'Mijn lichaam schreeuwde om inspanning'
Ze kwam uit op de Olympische Spelen van 2008 in Peking. Twee jaar geleden stopte Uilenhoed met judo. Nu werkt ze als reuma-assistente in Den Haag.
'Mijn moeder lijdt aan een vorm van dementie. Door haar ziekte heb ik altijd een bijzondere band met mijn vader gehad. In 2012 moest ik kiezen tussen een supriseparty voor zijn 60ste verjaardag of een plotseling ingelast toernooi, waardoor ik me misschien alsnog kon plaatsen voor de Spelen van Londen. Ik dacht: wat is nu belangrijker: mijn vader of dat stukje metaal? Op het moment dat je zo gaat denken, is dat het begin van het einde. Relativeren is dodelijk in topsport.
Een plan voor na het judo had ik niet. Ja, een groot feest geven voor alle mensen die mij hebben geholpen in mijn carrière. Van mijn judovriendinnen kreeg ik een ketting, '4 Care' staat er op, omdat we altijd de Bende van Vier werden genoemd. We hebben die avond keihard gedanst en gezopen. Een stukje verwerking misschien wel. Op het moment dat je zo'n feest geeft, is er geen weg meer terug.
Ik werkte al parttime als doktersassistente bij DC Klinieken voor 15 uur in de week. Dat werd omgezet in een fulltime dienstverband als reuma-assistente. Vooral in het begin, als ik 's avonds naar huis terugfietste, dacht ik: is dit het nu? Dat normale leventje dat iedereen leidt, elke dag met een pakje brood achterop naar je werk? 's Avonds was ik ontzettend moe, maar een ander soort moeheid dan ik gewend was. Mijn lichaam schreeuwde om inspanning. Ik moest afkicken.
Bij mij om de hoek is een voetbalclub, HVV Laakkwartier. Ik dacht: ik heb zo lang individueel gesport, nu wil ik eens samen winnen en verliezen. Maar ja, dan kom je dus meiden tegen die gewoon voor de lol tegen een bal trappen. Vond ik heel lastig. Wat mij ook tegenviel: het gebrek aan respect voor de scheidsrechter. Dat is bij judo ondenkbaar.
Met de benen omhoog
Dankzij het judo heb ik slijtage in de vierde graad, zeg maar de knie van een 70-jarige. Die knie moet er een keer uit, maar een nieuwe gaat slechts 20, 30 jaar mee, dus daar ben ik nog te jong voor. Als ik ga zitten, doe ik automatisch nog steeds mijn benen omhoog. Nergens meer voor nodig, maar die tic heb ik overgehouden aan het judo; altijd je benen rust geven.
Een verrotte knie, afkickverschijnselen; als je het zo zegt, is het best ernstig, ja. De vraag is: is het het allemaal waard geweest? Dan zeg ik volmondig ja. Ik heb zoveel mooie dingen meegemaakt, zoveel mensen gesproken die ik anders nooit zou ontmoeten. Nu zit ik weer in de sportadviesraad van de gemeente Den Haag en overleg ik met de wethouder. Het plan is om in Den Haag een groot judotoernooi te organiseren, waarbij ik een belangrijke rol ga spelen.
Die uitdaging heb ik nodig, want ik merkte dat het begon te kriebelen. Als judoka was ik voor een belangrijk toernooi soms zo zenuwachtig dat ik hartgrondig hoopte dat de hal was afgebrand. Hoefde ik die mat niet op. Juist dat gevoel mis ik nu weleens; dat iets zo spannend is, dat je niet wil, maar diep van binnen voelt: kom op, gáán, je kunt het.'