'Ik kreeg applaus voor een begroot verlies van 9 miljoen'
Interview Anneke van Zanen Anneke van Zanen-Nieberg (52) heeft het bestuur van sportkoepel NOC*NSF verlaten. De Haagse handbalster was vijf jaar lang penningmeester in de financieel lastige tijden voor de Nederlandse sport.
Vrouwen in bestuur
Het liefst zou ik een quotum van 50 procent vrouwen in het bestuur van NOC*NSF zien. Nu, na mijn vertrek, vormen Marcella Mesker en de nieuw aangetreden Rinda den Besten het vrouwencontingent. Twee vrouwen in een bestuur van negen, 22 procent. Mijn opvolgster wordt misschien ook een vrouw. Er moeten toch vrouwen te vinden zijn die goed kunnen rekenen?
Het vrouwensmaldeel is klein in sportbestuurlijk Nederland. Kijk maar naar de vrouwelijke voorzitters van de bonden. Ik ken er maar twee. Francisca Ravestein van de basketbalbond en Barbera Schoemaker van de wandelsportbond. En er zijn 76 sportbonden. Klaarblijkelijk vinden wij als vrouwen het lastig die verantwoordelijkheid te nemen.
Ik denk dat vrouwen bescheiden zijn. Van: kan ik dat wel? Ik vind dat een heleboel vrouwen dat wel kunnen. Mij vroegen ze altijd waarom ik geen trainster was bij mijn handbalclub Hellas. Ik zei dan: besturen is gemakkelijker. Besturen kun je op de tijd die jou uitkomt. Als trainer moet je op een vast tijdstip voor de groep staan.
Op deze manier kun je als werkende vrouw veel gemakkelijker je bijdrage aan de sport leveren. En waarom andere vrouwen dat niet doen? Ik zou ze willen uitnodigen. Het is ongelooflijk leuk en belangrijk dat het gebeurt. De een staat liever coachend langs de lijn, de volgende in de kantine en weer een ander gaat in de bestuurskamer. Prima. Als ze maar iets doen.
Reserves voor de sport
Ik ben de enige penningmeester die applaus kreeg bij het presenteren van een begroot verlies van negen miljoen. We zijn als NOC*NSF met onze reserves van 58 miljoen teruggegaan naar 25 miljoen euro. Het gaat hard als het geld niet binnenkomt en je geeft het wel uit. Het is genoeg geweest. We moeten onze afspraken met de bonden kunnen nakomen. Als we nog meer naar beneden gaan, dan kunnen we in liquiditeitsproblemen komen.
Ik heb nooit onrust in de buik gevoeld voor de keuze de reserves te gebruiken. Volgens mij heeft de sport in het verleden een verstandige keuze gemaakt door een reserve te vormen ter hoogte van één bestedingsplan. Voor als De Lotto zou omvallen. Dat is gelukkig niet nodig gebleken. Het is wijsheid van mijn voorgangers geweest het zo aan te pakken. Er is zuinig geleefd en gespaard. Alle bonden hebben daar profijt van gehad.
Je kan er boos over worden. Ik heb er rustig van geslapen. Want ik kon de teruggang redelijk bescheiden houden. Het leed was niet te overzien geweest als ik in één keer de middelen van 52 naar 40 miljoen had teruggebracht. Nu houden we 42,5 miljoen aan. Als er meer binnenkomt na de fusie Staatsloterij-De Lotto, stel 50 miljoen, dan gaan de eerste 5 miljoen terug naar de reserves en 2,5 naar de bonden. En we keren pas extra uit als het jaar afgesloten is en we weten wat er is overgebleven.
De geldstromen
Vanwege de geldstromen ben ik opgestapt. Dat ik me als penningmeester met 80 miljoen van de 100 miljoen die er bij NOC*NSF rondgaan niet meer kon bemoeien. Toen André Bolhuis me in 2011 vroeg, was ik plaatsvervangend secretaris-generaal, sg, bij Veiligheid en Justitie. Ivo Opstelten gaf drie dagen voor hij minister werd toestemming dat ik dat mocht doen. Ze vonden het bij het ministerie ook wel prima dat er iemand bij NOC*NSF zat die integer en betrouwbaar was en op het rijksgeld lette.
Maar toen werd ik in 2012 algemeen directeur van alle auditdiensten van het Rijk. Dat is de interne controle over alle uitgaven van de rijksoverheid. Ik maakte afspraken dat ik het sportdeel van de gelden van het ministerie van Sport, VWS, niet meer zou controleren. Dat deed mijn plaatsvervanger. Ik wilde die rollen scheiden. Ik had daar bij NOC*NSF immers mee te maken.
Maar nu na de fusie tussen Staatsloterij en De Lotto, moet ik me op mijn werk met 80 miljoen van die gelden niet meer bemoeien. De nieuwe loterij is een staatsdeelneming en hangt nu direct onder Financiën. Dat is ongeloofwaardig voor mijn beide rollen.
Praktiseer wat je preekt. Als jij vindt dat je een integer sportbestuurder moet zijn, moet je daar naar gedragen. De richtlijnen zijn bij NOC*NSF helder en scherp. Niemand heeft me op de schouder getikt. Ik ben uit mezelf opgestapt. Dat vind ik ook wel weer krachtig.
Hellas, de club
Ik ben een verenigingsmens. Ons huidige NOC*NSF-bestuur zit vol met mensen met roots in clubbesturen. Ik koester de leden van de grote bond net zoals mijn leden bij de club Hellas. Van die roemruchte Haagse handbalclub ben ik al heel wat jaren voorzitter. Ons eerste herenteam is godlof niet gedegradeerd uit de eredivisie. Dat was zaterdag zo spannend voor mij. Daar heb ik dan echt last van.
Ik was zelf jeugdinternational, speelde twee junioren-WK's. Ik trainde vijf keer per week. Maar de nationale ploeg haalde ik niet voor het WK van 1986 in Nederland. Bondscoach Jan Kecskemethy vond me te licht als middenopbouwer. Vlak na die teleurstelling ben ik gestopt en ben gaan squashen. Maar vijf jaar later vroegen ze me weer en heb ik nog drie jaar in dames 1 gespeeld.
Ik gaf tot voor kort op woensdagavond trainingen aan ouders en vrijwilligers van de club. Het heeft een dubbel effect. Je zorgt dat mensen actief bezig zijn en je krijgt ze actief voor de club.