ronde van vlaanderen

Wielrenner Mathieu van der Poel is het wonderkind van de Ronde van Vlaanderen

Terwijl renners de helling van de Oude Kwaremont verkennen, bouwen bewoners langs de route hun podiumpje om zondag de Ronde van Vlaanderen goed te kunnen zien. Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant
Terwijl renners de helling van de Oude Kwaremont verkennen, bouwen bewoners langs de route hun podiumpje om zondag de Ronde van Vlaanderen goed te kunnen zien.Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

Met zijn debuut zondag in de Ronde van Vlaanderen zet veldrijder Mathieu van der Poel dé stap naar urenlang koersen over heuvels en keien. Hoe kan het dat hij meteen favoriet is?, vraagt Rob Gollin zich af.

Rob Gollin

Het zweemt naar lente in Vlaanderen, met vroege vegen groen in het grijze web van kale takken. Als in dat decor een 24-jarig wonderkind rondfietst – de typering is van de Belgische wielercommentator ­Michel Wuyts – en er de voorjaarskoersen kleurt, is de verleiding groot die renner parallel met de eerste bloesem tot ontluikend talent te verklaren.

Dat zou de plank misslaan zijn. Mathieu van der Poel, die zondag debuteert in de Vlaamse hoogmis van het wielrennen, de Ronde van Vlaanderen, heeft voor zijn leeftijd een erelijst die doet duizelen. Hij was op zijn 18de wereldkampioen bij de junioren. In 2015 werd hij, 20 jaar en 13 dagen oud, de jongste wereldkampioen veldrijden ooit. De kledingkast is ruim gevuld met nationale truien en twee shirts met het blauw-wit van een ­Europese titel. Afgelopen februari kon hij na winst in Denemarken er een regenboogtricot naast hangen. Dat is geen aanstormend talent, dat is meer gevestigde orde. Hij doet zondag mee voor de winst, is de voorspelling.

Het mogen dan vooral bekers zijn die hij uit de modder en het zand heeft opgedolven in die vooral Belgische niche van het fietsen, vergeet niet dat hij op de Europese kampioenschappen op de weg in Glasgow vorig jaar al tweede werd. Op de NK in juni in Hoogerheide troefde hij in zijn eentje Nederlandse topteams af in een kolkende sprint. Hij moest zelfs een voor hem rijdende renner een duwtje geven, het ging hem te langzaam.

Maar lente is het zeker. Als je hem woensdag met uit de winter meegenomen blosjes op de wangen het podium in Waregem ziet betreden, waar hij ingetogen zijn triomf in Dwars door Vlaanderen viert, staat daar ontegenzeggelijk een frisse snuiter. Nadat hij half februari de crossfiets in de schuur had gezet om zich voor het eerst in zijn loopbaan volledig op geplaveide parcoursen te richten, was dit nog maar zijn tweede kracht­meting met de elite op de weg. Die zondag ervoor was hij vierde geworden in Gent-Wevelgem. Dat hij inderdaad zo blij als een kind was, bleek vooral later, toen hij woensdag de afstand van de perszaal naar de teambus vrolijk op één wiel aflegde.

Volledige overgave

Het past naadloos in de onbevangenheid waarmee hij koerst, zowel in het veld als op de weg. Een strategie is er niet. Hij ziet wel wat er gebeurt en anders zorgt hij er zelf wel voor dat er iets gebeurt. Zijn ploegleider, oud-renner Michel Cornelisse, heeft er vrede mee. Je kunt hem het beste gewoon zijn gang laten gaan. Hij weet zelf wel wat goed voor hem is.

De stijl kenmerkt zich door plezier, bravoure en volledige overgave. Boven op een brug in een veldrit maakt hij vaak een sprong om zijn fiets dwars te kunnen gooien. Leuk voor de toeschouwers, maar hij doet het vooral omdat hij het zelf leuk vindt.

Dit is hem ook ten voeten uit: tijdens het NK veldrijden Huijbergen heeft hij een riante voorsprong, maar blijft toch alles geven. Geheel in zichzelf gekeerd vliegt hij een bocht door, waar het asfalt toch verraderlijk vochtig is. Hij scheert op enkele centimeters langs de hekken. Hé, Mathieu, wil je roepen, dit is het NK. Je bent er al! Doe voorzichtig! Maar hij rijdt nooit op reserve, hij houdt van afzien. Zijn begeleiders, manager Christoph Roodhooft en coach Kristof De Kegel, zijn er ook weleens verbaasd over. Ze kennen geen andere renner die zichzelf zo pijnigt en daar allerminst onder gebukt gaat.

Het zit in de genen, met als vader Adrie van der Poel, oud-wereldkampioen, en als moeder Corinne Poulidor, de dochter van Raymond, de Franse topcoureur die maar niet de Tour de France kon winnen. Maar het had ook zomaar voetbal kunnen worden: als ­puber is hij nog getest bij Willem II.

De Belgen zouden hem maar wat graag inlijven. Iemand die zo excelleert in de sport die zij het meest liefhebben, die er geboren is en er toch al woont, bij zijn ouders in Kapellen, noordelijk van Antwerpen, met de bossen vlakbij, en die zuiver Vlaams ‘klapt’, die kun je nauwelijks nog ­Nederlander noemen, toch?

Zelf voelt hij zich wel van boven Wuustwezel, hij heeft een Nederlands paspoort. Trainen deed hij ook altijd over de grens, vaak met de nationale selectie. Het wekte vorige maand wat verbazing toen bleek dat hij de beroemde kasseienstroken in de Vlaamse Ardennen op een enkele uitzondering na helemaal niet kende. Hij fietste er zelden. Zuid-Limburg, ja, daar was hij vaak geweest, als junior. Dat was even slikken in Vlaanderen.

Reken maar dat hij volgend jaar meer Oranje-gevoelens zal aanwakkeren. Dan zal hij vaak op een fiets zitten die hier nog niet aan bod is gekomen: de mountainbike. Hij hoopt er eremetaal mee op te halen in Tokio, op de Olympische Spelen.

Ontluiken zal er dan toch wat, deze lente. Voor Van der Poel dient zich nóg een nieuw bestaan aan. Eind deze maand verlaat hij de ouderlijke woning en gaat samenwonen met vriendin Roxanne in ’s Gravenwezel, waar ze een huis hebben gekocht. Mathieu heeft de baksteen in de maag, stellen de Belgen vast. Zie je wel? Hij is er een van bij ons.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden