Dylan Groenewegen tijdens de ploegpresentatie.

InterviewDylan Groenewegen

‘In de finale komt de arrogante klootzak in mij naar boven’

Dylan Groenewegen tijdens de ploegpresentatie.Beeld Klaas Jan van der Weij

In 2017 won hij de slotsprint op de Champs-­Elysées en sindsdien telt hij mee. Dylan Groenewegen, sprinter bij Lotto-Jumbo, hoopt zaterdag in de eerste rit van de Tour de France toe te slaan. Wie wint is zeker van het geel.

Iwan Tol

In de bar van het C.A.R. sport­hotel in de Sierra Nevada nipt Dylan Groenewegen aan zijn koffie. Het is begin juni, een maand voor de Tour de France, en voor het eerst in zijn carrière is hij op hoogtestage. Het ­trainen in de zuurstofarme Spaanse lucht moet hem zo goed ­mogelijk voorbereiden op drie weken ­afzien in Frankrijk.

‘Merijn Zeeman, mijn trainer, zei tegen me: ‘Niet te veel klimmen hè? Dan krijg je klimmersbenen. Maar het enige vlakke stukje dat hier is, is de atletiekbaan.’

Zijn trainingen, gericht op explosief werk, doet Groenewegen vooral in het dal. Naar boven mocht hij naast trainer Mathieu Heijboer zitten, in de auto. ­Lachend: ‘Beetje toeteren naar de ­klimmers. Dat bevalt me wel.’

Het C.A.R sporthotel, op 2.320 meter hoogte, is gespeend van luxe. De stoelen in de kantine zijn versleten, de koffie komt uit een automaat. Als fervent ­speler van voetbalspelletjes op de ­PlayStation keek Groenewegen bij aankomst misprijzend naar het kleine tv’tje op de hotelkamer. Moest hij daar drie weken lang naar gaan staren?

Een paar dagen later hing er een grote flatscreen in zijn kamer. Gekocht bij de MediaMarkt in Granada. Zo’n actie, zeggen ze bij zijn ploeg Lotto-Jumbo, is ­Dylan Groenewegen ten voeten uit: niet nadenken, doen!

Fietsgek

Groenewegen is 25. Vader Gerrie, fietsenmaker te Amsterdam, was baanrenner, opa Ko is in de wielerwereld vermaard als framebouwer, een oom reed de Giro en zus Maxime was, tot de ziekte van Crohn haar dwong te stoppen, meermalen de beste van Nederland.

Groenewegen liet het vwo versloffen, de havo en vmbo later ook, want alles draaide om de fiets. Hij belandde uiteindelijk op de fietsenmakersschool. De zaak van zijn vader was het vangnet voor het geval hij geen prof zou worden, maar zover kwam het niet.

In 2015 klopte hij de Vlaamse toprenner Tom Boonen in de semi-klassieker Brussels Cycling Classic. In hetzelfde jaar stapte hij over naar Lotto-Jumbo, waar coach Merijn Zeeman een driejarenplan voor hem uitstippelde, dat in 2018 moest resulteren in een Tourzege. Ondeugend: ‘Ik zei toch al: ik heb weinig geduld?’

Groenewegen won vorig jaar op de ­beroemde klinkers van de Champs-­Elysées de slotrit van de Tour. De ­overwinning betekende een doorbraak in zijn carrière: vanaf dat moment hoorde hij bij de internationale sprintelite. ‘Ook richting mijn sprinttrein was dat prettig’, zegt hij. ‘Die mannen weten nu: hij kan het dus afmaken, we werken niet voor niets zo hard.’

Dylan Groenewegen wint de sprint op de Champs-Elysees in 2017. Beeld Klaas Jan van der Weij
Dylan Groenewegen wint de sprint op de Champs-Elysees in 2017.Beeld Klaas Jan van der Weij

Collega’s kijken anders naar hem, merkt hij. Met negen dagzeges dit ­seizoen – geen andere sprinter was ­succesvoller – is hij ineens de te kloppen man in de sprint. ‘Voorheen werden we gemakkelijk weggezet door andere ­ploegen. Nu weten ze: we kunnen bij dat treintje van Lotto-Jumbo aanhaken, want ze doen hun werk goed. Het is er ­eigenlijk gemakkelijker op geworden.’

Ook media weten hem steeds vaker te vinden. Hij moet tegenwoordig zelfs interviews in het Engels geven. Hij haalt zijn schouders op. ‘Beter dat dan dat er nog geen hond tegen je aan staat te pissen, toch?’

Afmaker

Waar Groenewegen is, zijn bluf en ­branie nooit ver weg, maar niet op een vervelende manier. Eén van de eerste dingen die ploeggenoot Tom Leezer na hun eerste gezamenlijke trainingskamp tegen hem zei was: ‘Maar jij bent helemaal geen arrogante Amsterdammer!’

