AnalyseAtletiek

Vrouwen en mannen trainen serieus voor de estafette: daar valt wat te winnen

De estafettes bij de mannen en vrouwen zijn tot speerpunt verklaard. De discipline is een snelle route naar succes. Professioneel de wissels van het stokje oefenen en een medaille is zelfs zonder topsprinters haalbaar.

Erik van Lakerveld
Estafettetraining op Papendal. Dafne Schippers staat op het punt het stokje over te geven.	 Beeld Jiri Büller / de Volkskrant
Estafettetraining op Papendal. Dafne Schippers staat op het punt het stokje over te geven.Beeld Jiri Büller / de Volkskrant

‘Pak! Pak! Pak!’, klinkt het donderdagmiddag op de atletiekbaan van Papendal. Het tartan, even blauw als de wolkenloze hemel erboven, zindert in de zon. Aan de rand staan de beste sprintsters van Nederland in een treintje achter elkaar. Ze maken een loopbeweging, maar blijven op hun plek. Met een kreet geven ze de estafettestokjes naar voren door. Uiteindelijk staat Dafne Schippers als laatste in de rij met drie lichte aluminium buisjes in haar handen.

De stationaire polonaise die de vrouwen uitvoeren is deel van de warming-up tijdens de centrale estafettetraining voor de 4x100 meter. Het teamonderdeel is tot speerpunt verklaard door de atletiekunie. Er zijn medaillekansen op WK’s en Olympische Spelen.

Op de 4x100 meter estafette liggen kansen op mondiaal succes voor ­Nederland, zegt Charles van Commenée, bondscoach. Het is het meest maakbare onderdeel op de atletiekbaan. De crux zit hem niet in de individuele klasse van de sprinters, maar in de wissels, in de momenten dat het stokje wordt doorgegeven. ‘Andere landen hebben snellere lopers, maar slordige wissels.’

Als voorbeeld geldt Japan, dat in 2008 en 2016 zilver veroverde op de Spelen met lopers die individueel nauwelijks opvielen. Slechts één van de ­Japanse estafettelopers, Yoshihide Kiryu, heeft een persoonlijk record onder de 10 seconden op de 100 meter.

In Zwitserse handen

Estafettecoach Laurent Meuwly: ‘Het is niet zo dat het team met de beste sprinters altijd wint. Het heeft dus zin om ervoor te trainen.’ De Zwitser, sinds december in dienst bij de atletiekunie, weet waarover hij spreekt. Hij liet de ­afgelopen jaren de ­Zwitserse estafettevrouwen boven zichzelf uitstijgen.

Nederland heeft ten opzichte van de mondiale sprintgrootmachten, zoals de VS, een voordeel: bijna alle atleten trainen op dezelfde plek, op Papendal. Veel buitenlanders trainen los van elkaar, gescheiden door afstand, trainingsgroepen en sponsorafspraken. De Nederlanders kunnen uitentreuren de 20 meter waarbinnen het stokje van eigenaar moet wisselen oefenen.

Dat doen ze met overgave. Veertien keer per jaar krijgt de estafettetraining prioriteit boven het individuele programma. Tijdens die estafettesessies moeten de sprinters op topsnelheid kunnen lopen. Voor de training van donderdag heeft iedereen twee dagen rustig aan gedaan.

Die topsnelheid is nodig omdat de Britse bewegingswetenschapper Paul Brice een keur aan zaken meet. Van de snelheid van de aankomende loper en de vertreksnelheid van de volgende atleet tot de richttijden waarbinnen het stokje daadwerkelijk van hand tot hand gaat. De trainingstijden moeten een blauwdruk geven voor de wedstrijden en dus van wedstrijdniveau zijn.

De atleten kennen de cijfers die daarbij horen. Na elke oefenwissel lopen ze naar een scherm aan de rand van de baan. Met de slowmotionbeelden die Brice maakt kunnen ze redelijk goed inschatten of ze binnen de marges gebleven zijn. ‘Groen’, roepen ze als het is gelukt.

Andere wissels

Als een wissel bij de mannen, die in de ochtend hetzelfde stramien als de vrouwen hebben gevolgd, tussen Hensley Paulina en Taymir Burnet nagenoeg perfect wordt uitgevoerd, wordt er gejuicht en geapplaudisseerd. ‘This is magic!’, roept Brice.

Na afloop, net als na wedstrijden, zullen de sprinters van de wetenschapper een uitgebreide spreadsheet ontvangen met alle data. Groen gearceerd is dat wat goed ging, rood de missers. Als Brice door de cijfers van de laatste wedstrijd in Genève, gaat, stapelen de tiendes van seconden die er nog te winnen zijn zich op. Zeeën van tijd in estafettetermen die het verschil tussen een medaille of een roemloze uitslag kunnen maken.

Bij de start van de wissels is al een belangrijke verandering doorgevoerd. Wachtten in het verleden de lopers op hun aanstormende voorganger met één hand op de grond, nu blijven ze staan: de knieën gebogen, de rechterhand op de rug. Zo hebben ze goed zicht op het stukje tape dat een stukje voor ze op de baan geplakt is. Als hun voorganger dat passeert, moeten ze wegwezen alsof er een startschot heeft geklonken. Wanneer dat goed gebeurt, treffen ze elkaar precies op topsnelheid.

In de oude starthouding keken ze onder hun schouder door, de wereld ondersteboven. Het maakte de lopers onnauwkeurig. Ze vertrokken vaak te vroeg of te laat. Uit Brice’ metingen blijkt dat ze met de staande start even snel zijn en veel nauwkeuriger.

Gemakkelijk is de omschakeling niet. ‘Het blijft wennen. Als ik sta, denk ik toch: hoe ga ik dat nou doen?’, zegt Schippers als ze een wissel met ­Nadine Visser terugkijkt.

Zowel de mannen als de vrouwen boekten in de voorbije maanden vooruitgang in hun gezamenlijke sessies, maar het moet nog beter. In de trainingen en vooral in de wedstrijden. Het gevoel van een perfecte wissel moet zo ver ingesleten raken dat het vanzelf gaat. En dat spreadsheets van Brice volledig groen kleuren.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden