ReportageVeldrijden
Met modderband de blubber in of kiest de veldrijder liever een band met meer grip?
De wielrenners die dit weekeinde in het Brabantse Hoogerheide kans maken op de wereldtitels veldrijden zijn aan elkaar gewaagd. Kenners voorspellen een secondenspel: de bandenkeuze zal de doorslag geven.
Richard Nieuwhuis ziet het meteen als hij bij de donderdagse training een blik werpt op het parcours van het WK veldrijden in Hoogerheide. Het krioelt van de veldrijders uit Amerika, Italië, Japan, Zweden, België en Nederland. Ze fietsen met hoge snelheid zonder ook maar het kleinste moddervlekje op hun landentruien. ‘Hij ligt er heel snel bij’, zegt Nieuwhuis over de ruim drie kilometer lange omloop in de Brabantse Wal. ‘Echt eentje voor de Typhoon.’
Nieuwhuis (54) is een soort van levende legende in het veldrijden. De Nederlander maakt in Oldenzaal, daarover is de crosswereld het eens, de beste banden voor veldrijders, tubes geheten: buiten- en binnenband ineen. De ‘tuups’ van het merk A. Dugast, vernoemd naar André Dugast, de Fransman wiens bedrijf Nieuwhuis in 2002 overnam, is waar bijna iedere veldrijder het liefst op crosst. Driekwart kiest voor de allroundtube van A. Dugast, de Typhoon.
De meeste toppers komen sinds hun juniorentijd bij Nieuwhuis over de vloer. ‘Bakkie koffie doen, praten over bandjes.’ De productiehal in Oldenzaal hangt vol gesigneerde regenboogtruien. ‘Die waardering, daar doe ik het voor.’ De dankbaarheid toont het belang dat wereldkampioenen toekennen aan de tubes bij het behalen van hun overwinning.
Zeker nu het parcours er zo snel bij ligt, wordt elke wereldtitelstrijd close, waardoor de juiste keuze van tubes de doorslag kan geven. ‘Veldrijden is compromissen sluiten’, zegt Nieuwhuis. ‘Met welke bandenspanning ga ik rijden? Hoe grof kies ik mijn profiel, gezien het parcours en de weersverwachting? Welke tubebreedte is het beste?’ En dat maal twee, want veldrijders fietsen zelden met hetzelfde op het voorwiel als achter.
Een bijna lege band
Niemand rijdt met harde tubes door het veld, want dan is de fiets onmogelijk onder controle te houden. Maar een te zachte tube loopt in de bocht van de velg. Een bandendruk van rond de 1,2 bar is het compromis. Voor een recreant voelt dat als een bijna lege band.
Door de lage bandenspanning ligt lekrijden altijd op de loer in het uur dat een veldrit duurt. ‘Lek’ betekent dit WK waarschijnlijk ‘einde wereldtitelstrijd'.
‘Elke veldrijder stoot in Hoogerheide per rondje vijftien keer met de tube tegen de velg’, voorspelt Nieuwhuis. Als topfavorieten Wout van Aert en Mathieu van der Poel zondag om drie uur aan hun achtste WK-duel beginnen, is het parcours kapot gereden na zes wedstrijden en honderden trainingen. ‘Boomwortels en stenen komen vrij te liggen doordat het spoor dieper wordt. Het verschil tussen net niet en net wel te hard doorstoten en dus lekrijden is messcherp.’ Dat vergt volgens Nieuwhuis training vanaf pakweg 14 jaar, een superieure techniek en uitzonderlijke balans op de fiets.
Op de velg gelijmd
Om te weten hoe je een tube van 85 euro lek rijdt, moet je weten hoe we die hier met hand maken, vertelt hij, staand naast de machine die het katoen weeft voor het karkas van de band. ‘Drie kwartier voor één tube’. Het katoen gaat om een vrijliggende binnenband van latex en wordt aan onderkant vastgenaaid, op de bovenkant komt het profiel. Het geheel wordt stevig op de velg gelijmd tussen de twee opstaande velgranden.
Als het misgaat stoot de tube daar te hard tegen. Een crosser rijdt zelden lek door een scherp voorwerp. ‘Het komt vooral doordat je ergens te hard op stoot. Dan krijg je twee gaatjes in de binnenband, aan weerszijden van de velgrand.’
Niet lek rijden is één ding, grip houden is net zo belangrijk. Kwestie van de juiste profielkeuze. Volgens Gerben de Knegt, de bondscoach van de 37 Nederlandse vrouwen en mannen veldrijders op het WK, komen twee profielen van Dugast in Hoogerheide in aanmerking: de Rhino en de Typhoon. ‘De Rhino is een echte modderband. Hij geeft heel veel grip, maar je moet er ook veel vermogen voor leveren. Met de Typhoon neem je als renner een risicootje: ik hoef minder vermogen te leveren, maar ik heb ook minder grip.’
Ingeburgerde soortnamen
De soortnamen zijn volledig ingeburgerd in het veldrijden en bedacht door Nieuwhuis. ‘Het profiel van de Rhino lijkt op de bovenkant van de bek van een neushoorn. De Typhoon heeft nopjes, reepjes en randjes aan de zijkant die in het zand snijden zodat je niet wegglijdt. Een wervelwind aan ideeën, een tyfoon.’
De juiste profielkeuze is ook weer een compromis, zegt De Knegt. ‘Op de vieze delen wil je veel grip hebben, maar er zit een behoorlijk lang stuk omhoog lopend asfalt in het parcours. Met een Rhino verspeel je daar drie seconden door de hogere weerstand van de lage bandendruk en het grove profiel.’ Daar staat tegenover, legt de bondscoach uit, dat een renner met de modderband een stuk omhoog kan fietsen waar een ander moet lopen. ‘Daarmee kun misschien weer méér dan 3 seconden goedmaken.’
Zo’n secondenspel wordt het tussen Van der Poel en Van Aert, voorspelt Nieuwhuis. ‘Ze laten het op de laatste ronde aankomen.’ Dat betekent een lange sprint naar de finish op de lange verharde weg. Waar je bij een close race op moet letten, is de kijktip van Nieuwhuis, wie de laatste mogelijkheid grijpt om bij de materiaalpost te wisselen naar een fiets met hardere tubes, met het oog op de asfaltsprint. Die renner heeft stalen zenuwen, want een fietswissel kost minstens 5 seconden en nu Hoogerheide een ‘Typhoon’-circuit is, misschien nog wel meer.