Willem Vissers
Een vrolijke blik in de medaillespiegel
Kijkend in de medaillespiegel ontwaart de Nederlandse sport een gouden zomertint op de wangen. Beste Spelen ooit, qua aantal medailles dan, met koningin Hassan en koning Lavreysen als vlaggendragers van genot.
Tien goud, twaalf zilver, veertien brons. Zelfs in de prijzenkast heerst ritme en regelmaat. Vijf goud voor mannen, vijf voor vrouwen, terwijl het verhaal ging dat de vrouwen de mannen volledig hadden overvleugeld in de sport. Dat valt dus wel mee, als het om goud gaat. In het delven van zilver waren de mannen zelfs beter. De vrouwen maakten een fors verschil op het bronzen vlak.
De Spelen boden twee weken universele lesstof over doorzettingsvermogen en inspiratie. Een moeder in Ethiopië laat dochter Sifan Hassan richting Europa vertrekken, met de simpele hoop op een beter leven voor haar kind, onwetend van de potten met goud aan de horizon, culminerend in een ziedende eindsprint op de 10 km en de totale uitputting.
Shanne Braspennincx komt terug na een hartaanval en grijpt jaren later goud op de baanfiets. Niek Kimmann ontfermt zich over een tijdens de training aangereden official, voelt dan pas aan zijn pijnlijke knie, om later goud te winnen op de BMX. Anouk Vetter hervindt de liefde voor sport en eindigt als tweede op de zevenkamp. Het is een oneindige reeks verhalen over ontbering, tranen, verdriet en vreugde, vallen, opstaan en plezier. En eindelijk deelt de atletiek, de belangrijkste sport op de Spelen, volop in het succes.
Beelden van andere orde beklijven zeker zoveel. Hoogspringer Barshim deelt het goud met de euforische Tamberi. Wiskundelerares Mieke Gorissen uit België, onbedaarlijk huilend, kan niet geloven dat ze 28ste is op de marathon. Bij mij thuis welden de tranen op dankzij Abdi Nageeye, bij mijn favoriete sportmoment in jaren. Hoe hij zijn Belgische trainingsmaat Bashir Abdi meeneemt naar brons op de marathon; onvoorstelbaar mooi. Zo van: ‘Ik ben sterk genoeg voor zilver. Kom, volg mij.’ Dat gaat oneindig veel verder dan de olympische gedachte. Dat is het leven zelf, in metafoor voorgesteld in de eindsprint van de marathon.
Ja, de metaforen uit de sport mogen meer waardering krijgen in een welvarende maatschappij waar vaak chagrijn heerst en elkaar vliegen afvangen is verheven tot kunstvorm. De hamvraag is: wat doet de overheid, afgezien van felicitatiedienst zijn bij succes, met al die verhalen, bijvoorbeeld om sporten voor kinderen te stimuleren?
Zo was het de sportzomer wel, van het vastlopen van Oranje op het EK, via de avonturen van Mathieu van der Poel in de Tour, tot de welhaast overdadige sportmaaltijd van Tokio. Mede bereid door Japan, dat de Spelen eigenlijk niet wilde vanwege de pandemie, maar deemoedig boog voor de wensen van de commercie, hoe sfeerloos de beelden vaak ook waren.
Bij al dat succes, bij al die beelden, denk ik tenslotte aan collega John Volkers, die soms 40 lijkt maar 67 is. Hij gaat met pensioen, na tien (!) Zomerspelen, beschreven vanuit een gouden hart dat altijd klopte voor de sport. Hij was op ons vakgebied een voorbeeld voor allen, zoals de topsporters voorbeelden zijn voor nieuwe generaties.