In de aanloop naar de Ronde van Vlaanderen werden hun namen steeds genoemd. Mathieu van der Poel en Wout van Aert. En terecht. De twee maakten hun faam waar en voerden een wielershow op die duurde tot voorbij de streep. Van der Poel won, als tiende Nederlander, 34 jaar na zijn vader Adrie.
‘Ben ik het?’ Mathieu van der Poel keert zich zondagmiddag om in het zadel van zijn fiets en wijst vragend met zijn vinger naar de borst. Hij vraagt het aan iedereen die met hem op rent en rijdt. Hij is in Oudenaarde net de finish van de Ronde van Vlaanderen gepasseerd, zij aan zij met de rivaal met wie hij al jaren de degens kruist. Ineens was die streep er geweest, hij had in de verschroeiende sprint geen gelegenheid gehad naar het wiel van Wout van Aert te kijken. Hij dacht zelfs even dat die ’m had. Wie is het nou?
Hij is het. Het scheelt nauwelijks een decimeter, maar het is een wereld van verschil. Luister naar de oerschreeuw die hij slaakt als hij zijn fiets ten hemel heft. Kijk hoe hij een halve minuut voorover gebogen staat met de handen voor het gezicht geslagen. Slik even wat weg als de tranen vloeien in de armen van zijn vriendin Roxanne.
34 jaar na vader Adrie wint nu diens jongste zoon de Ronde. Die ene decimeter vaagt alle frustratie na het moeizaam begin van het wielerseizoen weg. Hij kon niet naar het mountainbiken op de Olympische Spelen, waar hij op het goud aasde. Van Aert troefde hem af in de Italiaanse koersen van augustus. Die won in de Tour de France twee etappes.
Zelf werd hij Nederlands kampioen en won hij de BinckBank Tour. Mooi, maar deze telt met afstand het meest. Dit is een monument in het wielrennen. Dit plaatst hem weer naast Van Aert, die in Milaan-San Remo zegevierde, ook een monument. Van der Poel is de tiende Nederlander die de hoogmis wint, na Wim van Est (1953), Jo de Roo (1965), Evert Dolman (1971), Cees Bal (1974), Jan Raas (1979, 1983), Hennie Kuiper (1981), Johan Lammerts (1984), Adrie van der Poel (1986) en Niki Terpstra (2018).
Ze maken er zondag bloedstollende laatste meters van. Nadat wereldkampioen Julian Alaphilippe zichzelf op 35 kilometer van de finish uitschakelde door een bijna stilstaande motor te raken, waren ze alleen overgebleven. Pas op één kilometer van de streep, onder de rode driehoek, staken ze hun samenwerking om uit de greep van een groep achtervolgers te blijven. Van der Poel rijdt voorop en kijkt telkens om. Van Aert loert. Het is alsof op de Minderbroedersstraat een sprint op een wielerbaan wordt uitgevochten. Ze passeren het bord van de 500 meter, dat van de 300, de 250. Dan draait Van der Poel zich voor de laatste keer om, kromt de rug en schiet als een katapult weg.
Het was ook zijn bedoeling Van Aert op weg naar de streep achter hem te houden, vertelt de winnaar later. Hij wilde lang wachten, op een niet al te zware versnelling, daarmee haalt hij zijn hoogste vermogens. ‘Ik ben op de eerste seconden het best, het was in mijn voordeel dat de snelheid laag lag. Ik was een fractie eerder weg.’ Hij schakelt twee keer op, drie keer zelfs, ziet Van Aert langszij, probeert hem op te vangen en dan is voordat hij er erg in heeft de finish. Beiden durven niet te juichen.
Van Aert zegt dat hij komende nacht de sprint nog wel eens opnieuw zal rijden. Hij heeft, denkt hij, zijn versnelling te laat ingezet. ‘Ik wilde als eerste aangaan, zodat ik de lengte van de sprint wat beter had kunnen benutten.’
Het is Alaphilippe die na lange windstilte in het peloton het initiatief neemt. In zijn debuut in de Ronde neemt hij met verbazingwekkend gemak een helling als de Koppenberg en valt in de aanloop naar de Taaienberg weer aan. Van der Poel springt gelijk in het wiel, Van Aert kampt even met een onwillige ketting, maar achterhaalt de twee op de klim. Het kost hem wat kracht, net zoals hij in de terugkeer na een ongelukkige val in een greppel eerder in de wedstrijd reserves had moeten aanspreken.
De botsing van Alaphilippe op de langzaam rijdende motor berooft de Ronde van een driestrijd. Van Aert zoekt tot op het laatste moment de luwte van het voertuig, Van der Poel zwiert er nog net omheen, maar de Fransman is wat onachtzaam als hij contact heeft via de radio met de ploegleiding. Hij smakt op de betonplaten. In het ziekenhuis van Ronse worden later twee breuken in zijn hand vastgesteld.
Van der Poel en Van Aert rijden eendrachtig naar Oudenaarde. Elkaar afschudden zit er niet meer in. Ook op de laatste klim, de korte maar venijnige Paterberg, waar Van der Poel vorig jaar in een groep met favorieten zo’n beetje als laatste aan begon en als eerste bovenkwam, ondernemen ze geen poging meer. De Nederlander: ‘Ik denk dat we allebei bang waren om te demarreren. We reden op onze limiet.’ De Belg: ‘Ik had al snel begrepen dat we elkaar er niet meer af gingen rijden.’
Dan is er die allerlaatste blik van Van der Poel achterom, die explosie op nauwelijks 200 meter van de finish en dat ene alles goedmakende, resterende decimetertje. Van Aert kwantificeerde het verschil: ‘Mathieu was een heel klein beetje sterker.’