Olof de Verschrikkelijke

Volleyballer Olof van der Meulen (28) uit Sneek gaat naar Japan. Het Olympisch goud dat het Nederlands team vorig jaar haalde, is alweer vergeten, er moet opnieuw worden gepresteerd....

GRETA RIEMERSMA

Over de borstkas van Olof van der Meulen maken twee klittenbanden een kruis, bedoeld om twee kussentjes met elektriciteitsdraden op de rechterschouder op hun plek te houden. Als het voltage in de kussentjes omhoog gaat, wijst hij naar zijn bovenarm. De huid begint te bewegen, de spieren dansen. Het duurt maar even. Dan is het weer rustig in de arm, en kan Olof niets anders doen dan de tijd tien minuten laten verlopen.

Olof de Verschrikkelijke, zoals de Gazzetta dello Sport, de volleyballer ooit omschreef, is geveld. Hij zit in de fysiotherapieruimte van de Sporthallen Zuid in Amsterdam. Hij moet revalideren, zijn schouder is overbelast. Trainen doet hij wel, maar echt spelen, met het Nederlands team in de World Volleyball League, is er de komende tijd niet bij. Hij moet zich inhouden met slaan. De bal een tik geven van 111 kilometer per uur, wat hij normaal gesproken kan, doet pijn aan zijn schouder.

Maar daarmee is de herinnering aan die keiharde sprongservice van hem, of zijn reddingsacties na hopeloze set-ups, nog niet verbleekt. Even daarvoor, tijdens de training, noemde de ex-marinier die aan de kant zat te kijken hem nog 'een echte grasvreter'. 'Ik mag dat spel van Olof wel. Als je dat koppie ziet, dan weet je genoeg. Hij trekt wit weg als het niet goed gaat, en dan geeft hij die bal nog eens een knal' Hij knikt bewonderend. 'Hij brengt er emotie in.'

'Super-Olof', ook een sportjournalistenterm, hangt naast een invalidekarretje aan de apparaten. 'En toch nog gewonnen net, met het B-team', zegt hij. 'Mooi zo. Ik mag graag winnen.' Tijdens de training speelde het A-team, het Nederlands volleybalteam zoals dat tijdens wedstrijden aantreedt, tegen het B-team, de ploeg met wisselspelers en geblesseerden. Het A-team, dat is weliswaar niet meer hetzelfde zestal dat vorig jaar goud won tijdens de Olympische Spelen in Atlanta. Een jonge, half nieuwe ploeg moet het opnieuw gaan maken. Maar toch.

'Dit kan toch niet', had Van der Meulen bij zichzelf gedacht. 'Ik zou me doodschamen als ik bij het A-team zat, en dan verliezen.' Stel dat het omgekeerd was geweest, dat hij tijdens de training bij het A-team zat en had verloren. Dan had hij het gepest van het superieure B-team aan moeten horen, want zo gaat dat als je 'met twaalf van die jongens in zo'n hal staat'. 'Als je dat hoort, dat jennen, daar kan ik niet tegen.'

Hij is inmiddels de behandelkamer uit, en zit in de zon, op het gras voor de sporthal. De lolletjes met het personeel van de hal zijn uitgewisseld, de mobiele telefoon is twee keer beantwoord. 'Ondanks die schouder wil ik winnen', mijmert hij. 'Het maakt me niet uit hoe.'

Afgelopen zondag, toen Nederland in Eindhoven tegen Cuba speelde, viel er weinig te winnen. Nederland verloor met 0-3, en Van der Meulen zat met zijn overbelaste schouder op de bank. Bij elke time-out stond hij op, om de jongens aan te moedigen. 'Je wilt helpen, maar eigenlijk heb je de smoor in. Kon je maar wat doen, al was het maar met een invalbeurt. Je vreet jezelf op.'

De hele sporthal stond op zijn kop. Van ver zag je de supporters in oranje outfit naar de hal trekken, van ver hoorde je ook hun lawaai. Ze sloegen op plastic vaten, ze draaiden aan ratels. Hoe desastreuzer de stand voor Nederland was, hoe meer decibels de tribune ter aanmoediging produceerde. Maar het is Van der Meulen ontgaan. Sloeg het publiek op vaten? Ratels?

'Ik kan nou toch niet spelen, dan heb ik dat gevoel ook niet, dat ik anders wel heb. Ik kom het veld nu niet in, dus het maakt me niet uit hoeveel duizenden er op de tribune zitten.' Maar anders, als hij speelt, dan voelt hij hun nabijheid. Hij herinnert zich een wedstrijd met het Nederlands team tegen Brazilië, in Brazilië. Een heksenketel. Daar was Eindhoven afgelopen zondag niks bij. 'Nou, nou, fantastisch. Dan sta je tegen zo'n ploeg te spelen, maar ook een beetje tegen het publiek.'

In Eindhoven gaat Van der Meulen al gauw na de wedstrijd weg. Aan hem is het vip-feestje met gehaktballen en garnalen na afloop niet besteed - ook al zijn die andere topvolleyballers, Ron Zwerver en Peter Blangé, er wel. Beiden zaten op de tribune, Zwerver omdat hij is gestopt bij het Nederlands team, Blangé omdat hij nog niet volop meedraait. Hun vrouwen zijn er ook, en het kind van Zwerver wordt tijdens de vip-party rondgereden in een buggy.

'Niet dat ik daar niet wil zijn', zegt Van der Meulen. 'Het heeft ook niks te maken met winnen of verliezen. Maar ik kan niet spelen. Dan vind ik het niet leuk. Als je wel speelt, voel je je er meer bij horen.' Als hij naar de uitgang van de sporthal loopt, wordt hij ingesloten door sprieterige meisjes. Hij zet een handtekening op hun shirts, staat even met ze te geiten, en rijdt naar huis. Muziekje aan, op naar Sneek.

Olof van der Meulen (28) gaat naar Japan. Hij gaat volleyballen bij NEC in Tokyo, voor twee jaar. Hij is daar geen onbekende, vaak heeft het Nederlands team er gespeeld, en vaak deden zich er Beatles-achtige toestanden voor. In de sporthallen is het er altijd 'volle bak met schreeuwende schoolkinderen'. Maar ach, dat is niet de reden. Van der Meulen wil gewoon volleyballen. En het was een goed bod. 'Ik ben geen zakkenvuller, maar ik moet aan mijn toekomst denken, zo simpel is het.'

Zakkenvullen voor de rest van je leven is in het volleybal sowieso onmogelijk. De miljoenen die voetballers verdienen moeten volleyballers 'door tien delen'. Zo is het in Japan, waar ze goed betalen, zo is het in Italië en Brazilië, waar volleybal status geniet, en zo is het helemaal in Nederland. Van der Meulen woont in Sneek dus in een huis van twee-onder-één-kap, stijlvol, maar twee-onder-één-kap, met de Volvo ervoor geparkeerd. 'Wat had jij dan verwacht?'

Wie de libero-aanvaller in actie ziet, droomt zich een villa. Hij heeft historische punten op zijn naam. Tijdens de Olympische Spelen in Barcelona, 1992, sloeg hij met het beslissende punt in de kwartfinale Italië naar huis. 'Ja, ik kan er ook niks aan doen', merkt hij droog op. Maar hij heeft het geweten. Toen hij daarna begon bij Com Cavi Napoli werd hij bij elke uitwedstrijd in Italië getrakteerd op een fluitconcert. Van de tribunes kwamen munten naar beneden, er werd gespuugd.

Historie schreef hij ook tijdens de World League-finale van vorig jaar. Italië verloor, na jaren van overwinningen op Nederland, dankzij een ace van Van der Meulen. In Sneek heeft hij een stapel kleurenfoto's waarop is vastgelegd wat er meteen daarna gebeurde. Als je de foto's snel door je handen laat gaan, is het net een stomme film: Van der Meulen zet het op een rennen richting lijnrechter, pakt de verbouwereerde man vast en begint met hem te dansen. Dat híj het laatste punt maakte, 'dat maakt niet uit, daar denk je niet aan'. Het was de vreugde van de overwinning. Hij was 'weg', hij was er niet meer bij met zijn hoofd. 'Dan denk je niet meer, dan gebeuren dingen gewoon.'

