Succesvoller met camera dan met handschoen
Taiwanees avontuur van honkballer is mislukt. Maar hij blijft dromen van de Major League...
Via Taiwan terug naar de Verenigde Staten, dat was de droom van Diegomar Markwell (26). Begin dit jaar verruilde de honkballer van Neptunus de Nederlandse hoofdklasse voor de Chinese Professional Baseball League (CPBL) in Taiwan.
Hij was, samen met nog twee internationals, uitgenodigd voor een trainingsstage na het toernooi om de Intercontinental Cup, in november in Taiwan, waar Nederland tweede werd.
Maar Markwells droom viel al snel in duigen. Weliswaar kreeg hij na zes weken training een contract aangeboden bij de Macoto Cobras, maar dat werd verbroken na twee verloren wedstrijden waarin hij de startende werper was.
‘De reden voor mijn vertrek was dat ik nog teveel worstelde met het niveau’, zegt Markwell, inmiddels weer terug in Nederland. ‘Maar ik vind dat ik geen eerlijke kans heb gehad. Hoe kun je nou na twee wedstrijden zien of iemand goed genoeg is?’
Markwell, Rob Cordemans en Ivanon Coffie waren de eerste Nederlandse profhonkballers die hun geluk beproefden in Taiwan. De drie spelers vertrokken naar Azië met een hoger honkbalniveau en een goed salaris in het vooruitzicht.
Inmiddels is Coffie de enige die nog onder contract staat in Taiwan. Ook Cordemans werd vorige week weggestuurd bij zijn club.
Markwell speelde acht jaar in de Verenigde Staten, maar haalde nooit de Major League. Sinds 2005 speelt de op Curaçao geboren werper in Nederland. ‘Maar ik wil mezelf blijven uitdagen. Daarom ging ik naar Taiwan en hoop ik weer naar de VS te kunnen.’
Het trainingsschema in de VS is vergelijkbaar met dat in Taiwan. Markwell: ‘Overdag trainden we van half tien tot drie uur. Dat ging heel gedisciplineerd, we moesten erg veel rennen. Veel jongens daar komen net uit het leger, die zijn niet anders gewend.
‘Na de training gingen we naar onze kamers om een dutje te doen. We woonden allemaal bij elkaar in een soort studentenhuis, vlakbij het honkbalveld. ’s Avonds kookten we gezamenlijk en keken we honkbal op televisie.’
Het merendeel van zijn team bestond uit Taiwanezen, met wie hij nog steeds contact onderhoudt. Van de cultuur kreeg hij echter weinig mee: ‘Ik was de hele dag met honkbal bezig, ook als we niet trainden.
‘Op onze enige vrije dag zijn Coffie en ik naar de hoofdstad Taipei gegaan. Daar hebben we het hoogste gebouw van de wereld, de Taipei 101, bezocht. Meer heb ik niet van het land gezien.’
Begin april belde Markwell naar Neptunus om te vragen of hij bij de Rotterdammers mocht terugkomen. ‘Ze dachten eerst dat het een 1-aprilgrap was. Maar toen ze begrepen dat Macoto Cobras mij echt liet gaan, zeiden ze dat ik welkom was.’
Neptunus is blij met de terugkeer van Markwell, die vorig jaar werd uitgeroepen tot beste werper van de hoofdklasse. De Rotterdamse club werd dat seizoen kampioen en staat ook nu weer eerste in de hoofdklasse.
Het verschil tussen Nederland en Taiwan is groot. Markwell: ‘Honkbal daar is wat voetbal hier is.’ Er is veel media-aandacht, wedstrijden worden goed bezocht en profspelers verdienen per maand vijf- tot tienduizend euro.
De meeste spelers in Nederland werken overdag en hebben honkbal slechts als hobby. ‘Op mijn eerste training terug in Rotterdam baalde ik flink. Maar in het Nederlands team heeft gelukkig iedereen wel honkbal als prioriteit.’
Markwell mag dan zijn teruggekeerd in Nederland, zijn droom om alsnog in het beste honkballand van de wereld te spelen heeft hij nog wel.
‘Het was een teleurstelling dat ik in Taiwan niet heb bereikt wat ik wilde, maar ik weet dat ik er alles aan heb gedaan er het beste van te maken. God heeft blijkbaar andere bedoelingen met mij. Ook al ben ik ben niet meer de jongste, ik blijf proberen hogerop te komen. Ik denk me op internationale toernooien te kunnen bewijzen.’
Een vervelend gevoel heeft hij ‘absoluut niet’ overgehouden aan zijn vertrek uit Taiwan. ‘Als buitenlandse spelers niet presteren, moeten ze weg, dat is hun beleid. Mijn verblijf was weliswaar kort, maar erg leuk. En ik heb foto’s van het hoogste gebouw van de wereld.’