen van data gebruik we wel en niet acceptabel vinden. Met gedeelde kennis krijgen gedeelde macht.