Hetzelfde liedje toen Nederland Italië een maand later opnieuw versloeg, deze keer goed voor Olympisch goud. De finale slag was van Zwerver, maar dat maakte voor het gevoel niet uit. 'Ik was er niet meer. Ik dacht nergens aan. Die laatste klap, dat is onvoorstelbaar. Daar heb je keihard voor gewerkt.' Een paar uur later in het Holland House was in elk geval het geheugen terug, met Peter Koelewijn heeft hij diens halve repertoire staan zingen.

Na terugkomst in Nederland was het anderhalve week feest, met een bezoek aan de koningin, een rondvaart door de grachten van Amsterdam, en thuis werd de Sneekweek verlengd. Maar in Italië was het geheel andere koek, 'daar betekent het Olympisch kampioenschap echt een heleboel, je wordt er steeds aan herinnerd'. Deze keer werd Van der Meulen overigens niet uitgefloten, maar uitgebaat.

In Brescia, waar hij de afgelopen twee jaar speelde, had een foto van zijn hoofd bijna op stadsbussen gehangen. Dat ging niet door, maar zijn gestalte stond wel op bordkarton in supermarkten, en hij maakte een reclamespotje voor pudding. In Sneek heeft hij de commercial op video. 'De mensen vragen altijd aan mij: waar haal je toch je energie vandaan?', hoor je hem in het Italiaans zeggen. Hij opent een koelkast, die dan propvol pudding ligt.

Hij heeft er geen lire extra mee verdiend, dat was een 'foutje' van hemzelf, maar het was wel 'grappig' allemaal. De gouden medaille ligt nu opgeborgen bij zijn ouders, en daarmee is voor Van der Meulen het hoofdstuk gesloten. 'Ik zit er echt niet elke dag aan te denken. Als je altijd maar aan dat goud denkt, dan wordt het nooit meer wat. Je moet het vergeten, anders kun je niet meer presteren.'

Er zijn nog een hoop gouden medailles te winnen, Oranje grossierde lang in zilver. Deze zomer hoopt hij nog een keer op het EK 'te vlammen'. Dan moet hij zich in november melden in Tokyo, 'maar dan denk ik niet: ik ga lekker naar Japan, daar is het niveau wat lager, dus doe ik het rustiger aan'. Daarna, volgend jaar november, is het WK-volleybal, in Japan. Of Van der Meulen dan uitkomt voor het Nederlands team, durft hij niet te zeggen: 'Misschien zegt de trainer wel: ik wil je er niet bij hebben, je bent niet goed genoeg.'

Denkt hij dat werkelijk? 'Ik kan niet teren op mijn verleden, en dat wil ik ook niet. Je moet elke keer maar weer bewijzen dat je erbij hoort.' Nu hij met die schouderblessure zit, neemt Richard Schuil zijn plaats in. 'En die doet het heel goed. Ik moet keihard aan het werk om eventueel die plaats terug te krijgen. De besten spelen.' Even onzeker is hij over de clubs waarvoor hij in het buitenland speelt. 'Ik ben altijd blij als die contracten weer voor elkaar zijn. Dan ben ik een stuk rustiger. Dan kun je weer verder, dan heb je weer wat.

'Kijk, als het een keer afloopt, wat dan? Terug naar Nederland? Ja, en dan? Gewoon werk zoeken?' Hij kan in het volleybal nog een paar jaar mee, maar wat daarna? Hij bladert wel eens door VT Wonen, of een ander boekje over 'huis en tuin', en denkt dan: 'Architect is wel leuk.' Maar verder gaan zijn ideeën over de toekomst niet.

Hij is blij dat twee jaar Japan in elk geval vastliggen. 'Zo ben ik gewoon. Misschien zou ik over die contracten wat meer vertrouwen moeten hebben, zo van: het kan me niks schelen, ik doe mijn best en ik zie het wel. Dat heb ik niet. Ik heb het liefst vastigheid.' Waarom dan niet een ander beroep gekozen? Het is even stil. 'Ja. Ja. Dat weet ik niet. Ik vind dit gewoon leuk. Ik wist van te voren ook niet dat het zo zou gaan.'