Groenewegen groeide op in de Rivierenbuurt. Op de stang van zijn Bianchi staan drie rode Andreaskruisen afgebeeld, het wapen van Amsterdam. Bijna had hij nog bij Ajax gevoetbald. Scouts hadden hem in het vizier toen hij in de spits bij NFC uit Amstelveen speelde. ‘Ik was afmaker. Toen al.’

Op het moment dat Ajax zich meldde had hij al voor de fiets gekozen, vooral uit praktische overwegingen: als renner kon je ten minste nog een beker winnen, bij voetbal kreeg je na een doelpunt alleen maar een highfive.

Binnen Lotto-Jumbo geldt Groenewegen als een echte teamspeler. Na zijn winst in Parijs liet hij de volgende dag bij zijn leden van de sprinttrein een grote, exclusieve fles champagne bezorgen. Niet meer dan logisch, vindt hij. ‘Die jongens wagen zo ongeveer hun leven voor je. Daar mag best iets tegenover staan.’

Hij heeft dat moeten leren, zegt hij, zijn collega’s bedanken na een overwinning. ‘In het begin zei ik aan tafel een paar woorden. Maar ik merkte dat mensen het fijn vinden als je hen persoonlijk bedankt. Ik ga nu iedereen af, ook de mecaniciens, de perschef en de kok. Ook zij hebben hun bijdrage geleverd.’

Vriendin Nine mocht na zijn zege in Parijs op de Champs-Élysées een tas uitzoeken in de Luis Vuitton-winkel. Grinnikend: ‘Het was een rib uit mijn lijf, maar vooruit: ik had het er graag voor over.’

Hij ‘vergat’ alleen zichzelf. Ooit had Groenewegen zich voorgenomen om zich bij zijn eerste zege in de Tour op een Ferrari te trakteren. Maar dat komt later wel, zegt hij. Hij is tevreden met zijn Ford Mustang en Land Rover. ‘Daar kun je ten minste lekker al je spullen in gooien.’

Dylan Groenewegen tijdens de ploegenpresentatie voor de Tour de France. Beeld Klaas Jan van der Weij
Dylan Groenewegen tijdens de ploegenpresentatie voor de Tour de France.Beeld Klaas Jan van der Weij

Alfamannetje

Zoals bijna alle sprinters wil hij dat het plaatje klopt. Zijn haar moet goed zitten, ook al draagt hij een helm. En als hij traint in de zon, gaan de mouwtjes omhoog: een wit streepje op de armen moet voorkomen worden.

Om zijn pols bungelen armbandjes. ‘Iedere sprinter is ijdel’, zegt hij. ‘Iemand als Bram Tankink kan gerust een witte en een zwarte sok aantrekken zonder dat door te hebben. Onbegrijpelijk.’

‘Een alfamannetje’, zo omschrijft ­Mathieu Heijboer, hoofd van de trainersstaf bij Lotto-Jumbo, hem. Hoe dat te ­verklaren is? ‘Dat zou je aan een evolutiebioloog moeten vragen’, zegt Heijboer. ‘Alfamannetjes zijn qua spieropbouw wat sterker en breder. Dat zie je bij Dylan ook. En kijk eens naar André Greipel. Die heet zelfs ‘De Gorilla.’

Coach Merijn Zeeman omschreef zijn bovenbenen eens als ‘twee grote hammen’. Met 1.78 bij 76 kilo oogt Groenewegen gedrongen. Als krachttraining doet hij veel squads, uitstappassen. Het ­bovenlichaam laat hij meestal met rust. ‘Ik moet oppassen dat ik niet te veel doe, want ik kweek van nature al veel ­spiermassa.’

De sprintdijen van Dylan Groenewegen Beeld ANP
De sprintdijen van Dylan GroenewegenBeeld ANP

Snelheidstrainingen werkt hij af met zijn vader. Gerrie op de scooter, Dylan er op volle snelheid overheen. Geregeld gaat het op de lange, rechte fietspaden rond zijn woonplaats Abcoude harder dan 70 kilometer per uur. De brommer is opgevoerd.

Voor de korte sprints, zes keer 200 meter, zoekt hij doorgaans de brug langs de A6 bij Almere op. Van hectometerpaal 43,6 naar 43,8 gaat het 200 meter licht omhoog en is er geen tegemoet komend verkeer. Bij die trainingen gaat­ ­Groenewegen vaak zo diep, dat zijn maaginhoud naar boven komt. ‘Ik maak een bepaald lactaat aan waardoor ik over mijn nek ga. Na de koers gelukkig niet, omdat ik dan één sprint heb gedaan. Maar op een training sprint ik meerdere keren achter elkaar. Dat trek ik slecht.’

Vies? Hij knikt. ‘Op dat moment is het een verschrikkelijk gevoel, maar ik moet er eerlijk bij zeggen: al snel daarna komt de voldoening. Het is het bewijs dat ik alles uit de training heb gehaald. Soms stuur ik een foto naar Merijn. Die zit er de hele dag al op te wachten.’

