in beeld
Je ruikt hen al van verre op straat: wie zijn die oliebollenbakkers en wat doen ze de rest van het jaar?
Het ambacht van de oliebollenbakkers wordt generatie op generatie doorgegeven. Ze staan doorgaans maar een paar weken per jaar op straten en pleinen met hun geurige oud-Hollandse specialiteiten. Een praatje met, en een foto van vier van hen.
Pietje van den Brug (72), Roosendaal
‘Loest, mijn man, en ik zijn al 53 jaar bij elkaar en precies zo lang hebben we samen deze zaak. Negen maanden per jaar verse friet en snacks, en oliebollen in de winter. In oktober kan het zijn dat de berehappen opraken omdat we ons klaarmaken voor het oliebollenseizoen. Klanten komen van heinde en ver, zowel voor de friet als de oliebollen. ‘Daar heb je het vrouwtje van de smoutebollen’, hoor ik wel eens iemand achter me zeggen als ik aan de overkant een croissantje haal terwijl het beslag aan het rijzen is. Dan weet ik dat het een Vlaming is, want zo noemen ze oliebollen in België.
‘Iedereen kent ons hier bij de voornaam en ze kunnen ons echt niet missen. We zijn nog net geen bruin café, maar we maken met iedereen een babbeltje. Het maakt ons niet uit of iemand een hele zak of maar één oliebol koopt. Je kunt niet in iemands portemonnee kijken. Laatst kwam hier een vrouw die zei dat ze de kaas op de boterham niet meer kan betalen. Ze koopt dan wel een zak oliebollen, maar mensen willen zichzelf af en toe gewoon op iets lekkers trakteren. Alleen als het regent is alles anders. Dan staan ze hier in hun auto’s te wachten, lachen wij ons kapot en hebben we een soort oliebollendrive-through.’
Dolly Boon (42), Haarlem
‘Ik ben opgegroeid in Amsterdam, maar in de aanloop naar Oud en Nieuw woonden wij ieder jaar twee maanden lang in een woonwagen hiertegenover. We veranderden dan ook altijd tijdelijk van school. Mijn broer is in de oliebollentijd geboren en is dus eigenlijk een Haarlemmer.
‘Toen de mogelijkheid zich voordeed om de zaak van mijn vader over te nemen, werkte ik al twaalf jaar fulltime als stewardess. Dat wilde ik niet opgeven, maar het voortzetten van deze familietraditie vond ik ook een mooi idee. Mijn moeder, die jong is overleden, heeft nog in deze kraam gewerkt terwijl ik als baby onder de toonbank lag.
‘Tien maanden per jaar vlieg ik voor KLM. In november en december neem ik onbetaald verlof op zodat ik hier kan staan. Zo’n vier jaar geleden hebben we mijn man Riley alle kneepjes van het vak geleerd zodat hij de zaak alleen kan runnen als het mij een keer niet lukt om vrij te krijgen. Hij is de rest van het jaar manager van een bistro in Amsterdam.
‘Wij maken luchtige oliebollen, zoals we die zelf ook graag eten. Dat betekent dat je het beslag ouderwets met de hand moet slaan. Mijn vader heeft er kromme vingers van gekregen en is al vijf keer aan zijn handen geopereerd. Over mijn eigen handen maak ik me eigenlijk nooit druk. Luchtige oliebollen kun je alleen op deze manier maken.’
Maarten Eckenhaussen (39), Stadskanaal
‘Giovanni is mijn aangetrouwde neefje. Hij werkt hier al vanaf zijn 7de. Een paar jaar later stond hij al met de Bosch-boor in de grote deegemmer te roeren. Voordat ik mijn vrouw en haar familie ontmoette, werkte ik bij de hamburgerketen met de grote gele M. Daar was ik net een beetje aan het vastroesten. Als je met oliebollen je geld kunt verdienen, waarom niet?, dacht ik.
‘Oost-Groningers zijn over het algemeen niet rijk, maar het zijn wel de mensen van wie wij het moeten hebben. Ze komen van hun laatste centen een paar oliebollen kopen. In de lente en de zomer staan we met de kraam op braderieën, hier in Stadskanaal zijn we ieder jaar vanaf 1 november te vinden. Tijdens die eerste week is het welkom altijd hartverwarmend: ‘Ik rook het al’, zeggen ze dan.
‘Ik zag laatst een tv-programma waarin een meneer vier oliebollen bestelde en dat meisje zei: dat is dan 6 euro. O mijn god dacht ik, een oliebol voor 1 euro 50... Die van mij heb ik gewoon op 1 euro gehouden en dertien voor een tientje. 1 euro 20 rekent zo rot, vind ik, ook al maakt dat voor mezelf niet uit.
‘Mijn zoon van 9 rekent ook hartstikke goed en hij kan ons al prima helpen achter de toonbank. Soms heeft hij even geen zin. Da’s geen probleem natuurlijk. Maar als mensen hem vragen wat hij later wil worden zegt hij: ‘In ieder geval oliebollenbakker en de rest zie ik wel’.’
Jan Vermolen (59), Den Haag
‘Mijn jongste zus heeft de zaak van mijn vader overgenomen, dus ik werk vanaf 1986 voor mezelf met gehuurde en geleende wagens. Eerst in een vergrijsde buitenwijk waar ik bijna niks verdiende. Toen wist ik, ik moet in de maanden dat ik niet op de kermis sta die drukte opzoeken.
‘Sinds 1991 heb ik een oliebollenkraam in het centrum van Den Haag. Hier ga ik nooit meer weg, dat snap je. Vroeger stond ik hier met een wagen met Duitse wintertaferelen, dat was ook een bezienswaardigheid. Alle complimenten die ik over die wagen kreeg hebben me geïnspireerd om er nog een keer een paar ton tegenaan te gooien.
‘Ik ben een Haagse jongen, dus heb ik twee jaar geleden besloten om het stadslogo op de nieuwe kraam te zetten, de Ridderzaal, het torentje van Rutte en het aanzicht van Scheveningen. Ik vind dat al die toeristen die mijn kraam fotograferen thuis moeten kunnen zien in welke stad de foto is genomen. Die decoraties alleen al hebben een vermogen gekost, maar ze zijn het dubbel en dwars waard, want zelfs als je niet van oliebollen houdt, kom je nog kijken.
‘Of mijn zoon Jantje hem straks gaat overnemen? Dat zou leuk zijn als hij er tijd voor heeft, want volgend jaar gaat hij het druk krijgen, dan wil hij de grootste speelhal van Europa bouwen met een vriend van hem.’