InterviewHarm Kuipers

Oud-dopingbestrijder Harm Kuipers: ‘Als je weet hoe het in elkaar zit, dan ben je wel een rund als je in competitie positief test’

Harm Kuipers was zeventien jaar de belangrijkste dopingbestrijder in het schaatsen. Zijn ervaring: er wordt gebruikt, ook door Nederlanders. Waarom is er dan niemand geschorst? ‘Daar waren we niet op uit.’

Willem Feenstra en Maud Effting en Mark Misérus
Harm Kuipers, in 2012.  Beeld Joost van den Broek
Harm Kuipers, in 2012.Beeld Joost van den Broek

Toen Harm Kuipers eind jaren zestig aan de weg timmerde als schaatser, kwam de arts van zijn schaatsgewest naar hem toe. Of hij Kuipers misschien wat moest helpen, vroeg hij. Kuipers wist waar de man op doelde: doping. ‘Maar ik twijfelde niet. Als ik het niet op eigen kracht kon doen, dan hoefde het voor mij niet. Later bleek diezelfde dokter betrokken bij een dopinggeval op de Olympische Spelen van 1968.’

Wilt u dit artikel liever beluisteren? Hieronder staat de door Blendle voorgelezen versie.

Kuipers (71) maakt zich geen illusies meer. Hij is eerder de uitzondering dan de regel. ‘De meeste schaatsers willen maar één ding: beter worden. Velen zullen bereid zijn dingen te doen die niet mogen volgens de regels. Zeker als iemand het aanbiedt en de risico’s ­minimaal zijn.’

Maandenlang deed de Volkskrant onderzoek naar dopinggebruik in het ­langebaanschaatsen. De krant voerde meerdere gesprekken met Harm Kuipers, spil in de dopingbestrijding in het schaatsen. Hij onthult hoe de internationale schaatsbond ISU achter de schermen vermoedelijke dopingzondaars onder verscherpt toezicht stelde. En daarmee positieve tests voorkwam.

Met schrik keken schaatsofficials eind jaren negentig naar het wielrennen, waar de een na de ander doping bleek te gebruiken. De parallellen waren snel getrokken, zegt Kuipers, die tussen 2000 en 2017 het antidoping­beleid bij de ISU vormgaf. Ook in het schaatsen speelt uithoudingsvermogen immers een belangrijke rol.

Om het onheil voor te zijn, besloot de ISU een eigen bloedtestprogramma op te zetten. ‘We waren bang dat we de wielrennerij achterna zouden gaan’, zegt Kuipers. ‘We dachten: hier gebeuren die dingen misschien ook. Er was bezorgdheid en er waren vermoedens. We zeiden: als we niks doen, gaat het fout.’

Samen met de Amerikaanse arts Jim Stray-Gundersen legde Kuipers een ­database van honderden schaatsers aan. Bij vijf schaatstoernooien per seizoen werd van alle deelnemers bloed afgenomen. Door de testresultaten van een schaatser naast elkaar te leggen, ontstaat een zogenoemd bloedpaspoort: een document met de gemiddelde bloedwaarden van de sporter.

Wat heb je aan zo’n bloedpaspoort?

‘Het gaf ons een extra indicatie. We ­deden al urinetests, maar die waren niet erg effectief. Daarbij moet je sporen van een verboden middel aantreffen, die kans is klein. In het bloed kun je het zien als iemand abnormale waarden heeft. Hematocriet (gehalte rode bloedcellen, red.), hemoglobine (eiwitmolecuul in rode bloedcellen dat zorgt voor zuurstoftransport) en reticulocyten (jonge rode bloedcellen) zeggen iets over wat iemand mogelijk heeft ingenomen.’

Klopt het dat jullie in die beginperiode veel opvallende waarden zagen?

‘Met name in het begin van 2000. Toen waren er een paar profielen waarvan ik nu denk: met een beetje extra inspanning hadden we toen een paar dopingzaken kunnen hebben. Maar we hadden toen nog weinig ervaring, we begonnen net.’

Stray-Gundersen zei dat 10 tot 15 procent van de schaatsers opvallende bloedwaarden had die konden duiden op dopinggebruik.

‘Dat klopt niet, het lag lager.’

Hoe komt hij daar dan bij?

‘Hij heeft bij de WK allround in Mil­waukee en de WK afstanden in Nagano (beide in 2000, red.) getest. Toen vonden ze bij een aantal schaatsers wat rare waarden. Daarvan zeg ik: het was de begintijd, daar hecht ik niet zoveel waarde aan. De afstelling van de machine is mogelijk niet optimaal geweest.’

In Nagano ontstond grote paniek toen bleek dat de hematocrieten van twaalf schaatsers hoger waren dan toegestaan, onder meer van tweevoudig olympisch kampioen Marianne Timmer. Een dag ­later vielen na een tweede bloedcontrole, die door de ISU was aangekondigd, alle waarden weer binnen de norm.

Kan het ook zijn dat schaatsers ­doping gebruikten? Dat ze zich nog niet hadden aangepast aan de nieuwe controlemethode?

‘Dat kan zeker en voor een deel was het ook zo, denk ik. Ik zei al: als de regels van nu toen zouden hebben gegolden, hadden we wel een paar schaatsers kunnen vervolgen. Vooral uit het Oostblok­gebied.’

In de schaatswereld gaan ook geruchten over de WK allround in Milwaukee. Er zouden daar positieve tests zijn geweest, maar dat is nooit naar buiten gekomen.

‘Ik heb het nagekeken in de database: 6 procent van de deelnemers had afwijkende bloedwaarden. De waarden waren allemaal wat aan de hoge kant, dus het zegt niet zoveel. Het waren bovendien geen positieve tests. Schaatsers konden toen alleen positief worden bevonden op basis van verboden stoffen in de urine.’

Stray-Gundersen zegt dat er olympische titels zijn gewonnen door schaatsers die doping gebruikten in de jaren negentig en begin deze eeuw.

‘O, dat denk ik ook ja. Zeker in de jaren negentig. Vooral bij de vrouwen waren er een aantal die niet helemaal zuiver op de graat waren.’

Denkt u dat of weet u dat?

‘Dat denk ik, want je kunt het niet bewijzen.’

Waarom denkt u dat?

‘Omdat het natuurlijk heel opvallend is dat een bepaald land heel sterk ­domineert, zeker bij de vrouwen. Wetende ook van de geschiedenis van dat land. Dan is één en één waarschijnlijk twee.’

Die sterke dominantie, dat zeggen de Noren en Russen juist over de Nederlanders.

‘Ja, maar de Oost-Duitse vrouwen staken er ook in andere sporten bovenuit.’

Denkt u dat er Nederlandse medailles gewonnen zijn met behulp van doping?

‘Ik weet het niet. Het zullen nooit grote aantallen zijn. Maar ik kan het niet uitsluiten. Er zijn ook wel Nederlandse schaatsers die extra in de gaten zijn ­gehouden in de loop van de jaren. We ­zagen vervolgens dat de waarden snel normaliseerden, zodra de persoon extra aandacht kreeg.’

Het kan toch betekenen dat die persoon dacht: dit wordt me te riskant?

‘Ik denk dat die persoon dat dacht, ja. Of de dokter. Dat ze dachten: hé, dit wordt toch een beetje link.’

In welke tijd speelde dat?

‘Nou, dat gebeurde af en toe. Niet systematisch, maar af en toe was er een die we extra in de gaten moesten houden. Ook uit Nederland.’

Schaatsers werden vaker onder verscherpt toezicht gesteld zonder dat ze het zelf wisten, onthult Kuipers. Om wie het gaat, wil hij niet zeggen vanwege de vertrouwelijkheid die hoort bij zijn voormalige functie. Als bloedwaarden opvallende schommelingen vertoonden, en een rood veldje in de database oplichtte, kwamen schaatsers ‘op de radar’ van de ISU. ‘Dan gingen we ze extra in de gaten houden.’

Wat merkte een schaatser ervan als hij bij jullie op de radar stond?

‘Dat hij na wedstrijden eruit werd gepikt voor een bloedcontrole. En dat er een aantal dagen later weer een onverwachte controle was. En nog een. Misschien wel vier keer per maand. Bloed en urine.’

Zeiden jullie tegen de schaatser dat het een willekeurige controle was?

‘Ja. We noemden het intern target randoms. Maar je merkte snel genoeg dat schaatsers doorhadden dat het niet random was. Hun bloedwaarden normaliseerden meestal snel. Er werd over gesproken in de schaatswereld. Ze zeiden tegen elkaar: we moeten uitkijken, ze hebben ons op de korrel, ze zijn ons op het spoor.’

Hoe vaak gebeurde dat, dat de bloedwaarden normaliseerden als jullie iemand onder verscherpt toezicht stelden?

‘Toch wel vijf of zes keer per seizoen.’

Dat gaat dus om bijna honderd gevallen van verdachte bloedwaarden tussen 2000 en 2017. Dat is nogal wat.

‘Dat die bloedwaarden verdacht waren, hoeft niet per se te betekenen dat het foute boel is.’

Maar vaak zal dat wel zo zijn geweest, toch?

‘Dat is goed mogelijk. Maar we kunnen het niet bewijzen.’

Hoeveel Nederlanders vielen in die groep verdachte schaatsers?

‘Dat zijn geen grote getallen. Af en toe verscheen iemand op onze radar. Het ­waren er ongeveer vijf à zes in mijn tijd.’

Waren de target random-controles jullie manier om dopingzondaars ­terug te dringen?

‘Ja, op die manier schrikten we mensen af.’

Je zou ook kunnen zeggen: je mist de kans om iemand echt positief te bevinden.

‘Wij hadden als stelregel binnen de ­medische commissie: we zijn er niet op uit om mensen te pakken, maar vooral om te voorkomen dat we mensen pakken. We proberen zoveel mogelijk corrigerend op te treden, hopelijk kunnen we daarmee dopinggebruik zoveel mogelijk voorkomen.’

Er is een groep schaatsers met opvallende bloedwaarden door niet-­natuurlijke oorzaken. Was het beleid om hun dopinggebruik terug te dringen door verscherpt toezicht?

‘Kijk, het streven was natuurlijk om die personen te pakken. Maar de praktijk was dat de manipulatie, als daar sprake van was, ophield door iemand vaak te testen. En dat de waarden normaliseerden. Niemand is echt tegen de lamp gelopen, er zijn geen positieve tests geweest.’

Waren er nog andere redenen dan een verdenking om schaatsers extra te testen?

‘Sommige schaatsers moesten we extra in de gaten houden om ze te beschermen. Sven Kramer bijvoorbeeld. En Ireen Wüst en Martina Sablikova. Daar heb ik binnen de medische commissie zelf op aangedrongen, om juist de toppers extra te testen die niet verdacht werden. Toen Sablikova voor het eerst Europees kampioen werd (in 2007, red.), vroegen de Nederlandse schaatsers aan me: is die wel getest? Toen begon dat idee bij mij te rijpen.’

In de jacht op dopinggebruikers is Harm Kuipers zeker niet de onverschrokken sheriff die koste wat het kost boeven wil vangen. Als oud-topsporter voelt hij zich nog steeds verbonden aan de schaatsers. Bovendien kijkt hij als wetenschapper. Hij deed meerdere onderzoeken naar de effectiviteit van doping en concludeerde dat het vaak wel meevalt.

null Beeld Jiri Büller
Beeld Jiri Büller

Neem Lance Armstrong, de zevenvoudig Tourwinnaar. Kuipers: ‘Ik blijf erbij, als ik naar zijn bloedwaarden kijk, dan heeft hij fysiologisch gezien weinig voordeel gehad. Hij heeft alles binnen de marges gedaan zodat hij onder de detectiegrens bleef. Tja, en daar ben je dan een heel circus voor aan het opzetten.’

Nog steeds is hij verbaasd dat Armstrong zijn Tourzeges moest inleveren toen duidelijk werd dat hij doping gebruikte. Het staat niet in verhouding tot zijn overtredingen, vindt Kuipers. Bovendien, vindt hij, had ook de ploegleiding een aandeel.

Konden jullie in het schaatsen verdachte gevallen verklaren als je keek naar de begeleidingsstaf?

‘Soms wel, soms niet. Soms was het zo dat er binnen de begeleiding intensieve banden waren met de wielrennerij. Of dat er bepaalde dokters waren waar ik mijn hand niet voor in het vuur zou steken. Maar soms kon je ook geen verklaring vinden.’

Sommige schaatsploegen gingen in zee met dokters die ervaring hadden met doping. SpaarSelect trok bijvoorbeeld Berend Nikkels aan, die wielrenners begeleidde bij dopinggebruik.

‘Ik moet ook zeggen dat we bij de ISU bepaalde schaatsploegen extra in de gaten hielden. De SpaarSelect-ploeg was er daar een van.’

Controleerden jullie de schaatsers van SpaarSelect extra omdat Nikkels daar de arts was?

‘Ja. Ik weet dat we bij de ISU die ploeg goed in de gaten hielden. En ook een paar buitenlandse ploegen. Het bloedpaspoort werkte wat dat betreft wel verhelderend, want dan kun je toch beter het verloop zien dan bij urinecontroles. Als we verdachte dingen zagen, was dat bijna altijd in een bepaald cluster, soms binnen een bepaald land rond een bepaalde baan. In Duitsland, Noorwegen, Rusland. Ook in Nederland is dat zo. Als er wat verdachts was, was dat vaak binnen een bepaald team. We hebben nooit iemand kunnen pakken.’

We spraken Mads Drange, voormalig medewerker van de Noorse dopingautoriteit. Hij is daar gestopt uit frustratie. Hij zegt: we pakken met onze tests alleen de allergrootste sukkels. De mensen die niet slim gebruiken.

‘Dat is zo, dan kan ik alleen maar bevestigen.’

Vindt u dopingcontroles nuttig?

‘Ik denk dat het vrijgeven van doping de tijd zal terugdraaien. Bepaalde middelen, zoals groeihormoon en epo, zullen weer veel gebruikt gaan worden. Er zullen doden vallen. ­Dopingcontroles zijn ontstaan toen er doden vielen op het sportveld.’

Vrijgeven is iets anders. Maar vindt u dopingcontroles nuttig?

‘Als je weet hoe het in elkaar zit, dan ben je wel een rund als je in competitie positief test. Dus als je wat wilt gebruiken, epo of anabole steroïden, dan moet je dat doen in de voorbereidingsfase. Tegenwoordig is het out of competition-testen geïntensiveerd. De mazen van het net zijn kleiner geworden.’

Je kunt als sporter je where­abouts, je verblijfslocatie, wel steeds veranderen, waardoor je de dopingcontroleur op cruciale momenten kunt ontwijken.

‘Dat is een zwakte in het systeem. Maar in de regelgeving staat dat het een verzwarende omstandigheid is als je frequent whereabouts verandert.’

Is het als schaatser makkelijk om doping te gebruiken zonder gepakt te worden?

‘Het is heel lastig. De mazen van het net zijn nauw. Kleine dosis epo, dat zou je kunnen doen. Maar dat zou dan weer je hemoglobine verhogen.’

Tegelijkertijd dringen jullie vijf schaatsers per jaar terug door verscherpt toezicht en volgen er geen represailles.

‘Ja, omdat je juridisch niets hebt.’

Dan kan een schaatser toch ­doping gebruiken?

‘In lage doseringen misschien. Als je een zak bloed toedient, valt dat net binnen de detectiegrens in je bloedprofiel.’

U zei dat het tot 2009 nodig was om een verboden middel in de urine aan te treffen. Na 2009 niet meer. Hoe kan het dat er vijf schaatsers met verdachte bloedwaarden per jaar zijn, maar dat niemand wordt gestraft?

‘Die verdachte profielen waren niet sterk genoeg voor een dopingzaak.’

Die ene keer dat de ISU wel een dopingzaak begon vanwege opvallende bloedwaarden, ging de bond er bijna aan ten onder. De schorsing van de Duitse vijfvoudig olympisch kampioen Claudia Pechstein in 2009 liep uit op een moddergevecht met grote ­financiële en imagoschade voor beide partijen.

Voor Kuipers had de zaak ook persoonlijke gevolgen. Hij deed aangifte van bedreiging door Pechsteins vriend. De schaatsster eiste zijn vertrek bij de ISU. Inmiddels schaatst Pechstein (47) weer alsof er niks is gebeurd.

Pechstein stond al langer op de radar, vertelt Kuipers. ‘Ik weet nog dat ik tegen collega’s zei: ze zijn ons te slim af. Hoe kan dat in godsnaam, we hebben toch bloedtestsessies opgezet? Toen bleek dat zij kampioen was van het whereabouts veranderen op het laatste moment. Dan moest zo’n missie worden afgeblazen en konden we haar toch niet testen.’

Volgens Pechstein stelde de ISU voor dat ze haar carrière zou ­beëindigen en dat dan alles binnenskamers zou blijven.

‘Ik was niet bij dat gesprek, maar er zou een voorstel zijn gedaan om de zaak te laten rusten. Het was de eerste zaak in de geschiedenis, dus het kon hun kant op vallen of die van ons. En we konden onszelf een hele hoop werk besparen als zij haar schaatscarrière zou beëindigen. Dan laten we het in de mist. Zij heeft dat geweigerd. En achteraf heeft ze daar misschien spijt van gehad.’

Maar dat is toch niet transparant, zo’n voorstel?

‘In de advocatuur worden vaker schikkingsvoorstellen gedaan. Dat is daar heel normaal.’

Was het staande procedure om mensen met abnormale waarden, zoals Pechstein, te vragen niet deel te nemen aan een toernooi?

‘Niet meer. Op grond van hemoglo­binewaarden konden wij mensen wel een tijdelijke wedstrijdonthouding van tien dagen geven.’