Timing en lef, daar draait het volgens hem allemaal om. Het eerste is een kwestie van ervaring en intuïtie, het tweede heeft hij van nature. ‘Thuis, op de bank, ben ik een rustige jongen. In de finale niet. Dan komt de arrogante klootzak in mij naar boven. Dan moet je maar één ding uitstralen: hier zijn we, de sprinttrein van Lotto-Jumbo, opzij, wij gaan het doen vandaag.’

Afgelopen seizoen won hij aan ­inhoud. Hij verteert langere afstanden beter, blijkt uit testen. Daardoor kan hij in de Tour frisser aan de sprint beginnen. Het is terug te zien op zijn wattagemeter, maar exacte cijfers blijven achterwege. ‘Over wattages praat je niet’, zegt hij. ‘Dat is bedrijfsgeheim.’

Tijdens een sprint wil hij niets in zijn oortje horen, dat leidt af. Zijn blik is vernauwd; het enige dat hij ziet is het achterwiel van zijn leadout-man, de teammaat die de sprint aantrekt, en de bordjes langs de kant. 300 meter? Nog te vroeg. 250 meter, twijfel: zal ik gaan? Bij 200 meter: het gas vol open.

Met een snelheid van 70 kilometer zit hij maar een paar centimeter van het achterwiel van zijn teamgenoot. Op die manier is er zo weinig mogelijk luchtweerstand. Ondertussen wordt er links en rechts geduwd. Iedereen wil op hetzelfde stukje asfalt naar voren wurmen.

Podium of jodium

Gekkenwerk? ‘Neuh’, zegt hij. Het is wat hij ‘de podium of jodium-mentaliteit’ noemt. Alles of niets.

De Tour start vanuit het schiereiland Noirmoutier-en-L’Île naar Fontenay-le-Comte. Voor het eerst sinds jaren is de eerste etappe geen proloog, maar een etappe in lijn. Wie wint verovert de gele trui. Groenewegen doet er niet moeilijk over: hij heeft er zijn zinnen opgezet. Het zou voor het eerst sinds 1989 zijn (Erik Breukink) dat een Nederlander de ­leiderstrui zou dragen in de Tour. Het is geen doel op zich, beweert hij. ‘Ik wil die rit graag winnen. De gele trui is bonus.’

Buiten is het beginnen te schemeren in Sierra Nevada. Nog een laatste slok van zijn koffie en daarna maakt hij zich op voor een nieuw potje voetbal op de Playstation. Tegenstander: Timo ­Roosen. Groenewegen kent geen twijfel: ‘Die kan ik hebben.’

Vier concurrenten van Dylan Groenewegen

Mark Cavendish Viel dit seizoen op door een paar valpartijen. Toch is hij optimistisch. Zette in een interview de zaak op scherp. André Greipel noemde hij ‘all body, no head’. En over Marcel Kittel: ‘Ik beschouw mijn ploeggenoten niet als personeel.’
Marcel Kittel Stapte dit jaar over van Quick-Step naar Katusha, maar daar komt hij nog niet uit de verf. Was in de Tour van vorig jaar de man met vijf ritzeges. In 2018 staat hij pas twee zeges in de Tirreno. Voor de Tour is zijn doelstelling bescheiden: een etappe.
Fernando Gaviria Was sterk in de Giro met vier zeges, maar werd in de Ronde van Zwitserland drie keer tweede. Ploegleider Rik van Slycke (Quick-Step) maakt zich geen zorgen. ‘In de Tour draaien we dat potje met tweede plaatsen dicht.’
Peter Sagan Wil na zijn diskwalificatie van vorig jaar (schouderduw aan Mark Cavendish) revanche. En als de wereldkampioen ergens zijn zinnen op heeft gezet, zijn er maar weinigen die hem kunnen kloppen. Zijn target: de groene trui.

Sprinters Gaviria, Cadendish, Kittel en Sagan Beeld
Sprinters Gaviria, Cadendish, Kittel en Sagan

De Volkskrant in de Tour

Sportverslaggevers Rob Gollin en Iwan Tol en fotograaf Klaas Jan van der Weij doen voor de Volkskrant verslag van de Tour de France. Op dinsdagen en donderdagen schrijft oud-renner Peter Winnen (achtvoudig Tourdeelnemer) een column, Tol en Gollin doen dat afwisselend op de andere dagen.

Verslaggever Just Fontein verslaat de wedstrijd ook in een liveblog, met in elk geval twee vaste rubrieken: hij laat fotograaf Van der Weij vertellen over zijn werk in de Tour en brengt - om in de stemming te komen - elke dag een liedje over de fiets, afkomstig van een playlist die is samengesteld door columnisten Bert Wagendorp en Peter Winnen.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden