Wingate-test kan zorgen voor tijdwinst op het ijs
Schaatscoach Jac Orie is al jaren succesvol. Een deel van zijn geheim is zijn wetenschappelijk benadering, waaronder de Wingate-test. Het vermogen van schaatsers wordt gemeten middels een helse exercitie op een hometrainer. Een zeldzaam kijkje in de keuken van een topcoach.
Een ouder echtpaar dat langs het Van der Valk-hotel in Wolvega wandelt, blikt verschrikt omhoog. Door een open raam komt woest gebrul. Het klinkt alsof er iets stevig mis is, maar het zijn de coaches van Kjeld Nuis. Ze moedigen de schaatser aan tijdens een Wingatetest, een met geheimzinnigheid omgeven fietsproef die nauwkeurig voorspelt hoeveel harder de wereldkampioen de 1.500 meter kan schaatsen bij de Winterspelen, over acht maanden in Zuid-Korea.
'Go, go, go!', schreeuwen de coaches. 'Jaaaa!'
De test is berucht onder schaatsers. 30 seconden voluit trappen op een hometrainer met een flinke weerstand. Dat lijkt niet zwaar, maar het is een martelgang. In die halve minuut gaan de schaatsers tot het uiterste. Ze wringen zich nog verder uit dan op een 500 meter, die ongeveer even lang duurt. Nuis: 'Bij het schaatsen moet je altijd controle houden, maar op zo'n fiets hoeft dat niet en kan je veel dieper gaan.'
Dat is te zien. Tijdens de test, die bij wijze van hoge uitzondering en onder strikte voorwaarden mag worden bijgewoond door een journalist, houdt assistent-coach Bjarne Rykkje de hometrainer vast. Hij zet zich schrap om te voorkomen dat het ding omvalt onder de beukende en schuddende lijven van de schaatsers. Iedereen in het tot testruimte verbouwde vergaderzaaltje vuurt het slachtoffer op de testfiets aan, alsof er een wereldrecord in het verschiet ligt.
1 watt extra getrapt tijdens de Wingatetest kan op het ijs een tijdwinst op de 1.500 meter betekenen van 0,92 tot 2,32 seconden
De aanmoedigingen kunnen niet voorkomen dat bij het beste er na zo'n 15 seconden al af is, halverwege de test dus al. Met een overschot aan melkzuur in de benen moeten ze schokschouderend het laatste stuk nog door. Gerben Jorritsma kijkt toe hoe Hein Otterspeer na de halve minuut gutsend van het zweet naar adem hapt. 'Ik zit met klotsende oksels en zweethanden en ik moet nog.'
Jac Orie is de succesvolste schaatstrainer van dit moment. Afgelopen winter kon niemand aan zijn resultaten tippen. Bij de WK afstanden, op de olympisch ijsbaan van Pyeongchang, werden alle individuele afstanden bij de mannen gewonnen door zijn pupillen: Jan Smeekens de 500 meter, Kjeld Nuis de 1.000 en 1.500 en Sven Kramer de 5 en 10 kilometer.
Een van die drie wereldkampioenen moet ervoor zorgen dat Orie voor de vijfde maal op rij een olympisch kampioen aflevert: na Gerard van Velde (2002, met de collega-coach Geert Kuiper), Marianne Timmer (2006), Mark Tuitert (2010) en Stefan Groothuis (2014).
De 49-jarige Orie is van huis uit bewegingswetenschapper. Sinds enkele jaren voert hij met Nico Hofman, fysiotherapeut bij schaatsploeg Lotto-Jumbo, wetenschappelijk onderzoek uit met zijn schaatsers. Samen zijn ze bezig met een promotietraject aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. De Wingatetest is een van de speerpunten in dat onderzoek.
De Wingatetest is een explosieve inspanningstest die Orie zijn sporters al 15 jaar voorschotelt, zijn gehele loopbaan als hoofdcoach. Hij meet een piek- en gemiddeld vermogen over 30 seconde. Dat wordt uitgedrukt in een wattage per kilogram lichaamsgewicht. Als een schaatser sterk scoort, dan is dat een goed teken voor de kortere nummers op het ijs.
Orie en Hofman hebben met uitgebreid data-onderzoek aangetoond dat er een directe relatie bestaat tussen prestatieverbetering op een Wingatetest en de 1.500 meter. De coach: 'Je kan voorspellingen doen over de ontwikkeling van een schaatser. Als je een bepaalde hoeveelheid watt vooruitgaat op de Wingate zie je ook een bepaalde toename in je rijsnelheid op de 1.500 meter. Als je achteruitgaat in de test, ga je op het ijs ook langzamer.'
Concreet becijferden Orie en Hofman dat een verbetering van 1 watt per kilogram lichaamsgewicht een tijdswinst van 0,92 tot 2,32 seconden op de 1.500 meter zal opleveren. Dat kan het verschil betekenen tussen olympisch goud of een anonieme achtste plek.
De voorspellende waarde is niet onbegrensd. Je kan met de Wingatewaarden van een sporter niet zijn 1.500-metertijd voorspellen. Hofman: 'Alleen als iemand een tijd heeft staan en je ziet zijn Wingate verbeteren, dan kan je aangeven hoeveel zijn tijd sneller zal worden.'
Geen schaatstest
Het is dus niet zo dat degene met de beste Wingatewaarden de snelste 1.500 meter rijdt. Neem Jan Smeekens. Hij heeft van Ories ploeg de hoogste wattages achter zijn naam, maar op de ijsbaan is elke meter voorbij de 500-metergrens een slag te ver. Wereldkampioen Nuis en Sven Kramer trappen minder hoge waardes op de testfiets, maar hebben op de koningsafstand veel meer in hun mars.
Of je kan schaatsen wordt überhaupt niet meegewogen. Het is immers een fietstest. Misschien zou Peter Sagan, wereldkampioen wielrennen, een hele goede Wingatetest kunnen rijden, maar hij maakt op het ijs geen schijn van kans tegen Nuis.
Het gaat dus om de combinatie van al gereden 1.500-metertijden en testresultaten. En om de trend die Orie ziet ontstaan bij zijn pupillen na het afnemen van meerdere tests. Daarom staat de Wingate-test gedurende de zomermaanden zo'n zes keer op het menu. Zo kan hij blijven schaven aan zijn trainingsprogramma's. Het is een controlemechanisme.
Orie: 'Soms train je harder en worden de testwaarden slechter, soms worden ze beter. Er is ook een verschil tussen een sprinter en een allrounder. Je wil bij een allrounder niet dat-ie te goed wordt. Dat is het spelletje. Je hebt heel mooi gereedschap in handen om je trainingen te sturen.'
Het is extra waardevol dat de ontwikkeling van een schaatser zonder één slag op het ijs gevolgd kan worden. Wisselende omstandigheden op ijsbanen, de beschikbaarheid van ijs in de zomer, het is niet meer van belang. De ploeg heeft drie geijkte testfietsen en die gaan overal mee naartoe van trainingskampen in Wolvega tot Noord-Italië.
Hofman: 'Zelfs als je een paar weken van het ijs af bent, kan je zo zien hoe het op het ijs zou zijn.'
Ories geheim
Orie en Hofman publiceerden hun onderzoeksresultaten dit voorjaar in het wetenschappelijke tijdschrift Medicine and Science in Sports and Exercise. Hun door de jaren opgebouwde kennis is beschikbaar voor iedereen, ook voor de concurrenten. Maar of collega-trainers daar wat mee doen, betwijfelen ze. Vanuit de schaatswereld bleef het stil.
Orie: 'Het onderzoek wordt wel gedeeld, maar er worden geen vragen gesteld. Dat verbaast me niet. De interesse is er niet. Ze willen hapklare brokken. Ook prima.'
Zijn testmethodes en aanpak heeft Orie gedeeld, verder wil hij niet gaan. Over de concrete data waakt hij als een moederkloek. Namen en rugnummers? Nee, die geeft hij niet. Een kijkje nemen bij de Wingatetests mocht pas na enig overleg en onder de strikte voorwaarde dat er geen testwaarden van schaatsers zouden worden gepubliceerd. Ook op de foto's mochten geen cijfers zichtbaar zijn.
Orie: 'Anders kunnen we net zo goed onze database beschikbaar stellen. Niet dat het gevaarlijk is, maar ik wil het niet. Dat heeft met privacy te maken. Je laat ook je bankrekening niet zien aan iedereen die daar om vraagt. Dit is een soort bankrekening voor schaatsers. Die data horen bij hun.'
Kjeld Nuis houdt ook zijn mond over de cijfers. Maar hij stapt na zijn Wingate-test en het uitrijden tevreden van de fiets. Ook de coaches lijken blij met het resultaat. Heeft in dit Van der Valk-zaaltje net de toekomstig olympisch kampioen 1.500 meter zijn benen getest? Is Nuis op weg om zichzelf nog verder te verbeteren?
Het zou kunnen, maar uiteindelijk zal Nuis het ultieme bewijs van Ories aanpak over acht maanden in Pyeongchang moeten leveren. Zelfs met een lijst perfecte tests is dat nog niet zo eenvoudig. Alle wetenschappelijke nauwkeurigheid ten spijt, sport blijft onvoorspelbaar. Dat beseft Orie maar al te goed. 'Iemand die slechte tests heeft gedaan zal nooit winnen, maar dat betekent niet dat iemand met hele goede testresultaten dat per definitie wel zal doen.'
De olympische kampioenen van Jac Orie
Stefan Groothuis greep in Sotsji de gouden medaille op de 1.000 meter, nadat hij vele blessures en een depressie had overwonnen.
Marianne Timmer veroverde in Turijn haar derde gouden medaille. Ze pakte goud op de 1.000 meter.In 1998 won ze de 1.000 en 1.500.
Mark tuitert verraste door in Vancouver de 1.500 meter te winnen, het koningsnummer, als eerste Nederlander sinds Ard Schenk in 1972 .
Gerard van Velde won in Salt Lake City, in 2002, goud op de 1.000 meter. Jac Orie was met TVM-coach Geert Kuiper verantwoordelijk.