Een krabbel van de sterren, daarop jaagt elk kind
Net als bij de voetbalclubs heeft het schaatsen nu ook een open dag. De NK afstanden komen er immers aan....
‘Svèèèèèèèn!’
‘Iréééééén!’
Liggend op de blauwe kussens rondom de ijsbaan schreeuwen tientallen jonge kinderen hartstochtelijk om aandacht van Sven Kramer en Ireen Wüst. Ze willen een handtekening van de twee jonge vedetten die meedoen aan een openbare training in ijsstadion Thialf. Niet straks, na afloop, maar nu meteen. Liefst in het smoelenboek met een kleine vijftig schaatsers dat ze bij binnenkomst hebben gekregen.
Naar schatting vierduizend kinderen zijn met hun ouders afgekomen op het initiatief dat is overgewaaid uit de voetbalsport: een open dag bij aanvang van het seizoen. Voor het eerst hebben de schaatsbond en de merkenteams de handen ineengeslagen. En met onverwacht succes. De belangstelling voor het gratis toegankelijke evenement overstijgt het aantal beschikbare kaarten ruimschoots.
Het gezamenlijke project van de schaatsbond en de merkenteams is illustratief voor de verbeterde onderlinge sfeer. In voorgaande jaren kwam het idee van een open dag nooit van de grond door onenigheid rondom de sponsoring. Daaraan lijkt nu een einde gekomen. Net voor de kinderen Thialf binnenstroomden, dronken vertegenwoordigers van de schaatsbond, hoofdsponsor Aegon en de merkenteams een glas champagne op een nieuwe overeenkomst, die de schaatssport tot de Olympische Spelen van 2010 in rustig vaarwater moet houden. De betrokkenen, die gezamenlijk jaarlijks tussen de 12 en 15 miljoen euro in de schaatssport investeren, willen het liefst uitstralen dat ze allen behoren tot ‘een grote schaatsfamilie’.
De fijne kneepjes van de marketing ontgaan de kinderen vanzelfsprekend. Schaatsen draait voor hen om individuen: om Kramer en Wüst, en misschien ook om de enige twee schaatsers van naam die ontbreken in de parade van vedetten: Bob de Jong en Gianni Romme. Dat tweetal bereidt zich in Duitsland, zonder sponsor, voor op de eerste wedstrijd van het seizoen: de NK afstanden van volgende week.
De razende reporter van dienst, Bart Veldkamp, bedient de kinderen op hun wenken. Op schaatsen, met microfoon, raast hij over het ijs voor korte interviews met shorttrackers, kunstrijdsters en vooral de sterren van de langebaan. De meesten geven bereidwillig antwoord, al maken hun antwoorden bij het jonge publiek beduidend minder enthousiasme los dan de energieke kinderacts Djumbo en Bo en Monica.
Gerard van Velde, ‘sekssymbool nummer één’ volgens Veldkamp, legt op verzoek van de 14-jarige Lisanne uit wat hij draagt onder zijn glimmende zwarte schaatspak, waarmee hij in het Amsterdamse nachtleven geen slecht figuur zou slaan. ‘Gewoon een onderbroekkie.’
Rintje Ritsma, ook in het gitzwart, beklaagt zich traditiegetrouw over de kwaliteit van het ijs in Thialf. En Jan Bos onthult op verzoek van de 11-jarige Nienke aan Veldkamp wat er in de bidons zit van de schaatsers: ‘Een dorstlesser.’
De behoefte aan informatie haalt het niet bij het verlangen van de kinderen naar een handtekening. Oud-wereldkampioene Annamarie Thomas is dankzij haar deelname aan een ijsdansshow op televisie populairder dan ooit. Zij wordt omringd door fans als ze zich na een demonstratie tussen het publiek begeeft. De schaatsers mogen dat niet. Zij moeten na de training achter dranghekken plaatsnemen aan tafels, zodat de kinderen elkaar niet onder de voet lopen in de jacht op een krabbel.
De rij voor de dranghekken is, tot ontsteltenis van sommige schaatsers en een enkele oudere bezoeker, tientallen meters lang. ‘Ze staan in de rij voor een handtekening’, zegt een oma verbaasd tegen haar kleindochter. ‘Het is toch wat.’