Hij is begonnen met voetbal, en daarna werd het volleybal. Dezelfde overstap maakte zijn vader, eerst voetballen, toen volleyballen. Die doet dat nu nog, hij zit in een club, VVV Sneek, waar gevolleybald, gevoetbald en gevist wordt. Zijn vader had een café in Sneek, Rinke's Koffiebar, waar allerlei sporters kwamen, want Sneek is een sportstad. Zijn vader was 'altijd aan het werk, of heel veel', en dan haalde Olof hem rond etenstijd op.

Dag en nacht was hij 'bezig met de bal', trainen, of gewoon ergens tegen een muur slaan. 'Wat is er nou leuker dan lekker volleyballen? Ja, lekker voetballen.' Zijn twee oudere zussen volleybalden ook, en op zondagochtenden aan de ontbijttafel werden dan de wedstrijden van het weekeinde doorgenomen. Had hij verloren? Zij hadden gewonnen. Had hij goed gespeeld? Het ging helemaal niet zo goed met hem. 'Dan had ik de smoor in. Dan wil je alleen maar beter gaan spelen. Ik moest tegen die twee op.'

Hij deed de Detailhandelvakschool, maar wist niet wat hij daarna wilde. Reclame? Een eigen zaak? Het werd CIOS, de sportschool in Heerenveen, en toen kon hij plotseling met Jan Posthuma, zijn grote vriend die pas met volleybal is gestopt, mee naar Italië. Van de eredivisie, Animo in Sneek, naar de A1-club Montichiari. Hij was weliswaar wegens onervarenheid snel terug, maar vanaf toen werd het menens. In mei 1991 kwam hij bij het Nederlands team.

Dat hij in Italië na dat eerste avontuur nooit meer bij een A1-club terecht is gekomen, maar een stapje daaronder: geen probleem. 'Er waren gewoon geen aanbiedingen. Dat komt door hoe ik overkom, denk ik. Als volleyballer kom ik vrij laconiek over, zo van: och, ik speel een balletje. Dat is niet zo, maar ja, praat dat mensen maar eens uit het hoofd.' Had hij trouwens toch een mooie uitdaging? Zowel Napoli als Colmark Brescia sloeg hij naar de A1, al zegt hij daar dan weer van: 'Je doet het samen.'

Ook de ervaringen in Napels waren achteraf gezien 'wel grappig', al werd er naast zijn appartement een drugsbende opgerold, kreeg hij zijn salaris altijd te laat, of werd het halverwege de rit gehalveerd. De competitie was zwaar, altijd naar het noorden van Italië, omdat daar de meeste volleybalploegen zitten, en dat elk weekeinde per bus, omdat de ploeg geen geld had voor het vliegtuig. Met zijn lijf van twee meter en nog wat centimeters moest hij op vier stoelen proberen te slapen. De spelers van Napoli werden met het infuus bijgevoerd, ook een bijzonderheid in het volleybal.

Ach, al die oude verhalen, Van der Meulen gelooft ze wel. Hij is er 'mentaal sterker' van geworden, en Peter Blangé had hem gewaarschuwd. Die concludeerde na een jaar Sicilië: 'Als je dit een jaar overleeft, kun je de hele wereld rondzwerven.' Van der Meulen maakte in Napels drie jaar vol, precies volgens contract, maar daarna was het over en uit. Hij zei: 'Jullie kunnen bellen wat jullie willen, ik kom niet terug.' Maar goed, toen hij er daarna nog eens speelde met het Nederlands team, zag hij dat de vrouw van de president van de club tranen in de ogen had. 'Ze zagen me als een soort familie, als een zoon. Dat zegt ook wel weer wat.'

Wanneer wordt Van der Meulen fel? Als het over de kritiek gaat die hij kreeg in het Nederlands team. Dat hij, en de andere twee Friezen in de ploeg, Jan Posthuma en Ronald Zoodsma, die er nu uit zijn, het volleybal niet serieus zouden nemen. Omdat ze zich openlijk presenteerden als de lolbroeken, met bier en sigaretten in de hand. 'Het slaat nergens op. We hebben toch goed gepresteerd? Nou, wat zitten ze dan.' Die 'ze', dat waren Ron Zwerver en Peter Blangé, maar Van der Meulen wil genoteerd hebben dat hij die namen niet heeft genoemd.