Hoe vaak is die regel tot 2009 toegepast en is een schaatser gevraagd niet te starten?

‘Dat is op een hand te tellen.’

Kuipers herinnert zich een situatie rond 2004, toen hij zelf een schaatser een startverbod oplegde voor een toernooi in Heerenveen. ‘Een erg goede schaatser die tot dan toe nooit verdacht was en nu nog steeds actief is.’ De hemoglobinewaarden van de schaatser bleken ver boven normaal. ‘Ik heb toen gezegd: op grond van de regels kun je echt niet starten. Dus meld je maar ziek, want anders krijg je vragen van de media en zo.’

Kuipers had het gevoel dat er iets niet klopte ‘in positieve zin’. ‘Wat bleek, de schaatser was met zijn trainer vanuit Collalbo in Italië teruggereden en had de hele weg geslapen. Niet gedronken, te weinig gegeten. Het was me opgevallen dat de urine erg donker was. Dat kan uitdroging zijn geweest. Ik zei: we gaan tijdens dit toernooi nog een paar keer bloedtesten doen. Je gaat gewoon drinken, veel drinken.’

De volgende dag, vertelt Kuipers, waren de bloedwaarden van de schaatser weer normaal en had de urine een normale kleur. ‘Formeel mocht die schaatser twee weken niet meedoen. Ik zei tegen de voorzitter van de ISU: dit is duidelijk verklaarbaar. Dus ik stel voor dat we die persoon volgende week bij de wereld­beker gewoon laten starten. Hij heeft de rest gewoon gereden.’

Maar je kunt toch met fysiologisch zout de bloedwaarden versneld omlaag krijgen?

‘Ja, dat is zo.’

Dus als die persoon wel iets had gebruikt, dan kon hij zo toch de dans ontspringen?

‘Ja, maar dat was nu niet zo.’

Bij een dopingcongres in 2009 zei u: media hoeven niet te worden geïnformeerd over zo’n geval.

‘Zolang het een verdenking is en geen veroordeling blijft het binnens­kamers. Komt het voor de tuchtcommissie en die vindt het een positief geval, dan wordt het publiek gemaakt. Dat is ook ter bescherming van de atleet zelf. Anders beschadig je iemand terwijl het helemaal niet nodig is.’

Maar daardoor weten we pas nu dat er vijf keer per jaar sprake was van verdachte waarden. Dat doping toch wel degelijk onderdeel is van de schaatswereld.

‘Doping is er altijd geweest en zal altijd blijven. Sporters proberen de marges zodanig te maken dat ze kunnen winnen. Maar we moeten het wel kunnen bewijzen. En het probleem is: je vist iedere keer achter het net.’

Voor contact met de verslaggevers over doping in het schaatsen, mail naar: onderzoek@volkskrant.nl

LEES MEER

Puffen voor een podiumplek: wordt astmamedicatie gebruikt als doping door schaatsers?
Er worden opvallend veel astmamedicijnen en andere middelen voorgeschreven aan schaatsers, soms ook als ze die niet nodig hebben. Is er sprake van doping?

Harder schaatsen dankzij ‘astma’
Er worden opvallend veel astmamedicijnen en andere middelen voorgeschreven aan schaatsers, soms ook als ze die niet nodig hebben. Is er sprake van doping? ‘Bij een pijntje ging de spuit erin.’

Arts schaatsbond bood doping aan, erkennen twee voormalige profschaatsers voor het eerst
Voor het eerst erkennen twee voormalige Nederlandse profschaatsers dat hun in de jaren tachtig doping is aangeboden door bondsarts Rob Pluijmers van de KNSB. In één geval zou het verboden middel ook daadwerkelijk door de arts zijn verstrekt. Het gaat om anabole steroïden.

Schaatsbond: Topschaatsers nemen onnodig hormonen om prestaties te verbeteren
Schaatsbond KNSB heeft serieuze aanwijzingen dat Nederlandse topschaatsers schildklierhormonen gebruiken om hun prestaties te verbeteren. In een brief aan alle schaatsers, in bezit van de Volkskrant, waarschuwt de KNSB voor ‘gezondheidsrisico’s’ die ontstaan door het gebruik van ‘medicatie zonder medische noodzaak’. Ook vraagt de bond schaatsers een klacht in te dienen tegen artsen die hieraan meewerken.

null Beeld

Doping in het schaatsen: 7 belangrijke affaires
Van de eerste positieve test in 1967 tot de onthulling van dit jaar dat de urinestalen van Van Gennip en Visser in 1985 verdwenen: 7 belangrijke dopingaffaires in het schaatsen.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden