in beeld
Fotograaf Sem Langendijk zocht op onbestemde plekken naar de magie van zijn jeugd
Pas toen hij studeerde, besefte fotograaf Sem Langendijk hoe bijzonder de plek was waar hij opgroeide: een toevluchtsoord dat nu niet meer bestaat. Al fotograferend keerde hij er in zekere zin naar terug.
Er staat een jongetje op een oude tafel. Op twee verschillende sokken kijkt hij je aan, verlegen en zelfverzekerd tegelijk. Achter hem knalt de natuur haast uit elkaar van nieuw leven, en ook het jongetje lijkt onhoudbaar, alsof hij denkt: ben je klaar? Mag ik nu weer precies gaan doen waar ik zin in heb? ‘Pas toen ik die jongen fotografeerde, realiseerde ik me dat ik zelf ook ooit op zo’n plek heb gestaan’, vertelt Langendijk aan de telefoon, ‘me onbewust van de grotere ontwikkelingen om me heen.’ En zich onbewust van de eindigheid: het ADM-terrein in het Amsterdamse Westelijk Havengebied, de mix van kunstenaarsdorp en vrijplaats waar hij het jongetje fotografeerde, zou een jaar later verdwijnen, opgegaan in de projectplannen van een vastgoedondernemer. Gezinnen, natuur, jongetje: weg.
Ontdekkingstocht
Ook het huis van fotograaf Sem Langendijk (32) verdween toen hij jong was. Op zijn 10de werd de loods op het Westerdokseiland direct naast het centraal station van Amsterdam, waar hij woonde met zijn vader, moeder en zus, gesloopt om plaats te maken voor de nieuwbouwhuizen van Westerdok. Daarvóór verhuurde de gemeente de oude NS-gebouwen voor weinig geld aan kunstenaars en botenbouwers zoals zijn vader. ‘Het was een aan elkaar gegroeide gemeenschap, op het hoogtepunt woonden er veertig gezinnen. Mijn ouders hadden hun slaapkamer in het oude kaartjesloket gebouwd.’ Omdat onduidelijk was hoelang de loods zou blijven staan, hing er een gevoel van vrijheid en tijdelijkheid dat perfectie overbodig maakte. ‘Iedereen was de hele dag bezig iets te creëren. We maakten zelf de plek. Naast de treinsporen lagen de woonboten, en vanaf de kade waar bewoners zelf hun tuin hadden aangelegd, sprongen we ’s zomers in het IJ. We maakten vuur en bouwden hutten. Alles was een ontdekkingstocht, we speelden niet met speelgoed maar met wat er was: hout, stukken staal. Pas toen ik naar de middelbare school ging, ontdekte ik dat Amsterdam nog veel groter was.’
Toch realiseerde Langendijk zich pas hoe bijzonder de plek waar hij opgroeide was, toen hem tijdens zijn opleiding fotografie werd gevraagd of hij er geen foto’s van had. ‘Ik bedacht: die plek is zo belangrijk voor me geweest, maar er is niets van bewaard.’ Hij begon bewoners op het Amsterdamse NDSM-terrein te fotograferen, woonde later een tijd in de wijk Red Hook, een voormalige scheepswerf in Brooklyn, kwam eenmaal weer in Nederland vaak naar de gemeenschap op het ADM-terrein. Maar pas toen hij het jongetje op de tafel in het zomerse groen fotografeerde, besefte hij wat hij aan het doen was: zoeken naar de onbestemde plekken die op thuis leken.
Toevluchtsoorden
Het zijn toevluchtsoorden, zegt hij nu over de plaatsen die hij in zijn boek heeft verzameld – safe havens. Plekken waarbij je het gevoel hebt dat alles er kan, en waarop bewoners, in tegenstelling tot op de tekentafel ontwikkelde wijken, wél invloed hebben.
‘We wisten wel dat onze loods gesloopt ging worden, het laatste jaar woonden we tussen de zandheuvels en half aangelegde wegen. Maar toen ik onze douchedeur recht overeind zag staan terwijl mijn oude slaapkamer in lucht was veranderd, was dat toch heftig. Je kunt een plek met zoveel geschiedenis toch niet zomaar uitwissen?’ Op de plaats van zijn oude huis staat nu een boksschool met appartementen erboven, de nieuwe atelierwoningen waren zelfs tegen gereduceerde tarieven onbetaalbaar voor de oude kunstenaars. Langendijk: ‘Je kunt nooit zeggen: een stad moet precies blijven zoals hij is. Maar gentrificatie puur zien als nieuwe bewoners die een koffietentje openen dat niet bij de oude gemeenschap past, is te makkelijk en te naïef. Want daarna komt Starbucks, en dáárna het bedrijf waardoor Starbucks weer wordt betaald. Als je alleen maar denkt in marktwerking en de stad indeelt op basis van rendement, zijn er geen winnaars. Huizen zijn van investeerders in plaats van bewoners, zelfs de expats die als enigen de hoge prijzen nog kunnen betalen, hebben geen mogelijkheid meer om zich te wortelen en te hechten. Als je betrokkenheid wilt, moet een bewoner wel iets kúnnen met zijn plek. Er moet ruimte zijn voor het onverwachte, voor je eigen invulling. Pas dan ontstaat het soort magie dat je niet kunt plannen in de planologie.’
Inmiddels is Sem Langendijk zelf ook weg uit Amsterdam. Sinds een paar maanden woont hij met vriendin en zoontje in een dorp in Zuid-Afrika, waar ze een oud huis aan het opknappen zijn. Het is een plek waar hij nog wel de ruimte voelt om zijn eigen stempel erop te drukken. ‘Heel handig ben ik niet. Maar een van de erfenissen uit mijn jeugd is dat ik van niets iets kan maken.’
Haven, de eerste solotentoonstelling van Sem Langendijk, is t/m 18 juni te zien bij Foam Amsterdam.