'Er werd gezegd: jullie zijn er niet goed mee bezig. Bullshit. We stonden er toch elke dag? We liepen toch te trainen? Ik ga toch niet voor m'n lol elke dag heen en weer van Sneek naar Amsterdam? Je gaat er toch niet zoveel tijd in stoppen voor de flauwekul? Ik bedoel: iedereen heeft toch zijn eigen manier om sport te beleven?' Wat een onzin om een scheiding aan te brengen tussen de Friezen in de ploeg en de rest. 'We zijn wat minder gestresst misschien, maar dat is voor iedereen anders. Maar niemand moet zeggen dat we er niet goed mee bezig zijn.'

Zwerver betichtte Van der Meulen er ook nog van dat hij wisselvallig speelde. Het beeld dat van Van der Meulen werd geschetst, was dat hij nogal labiel was. Deze kritiek stond te lezen in een sportblad, en precies die gang van zaken 'was klote natuurlijk'. Zwerver had het persoonlijk moeten zeggen. 'Ik bedoel: je staat er een beetje je best te doen, je staat je uit de naad te werken, en dan krijg je in één keer dát te horen.'

Elke zomer was er bij het Nederlands team wat, meent Van der Meulen. Hij bedoelt: trammelant die via kranten en tijdschriften werd uitgevochten. Alleen vorige zomer bleef het rustig, en het is volgens hem een van de redenen dat Nederland kampioen werd in Atlanta. 'Volleyballen konden we wel. Het zijn kleine dingetjes waarop je wint of verliest. Als al die rotstukken in kranten staan, dan moet je daar over nadenken, nadenken, nadenken. Dat kost energie. Dan kun je wel zeggen: daar stap ik even makkelijk overheen. Maar dat doe je niet, tenminste: ik niet.'

Hij is 'rustiger, serieuzer' geworden. Als hij vroeger thuiszat, dacht hij: 'Ik moet op stap, anders mis ik wat.' Nu kan hij naar muziek luisteren, Laurel & Hardy kijken, in de tuin zitten. Hij en zijn ouders bellen bijna elke dag, en als hij uit Amsterdam komt van de training, wipt hij er even langs. 'Even een bakkie doen, en als het rond zes uur is, dan is er wel wat warms, kun je mee-eten.' Of hij gaat naar Jan Posthuma, die vlakbij Sneek een boerderijtje heeft. Dan legt hij daar 'een tapijtje' of hij maait er het gras. 'Zit ik daar op de tractor, vind ik heerlijk, niemand die me stoort.'

Jan is als een broer voor hem. Hij is getrouwd, hij heeft een kleintje, 'fantastisch zoals hij het allemaal voor elkaar heeft'. Maar zó serieus is hij zelf nog niet. Over de liefde gesproken: 'Je moet elkaar af en toe wel eens zien, en als je volleybalt is dat moeilijk. Je bent altijd weg.' Lachend: 'Ik ben nog jong. Ze zeggen toch: er zijn meer vrouwen dan kerken.'

Buiten het volleybal raakt hij de controle niet kwijt. Zingen met Peter Koelewijn? Of met het hele team karaoke in Japan? 'Dat heeft dan weer met volleybal te maken. Dat is de spanning van je af feesten.' Maar echt de controle verliezen, kan alleen in het veld. 'Je moet het gevoel hebben dat je sterk bent: we zullen dit winnen, wat er ook gebeurt. Je moet maar aan één ding denken in het veld: volleybal. Dan vergeet je wel eens wat je doet. Dat is emotie. Vergeten dat je met een spelletje bezig bent.'

In Italië voelde hij dat het publiek er ook voor leefde. Hij is eens bij een supporter wezen eten, of iemand verwisselde een band voor hem. Hij heeft een nummerbord gekregen, waarop staat: 'Olof van der Meulen. Un mito, una leggenda!' 's Ochtends kwamen er supporters naar de sporthal, kijken hoe het bij de ochtendtraining ging. Ze kleedden de hal aan, met slingers, ballonnen, spandoeken. Het was dezelfde sfeer als vroeger bij Animo in Sneek. 'Een feest was dat. Dat is toch mooi? Daar doe je het toch voor? Je bent toch iemand die zijn kunsten vertoont in de sporthal? Je bent eigenlijk artiest.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden