Van schoolslag tussen bejaarden naar Olympische wegwedstrijd
Hoe schuchter ze ook leek, op de fiets was Marianne Vos een onoverwinnelijke alleskunner. En toen brak ze. Hoofd en lichaam weigerden dienst. Dat ze zondag start in de olympische wegrace is een mirakeltje. Als schaduwkopvrouw, dat wel.
Een onzeker, schuchter meisje uit Babyloniënbroek van 7 jaar stapte ooit op een fiets. Geel stuurlint, spillebeentjes, de blik in haar ogen vastberaden richting finish. Marianne Vos deed vroeger van alles: turnen, voetballen, hardlopen, schaatsen, skeeleren en 'weet ik veel wat nog meer', maar de beslissing om op die racefiets te stappen was de beste die ze ooit kon maken. Het bleek de enige manier waarop ze zich echt kon uiten.
Het Nederlandse wielrennen bij de vrouwen kent twee onbetwiste boegbeelden: Marianne Vos en Leontien van Moorsel. Beiden regen in meerdere wielerdisciplines de prijzen aaneen. Al houdt de gelijkenis bij hun erelijst op.
Van Moorsel is de diva die houdt van de aandacht, Vos kreeg de publiciteit er nu eenmaal bij, toen ze als 19-jarige outsider wereldkampioene op de weg werd in 2006. 'Vanaf toen werd ik een merk, met allerlei verplichtingen in de media en op tv. Ik heb er nooit op zitten wachten. Ik hield gewoon van fietsen', zei ze jaren later in de Volkskrant.
Lange tijd was ze Marianne de wielrenster, de veelvraat, de onoverwinnelijke alleskunner en Marianne de bedeesde scholiere. Die zichzelf bepaald niet woest aantrekkelijk vond, haar stem niet kon aanhoren en zichzelf al helemaal niet wilde terugzien op tv.
Ze heeft een gecompliceerd karakter, zegt ze. Dominant en eigenwijs, met obsessieve trekjes. Bij pijn in de benen kun je beter hard doortrappen, dan is het gevoel eerder voorbij. Beestenweer maakt haar niets uit. Maar als ze verliest, dan kan ze prullenbakken in elkaar slaan.
Altijd meedoen om de overwinning, zelfs wanneer je eigenlijk niet fit genoeg bent. Totdat blijkt dat ook Vos haar grenzen heeft en ze de zwaarste periode uit haar carrière doormaakt.
Het enige voordeel van al dat thuis zitten: de wielrenster en de mens Vos komen dichter bij elkaar. Ze leert de persoon die ze is beter te accepteren.
Schaduwkopvrouw. Dat is haar rol in Rio. De twaalfvoudig wereldkampioene gaat op voor haar derde Spelen en toch is ze op een gebied onervaren: van onbetwiste favoriet bij de twee vorige Spelen vervult ze nu de rol van outsider. Kopvrouw is ploeggenote Anna van der Breggen, die al jarenlang de opvolger van Vos wordt genoemd.
Vos is al blij dat ze is geselecteerd voor de wegwedstrijd van zondag. Heel lang dacht ze in Rio niks te zoeken te hebben. 'Nu hoop ik echt van meerwaarde te zijn voor de ploeg', zei ze in het AD. Ook al had ze de krant een half jaar eerder laten weten niet naar de Spelen te gaan voor het meedoen. 'Niet nu ik al twee keer op het olympische podium heb gestaan.' Vos weet ook: het zijn lang niet altijd de favorieten die de wedstrijd winnen.
In Peking kreeg ze op de baan nog de kans om haar mislukte wegrace goed te maken, in Londen reed ze ook de tijdrit. Maar in Rio is de wegwedstrijd haar enige kans. Wat Vos betreft had het parcours makkelijker mogen zijn. Ze is fit, zegt ze, maar in het verleden was ze beter voorbereid op zware omstandigheden dan nu. Het is niet anders.
Wel weet ze sinds mei weer wat winnen is. 29 is Vos nu, ze heeft nog een carrière voor zich. Genoeg tijd ook om Van Moorsel in te halen, nog altijd de succesvolste Nederlandse wielrenster. Zij heeft twee olympische medailles meer, maar begon pas met winnen op haar 30ste.
Ze zou de modder in, met een mountainbike naar een nieuw olympisch doel in Rio de Janeiro. In 2008 won Vos goud op de baan in Peking, vier jaar later in Londen werd ze olympisch kampioen op de weg. Nu was het tijd voor een poging om de weg te combineren met mountainbikesucces.
Maar Vos sneuvelde in de aanloop. Het is een keer op. Zelfs bij haar, de vrouw bij wie altijd alles met speels gemak leek te gaan.
Sinds de zomer van 2013 kampte ze met een opeenstapeling van klachten. Een hamstringblessure, chronische pijn aan haar onderrug - een familiekwaal - en een gebroken rib. Bij nader inzien voortekenen voor de zware diagnose twee jaar later: overreaching. Een combinatie van overtraining en overspannenheid.
'Ik heb mijn lijf heel lang uitgewoond', zei ze begin dit jaar tegen het AD. Haar mountainbikeplannen waren van de baan, Vos zat voor onbepaalde tijd langs de kant. Zelfs een plaats in de selectie voor de wegwedstrijd in Rio werd een vraagteken.
Maandenlang werd ze wakker met het gevoel dat een trein over haar heen was gereden. Ze ging zwemmen. De schoolslag tussen bejaarden, dat mocht wel. Fietsen deed Vos alleen nog naar de bakker.
Wielerwedstrijden zag ze op televisie. Ze wil niets missen, al is het verdriet om haar afwezigheid nog zo groot. Tien maanden stond ze langs de kant. Zes bracht ze er door in volledige rust. En ondertussen wist ze: dan kun je nog zoveel talent hebben, er zijn grenzen. De twijfel nam toe, soms met slapeloze nachten tot gevolg.
Het ergste van die periode: 'Ik had op één ding altijd kunnen bouwen en dat was mijn lijf', zei ze in januari tegen NRC. Dat vertrouwen was weg en of ze volledig zou herstellen, kon niemand haar vertellen.