sportveldrijden
Veldrijden is het nieuwe coke snuiven voor deze Costa Ricaanse dertiger, en met succes
Tien jaar na zijn zevende zelfmoordpoging start Felipe Timoteo Nystrom deze maand op het WK Veldrijden in Amerika. ‘Ik wil laten zien dat je je leven in eigen hand kunt nemen, ongeacht wat je is overkomen.’
Op 27 september 2012 weet Felipe Timoteo Nystrom, dan 29 jaar oud, zeker dat hij die dag een eind aan zijn leven gaat maken. Hij heeft in de straten van San José, de hoofdstad van Costa Rica, 100 dollar bij elkaar gebedeld en koopt 20 gram cocaïne en dertig blikken bier. Dat moet genoeg zijn. Voordat hij zijn intrek neemt in een morsig hotelletje, steelt hij een poloshirt en een broek uit een kledingzaak. Dan ziet hij er tenminste een beetje toonbaar uit als ze hem straks vinden.
Enkele uren later weet hij zich omgeven door verpleegkundigen. Hij is woest. Waarom hebben ze hem niet laten gaan? Hij huilt, uit onmacht. Het is niet gelukt. Weer niet. Dit was zijn zevende poging. Een hulpverlener doet niets anders dan hem zwijgend vasthouden, hoewel hij onder urine en braaksel zit.
Eind deze maand staat Nystrom, nu 38, als eerste Costa Ricaan in de geschiedenis aan de start van het wereldkampioenschap veldrijden in Fayetteville, North Carolina, de Verenigde Staten. Om de winst is het hem niet te doen. Natuurlijk maakt hij geen schijn van kans. In december reed hij enkele veldritten in België en Nederland en stopte voortijdig of eindigde ver achterin. Deelname was op eigen kosten, al leverde crowdfunding nog 2800 dollar op, een fractie van het benodigde budget. Voor hem tellen andere zaken dan truien en trofeeën.
In de cross duiken vaker avonturiers op, eenlingen uit landen zonder wielergeschiedenis, rijdend op ronden achterstand. Die willen vooral iets meemaken. Nystrom heeft een missie. Hij werd in zijn jeugd misbruikt, was dakloos, drugs- en alcoholverslaafd, het leven moe. Nu is hij tolk in Portland, Oregon en straks WK-deelnemer, op zijn Trek, die hij dankzij een aanzienlijke korting van een lokale fietsenwinkel heeft kunnen aanschaffen.
In een hotel in Brussel, enkele dagen voor zijn terugkeer naar de Verenigde Staten, doet Nystrom, klein van gestalte, zijn verhaal – een spraakwaterval, goedlachs, ondanks alles. ‘Ik wil laten zien dat je je leven in eigen hand kunt nemen, ongeacht wat je is overkomen, wat je is aangedaan – ook degenen aan wie is voorgehouden dat ze niet deugen, die het koud hebben en hongerig zijn.’ Het is alsof hij afvinkt wat hem zelf is overkomen. ‘Het kan met behulp van de sport, in een baan, met iemand die je liefhebt. Niemand heeft de droom om op straat te leven. Al is er maar één persoon die op basis van mijn verhaal inspiratie put om te proberen eruit te komen, dan heb ik iets bereikt. Ik hoef het niet eens te weten.’
Moeilijke jeugd
De achternaam Nystrom is van zijn moeder, een Amerikaanse met verre voorouders uit Zweden. Zij kwam in 1980 voor een humanitaire organisatie naar Costa Rica. In de jungle, op vijf uur reizen van San José, zette zij zich in voor de Bri Bri, een inheems volk. Ze raakte zwanger, keerde alleen terug naar de hoofdstad en beviel van Felipe. Zijn vader bleef bij zijn stam. Die ontmoette hij minder dan een handvol keer. De laatste keer was toen hij 13 was.
In San José begint voor Nystrom een lastig leven. Waar zijn moeder zich energiek stort op maatschappelijke projecten in de stad, verwaarloost ze volgens hem het gezin – er komen nog een broertje en zusje bij, van verschillende vaders. Een van hen mishandelt hem. Er zijn oppassers die hem seksueel misbruiken. Als hij het vertelt, vindt hij geen gehoor. ‘Als reactie kreeg ik klappen van mijn moeder. Ze ontkende het. Ik was een ondankbaar kind. Achteraf denk ik dat het te confronterend was: het besef dat ze als moeder had gefaald. Ze haalde soms eten van tafel om het weg te geven. Dan zei ze: andere kinderen hebben het meer nodig dan jullie. Haar gedrag gaf mij het gevoel dat ik niks waard was. Als je eigen moeder je niet beschermt, wie dan wel?’
Buiten het gezin gaat het er niet veel beter aan toe. Op een schooltje voor expats, waar hij dankzij contacten van zijn moeder terechtkan, wordt hij gepest. Hij is het armoedzaaiertje uit Costa Rica. Later, op een privéschool, lukt het hem evenmin vrienden te maken. ‘Er hing daar een feestcultuurtje. Ik wilde er niet aan meedoen.’ Op de universiteit, waar hij kortstondig rechten studeert met geld dat hij met aardbeien en koffie plukken bij elkaar schraapt, blijft hij een eenling. ‘Ik was in die studie veruit de jongste. Veel Costa Ricanen beginnen pas met studeren als ze dertigplusser zijn, nadat ze eerst jarenlang hebben gewerkt om te sparen.’ Een schaterlach: ‘Ik was zo klein, ik kon niet eens bij de urinoirs.’
Sport is zijn vluchthaven. Alles is beter dan thuis. Hij voetbalt bij Club Sport Herediano in de Costa Ricaanse stad Heredia. Feyenoord is zijn eerste favoriete club (‘Dat shirt!’), later is het Real Madrid, ‘het Madrid van vóór Ronaldo’. Claude Makélélé en Clarence Seedorf ziet hij het liefst. Centrale middenvelders, net als hij. Hij loopt hard. Hij fietst, op een oude mountainbike. Hij turnt en maakt ’s avonds de zaal schoon.
Drank en drugs
De ontsporing begint bij zijn eerste vaste betrekking. Hij wordt medewerker op een wedkantoor. ‘Dat ging daar van party naar party. Ik weet nog dat ik voor het eerst dronken was. Ik danste op een tafel in het café. Ik trok mijn shirt uit. Iedereen juichte. Ze pakten me beet.’ Hij wordt geaccepteerd. Eindelijk hoort hij ergens bij. Na de drank komen de pillen, na de pillen de cocaïne, ondanks de waarschuwing van een collega dat coke je eerst liefdevol omarmt, niet meer loslaat en dan wurgt.
Een vriendin – ‘ze gebruikte nog meer dan ik’ – verrast hem enkele maanden na het verbreken van de relatie met de mededeling dat ze zwanger is. Na de bevalling gaat hij naar het ziekenhuis. Een dna-test moet uitwijzen of de baby wel van hem is. Hij loopt naar de couveuse. Hij steekt zijn hand naar binnen en de kleine Mathias sluit in een reflex zijn vingertjes om zijn pink. ‘Ik keek hem eens goed aan en zei: laat die test maar zitten. Hij is van mij.’
Het leidt niet tot het inzicht dat het anders moet. Steeds vaker laat hij verstek gaan op de dagen dat hij op zijn zoontje moet passen. Hij heeft steeds meer cocaïne nodig. Mathias verdwijnt uit zijn leven. Het maakt zijn gevoel dat hij faalt er alleen maar sterker op. ‘Ik voelde me schuldig. Ik was het leven niet waard.’ Hij zwerft over straat. Hij vecht ’s nachts met anderen bij fastfoodrestaurants om resten van hamburgers en kipnuggets in de afvalbakken. ‘In die tijd durfde ik mezelf niet meer aan te kijken in spiegels of winkelruiten.’
Sport als medicijn
Als hij na zijn zevende overdosis op die septemberdag ontwaakt in een ziekenhuisbed, hoort hij naast hem een hartverscheurend huilen. Een vrouw en een zus hebben zojuist gehoord dat hun geliefde het niet heeft gered. Die was zwaar gewond geraakt bij een schietpartij. Ze waren erbij geweest, zaten zelf onder het bloed. ‘Het gekke was: er kwam ineens een rust over me. Alle gorilla’s op mijn rug waren verdwenen. Ik hield mezelf voor: oké, wil je dan zo eindigen? Is dit het dan? Of is er iets anders mogelijk?’ Een dag later loopt hij 12, 13 kilometer en rammelt aan het hek van een ontwenningskliniek. ‘Sindsdien heb ik geen druppel meer gedronken, geen gram meer gesnoven. Nog niet, zeg ik altijd. Nooit zeggen dat je er al bent. Dat houdt je elke dag alert.’
Hij verruilt San José voor Portland in de Amerikaanse staat Oregon. Een vriendin die hij in de kliniek ontmoette, kwam er vandaan. Hij is meegegaan, maar het is niks geworden tussen hen. Hij besluit terug te keren, maar de avond voor vertrek, gaat de telefoon. ‘Ik had me suf gesolliciteerd. Ik was perfect tweetalig, een baantje als vertaler leek me wel wat. Ik hoorde nooit wat. Tot dan. Ik kon beginnen, maar wel meteen. Of ik naar een ziekenhuis wilde gaan, waar een 19-jarige moeder haar baby had verloren. Het was dramatisch, intens verdrietig. Ik moest uitleggen wat er was gebeurd. Maar voor mij was het ook mooi. Ik was nodig. Ik had iets te bieden. De moeder bedankte me. Ik was eindelijk van waarde geweest. Ik was al 30.’ Hij krijgt de baan. Intussen treedt hij ook in rechtszaken als tolk op.
Weer zoekt hij de afleiding in sport, dit keer niet als vlucht maar als vehikel om zijn zoon, met wie hij weer sporadisch contact heeft, te laten zien dat hij wel degelijk iets kan. Eerst de triatlon, maar zwemmen in koud water went maar niet. ‘Zelfs in zwembaden kon ik er niet tegen’. Zijn coach adviseert zich op het fietsen te richten. ‘Fietsen heeft parallellen met verslaving. Je wilt telkens meer. Nog harder trainen, meer kilometers maken, nog betere spullen. Ook: als het lichaam ‘Ho!’ roept, ga je juist door.’
Fietskampioen
De cross betekent voor hem eerst trainen voor koersen op de weg. In het noordwesten van de VS is het veldrijden betrekkelijk populair. Ook daar is discussie over wie nu eigenlijk de beste is, Wout van Aert of Mathieu van der Poel. Zijn doel: meedoen aan het nationaal kampioenschap op de weg in Costa Rica. In 2019 staat hij zonder verwachtingen aan de start. Een vriend rijdt achter in een auto achter het peloton aan, met Nystroms zoon. Ze spreken af dat als hij moet lossen, hij bij hen instapt om samen naar het strand te gaan. Het loopt anders. Nystrom wint. Hij is de sterkste in een sprint van een kleine kopgroep. ‘Een journalist kwam naar mij toe en zei: ‘Gefeliciteerd, je bent nationaal kampioen. Maar, eh, wie ben jij?’’ Wat het echt de moeite waard maakt, is de omhelzing met zijn zoon Mathias. Hij kijkt de video nog geregeld terug.
De zege geeft hem plotseling een podium waarop hij, gehuld in de nationale kleuren, kan tonen dat miserie eindig kan zijn. ‘Tot dan was ik een parasiet, die niks deed voor zijn land. Nu kan ik datzelfde land vertegenwoordigen.’ Selectie voor een WK op de weg zit er niet in, want landgenoot Andrey Amador rijdt voor het vermogende Ineos Grenadiers, en is veel beter. Maar als hij ziet dat in het veldrijden World Cups en het WK in de Verenigde Staten worden gehouden, smeekt hij de wielerfederatie hem in te schrijven. ‘Ik beloofde dat ik de rest zou doen: ik betaalde alles, regelde de verzekeringen, zorgde voor mijn materiaal.’
Na lang aandringen wordt zijn wens gehonoreerd. Het leidt tot deelname aan wedstrijden in de VS en Europa. Vriendin Sarah reist mee en leert van andere teams in de wisselzone hoe ze de modder van zijn fiets moet spuiten.
Dat resultaten uitblijven, deert hem niet. Het motiveert alleen maar. ‘Ik kom volgend jaar terug. Misschien kan ik dan aanhaken bij de groep.’ Het was al een eer geweest met de elite te rijden en de skills te zien.
De vraag wordt hem vaak gesteld: zijn gekneusde verleden valt zo moeilijk te rijmen met zijn energie en optimisme van nu. ‘De gelukkigste mensen aan de buitenkant zijn niet zelden de verdrietigste van binnen. Ik ben me er nog steeds bewust van dat ik elke dag, elk uur, elke minuut, elke seconde moet nadenken over wat de beste volgende stap is. Ik zal je vertellen: dit telt.’ Hij scrollt door berichten op zijn telefoon en citeert: ‘Je hebt me geïnspireerd’, ‘Ik wil hetzelfde proberen als jij.’ Nystrom: ‘Ik wil ze allemaal beantwoorden. Ik zal ze vertellen dat ze het waard zijn.’
Praten over gedachten aan zelfdoding kan bij 113 Zelfmoordpreventie. Bel 0800-0113 voor een gesprek. U kunt ook chatten op www.113.nl.