BeschouwingTitelverdedigers
Sporter moet juist genieten van een titel, kijk naar Kjeld Nuis
De een, Kjeld Nuis, heeft geen schrik van alle aandacht die hoort bij een olympische titel. Een ander, Tom Dumoulin, betreurt het dat hij na zijn zege in de Giro niet onbekommerd naar Pinkpop kan. Roem geeft sowieso drukte. Hoe zet je die om in kracht?
Kampioen zijn is een kunst die Kjeld Nuis tot in de puntjes beheerst. Oprecht geniet hij van alle aandacht die hij als schaatskampioen krijgt. Van Linda tot Ranking the Stars; bijna overal dook hij op nadat hij in de winter van 2018 olympisch kampioen op de 1.000 en 1.500 meter was geworden. Deze zomer werd hij als levend standbeeld van de Amerikaanse astronaut Neil Armstrong getransformeerd om geld op te halen voor kankeronderzoek.
‘Dat is toch fantastisch dat je zoiets mág doen?’, zegt hij in de aanloop naar de wereldbeker van Minsk, de start van zijn tiende internationale seizoen als topschaatser en tweede winter als olympische vedette. ‘Een jaar eerder had Arjen Robben dat gedaan. Hij was een levend standbeeld van Johan Cruijff. Toen dacht ik al: ik hoop dat ik daarvoor wordt gevraagd. In het publiek zag ik een vader met zijn drie kinderen staan. Hij had zijn vrouw verloren aan kanker. Als ik daar aan terug denk kan ik zo janken.’
Suzanne Schulting
Ook shorttrackster Suzanne Schulting is een sporter die gedijt in het schijnsel van de spotlights. De ene week vertelt de eerste Nederlandse olympisch kampioen shorttrack (1.000 meter) bij De Wereld Draait Door over raketmotortjes waarmee de shorttrackers trainen, de andere week deelt ze de prijzen uit bij het Televizier Gala.
Thuis voor de tv zag haar coach Jeroen Otter zijn pupil stralen in galajurk. Een paar weken eerder was Schulting naar hem toe gekomen. Was het goed als ze ging? Otter hanteert bij iedereen dezelfde stelregel. Die luidt: ‘Vraag je zelf af of je er een betere topsporter van wordt?’
In het geval van Schulting luidde het antwoord ja. ‘Zij is iemand die één camera al héél leuk vindt. Zet je er tien op haar, dan gaat ze zweven’, legt hij uit. Dat is analoog aan het ‘totale mens-principe’ van Louis van Gaal: wie groeit als mens wordt vanzelf ook een betere sporter.
Nuis en Schulting beheersen op Nederlandse schaal een kunst die andere sporters op het wereldtoneel tentoonspreiden, zoals tennisser Roger Federer, turntalent Simone Biles, Formule 1-coureur Lewis Hamilton of tennisster Serena Williams. Ze vieren het leven als kampioen. Ze putten er kracht en energie uit.
Tom Dumoulin
Dat is niet vanzelfsprekend. In Nederland beklagen sporters zich geregeld over de roem die met hun prestaties gepaard gaan – overigens ook omdat ze er vaak naar gevraagd wordt. Max Verstappen (22) vluchtte in 2015 niet alleen vanwege de belastingvoordelen naar Monaco. ‘Daar word je nog met rust gelaten.’
Na zijn verkiezing tot sportman van het jaar in 2017 – het jaar waarin hij de Giro d’Italia won – sprak Tom Dumoulin in zijn speech van ‘een moeilijke periode, waarin er allemaal dingen op me afkwamen die ik soms heel vervelend vond’.
En Dafne Schippers deed er naar eigen zeggen lang over om een weg te vinden in de gekte die om haar heen was ontstaan na haar doorbraak. ‘Mensen zien mij alleen tijdens wedstrijden en niet tijdens al die uren training’, vertelde ze. ‘Maar ze hebben wel een mening over mij. Dat is moeilijk.’
Is een publiek leven de tol van de roem, zoals vaak wordt gezegd? Waarom slagen veel Nederlandse uitblinkers er minder dan Federer, Williams of Biles in hun bekendheid als kracht te hanteren?
‘Sporters mogen zich best realiseren dat ze beroemd zijn omdat ze iets heel leuks en moois hebben gedaan’, vindt oud-schaatskampioen Erben Wennemars. ‘Ze zijn geen Volkert van der G., die beroemd is om de verkeerde reden. Het is iets positiefs en zo moeten ze er ook naar kijken. Maar doordat ze zoveel druk en stress ervaren, lijken ze dat weleens te vergeten.’
Johan Cruijff
De beroemdste Nederlandse sporter, Johan Cruijff, was misschien wel het beste van allemaal in het gebruiken van die roem. Cruijff nam voor iedereen de tijd. Na zijn dood had bijna iedereen wel een verhaal over een persoonlijke ontmoeting met hem. In 1974 liet hij optekenen dat hij zo blij was bekend te zijn geworden via het voetbal. ‘Je leert alle mogelijke mensen kennen en je doet een hoop algemene ontwikkeling op, waar ik onder andere omstandigheden vermoedelijk nooit aan zou zijn toegekomen. Ja, ik vind dit leven echt leuk.’
Het is niet dat Schippers en co. weglopen voor hun bekendheid. Dumoulin heeft een fanclub en organiseerde onlangs voor het eerst een wielerdag voor kinderen in Maastricht, Schippers deelt een deel van haar leven met haar fans op de sociale media en Verstappen blijft ook in alle hectiek tijd houden voor handtekeningenjagers en media. Het hoort bij hun vak, vinden ze.
Maar wat hen vooral benauwd is dat bekendheid nooit ophoudt. Of zoals Nuis heeft ervaren: ‘Iedereen claimt na een succes een klein stukje van je. Je bent een beetje van je eerste schaatsclub, een beetje van je lagere school, een beetje van je woonplaats, en zo eist iedereen een stukje op. Daar heb ik wel mee moeten leren omgaan.’
In de Belgische krant Het Laatste Nieuws vertelde Dumoulin over een bezoekje aan Pinkpop, samen met zijn wielervrienden Wilco Kelderman, Jos van Emden en Tom Stamsnijder. Hij was naar eigen zeggen vier uur lang bezig geweest met selfies en beleefde er weinig plezier aan. ‘Als ik al niet meer naar festivals kan gaan…’
Daisy Gubbels bestiert in het Noord-Limburgse Posterholt een bureau in artiestenbegeleiding. Haar cliëntèle bestaat behalve uit artiesten en topzakenlieden ook uit sporters die het moeilijk vinden om te gaan met de bekendheid die hun vaak plotseling ten deel is gevallen. Hun knellende gevoel heeft volgens haar vooral te maken met het feit geen controle over de situatie meer te hebben. ‘En juist veel sporters zijn controlfreaks.’
Herkend worden heeft volgens haar hetzelfde effect als jezelf in de spiegel bekijken. ‘Van subjectief bewust van jezelf word je objectief bewust. Hoe loop ik, hoe praat ik? Dat zorgt continue voor spanning. Beroemde mensen kunnen zich pas vaak thuis pas weer ontspannen. Daar kunnen ze zichzelf zijn.’
Spelen met de roem
Federer, Biles en Williams of Hamilton hoor je er zelden klagen over hun bestaan van wereldster. Ze omarmen de aandacht en slagen erin hun palmares schijnbaar eindeloos uit te bouwen, alsof ze door de vele aandacht zijn gaan geloven in hun eigen onoverwinnelijkheid.
Met roem spelen ze. Een paar weken terug was Federer op een bijeenkomst van zijn sponsor in Tokio. De microfoon losjes in de hand, zijn zinnen zorgvuldig formulerend, want hij had iets belangrijks te vertellen. ‘Ik doe volgend jaar mee aan de Spelen. Dit leek mij de mooiste plek om het bekend te maken’, zei hij. In een quote van nog geen 20 seconden wond de tennisster heel Japan, en veel fans daarbuiten, in één klap om zijn vinger.
Shorttrackcoach Otter: ‘Dat soort mensen beseffen heel goed dat ze soms even iets moet geven aan media en fans. Die zijn daarna voldaan, dan blijft het weer een tijdje rustig. Een beetje zoals ons koningshuis met hun roem omgaat.’
Veel meer dan de Nederlandse topsporters lijken buitenlandse sportsterren, de Amerikanen voorop, hun status als kampioen als kracht te hanteren. ‘In de VS is kampioen zijn is een wezenlijk onderdeel in hun opleiding’, meent Wennemars. ‘Wij willen graag heel gewoon zijn. Maar ik kan je uit een droom helpen: Tom Dumoulin is niet gewoon. Als hij naar Pinkpop wil met vrienden, zou ik zeggen: regel een kaartje backstage. Eén belletje van hem naar de organisatie is genoeg. Weet je hoe gaaf dat is?’
Bij Jumbo-Visma hoopt Dumoulin zijn belofte als toekomstig Tourwinnaar in te lossen. Toeval of niet: zijn prestaties werden minder uitmuntend nadat hij de piek van de roem had bereikt: de winst van Giro in 2017. Hetzelfde geldt voor Dafne Schippers na haar toptijd en wereldtitel op de 200 meter, in 2015.
Nooit arrogant
Suzanne Schulting bewees vorig jaar dat haar olympische gouden medaille op de 1.000 meter geen toevalstreffer was. Ze won de Europese en wereldtitel. Kjeld Nuis kende geen vlekkeloos na-olympisch seizoen, maar hij bevestigde zijn status als kampioen door aan het eind de winter twee wereldrecords te rijden op de 1.000 en 1.500 meter.
Nuis noemt ‘90 procent’ van alle zaken waar hij door zijn status als olympisch kampioen mee te maken krijgt ‘supergaaf’. De overige 10 procent neemt hij op de koop toe. Het belangrijkste dat hij leerde is dat je altijd aandacht moet geven aan mensen, ook wanneer je er niet per se zin in hebt. ‘Alle post, maar dan ook álle, beantwoord ik of mijn manager, óók het 239ste verzoek voor een scholierenwerkstuk over schaatsen. Anders ben je die arrogante jongen.’
En op de foto in de kroeg? ‘Weet je, natuurlijk is het soms irritant, maar die mensen komen thuis en zeggen: weet je met wie ik op de foto sta? Kjeld Nuis. Dat is toch kicken? Ik zie het ook als waardering. Had ik maar niet zo hard moeten schaatsen op de Olympische Spelen.’