De Tour is kunst

Jean Nelissen moet rennerszweet en massageolie ruiken, ook al hoeft hij nu geen verslag meer te doen van de Tour de France voor kranten, radio en tv....

door Jaap Stam

- Lepe Peer?

'Sylvère Maes!'

- De Zonnekoning?

'Laurent Fignon!'

- Jan Kanonbal?

'Jan Pijnenburg!

'En weet je waarom Geminiani le grand fusil werd genoemd, het grote geweer? Omdat ie zo fors geschapen was.'

Jean Nelissen (63) kent alle bijnamen van wielrenners. Hij weet waar de naam vandaan komt, wat de renner heeft gepresteerd en wat ie voor, tijdens en na zijn wielercarrière heeft uitgespookt. En over de Mont Ventoux, die afschrikwekkende berg waarop Tommy Simpson zich dood fietste, weet hij te vertellen dat die is beschermd door Unesco omdat er 64 soorten zeldzame mieren en 133 verschillende spinachtigen voorkomen.

Zodra je het kantoor van Nelissen in hartje Maastricht binnenstapt, waan je je in een Tour-reportage. Die stem, die diepe klank met die Limburgse tongval, die feitenkennis, al die smeuïge wetenswaardigheden en pikante details. En niet te vergeten het verband daartussen.

Zijn donkere kuif mag dan wat dunner zijn en het grijs mag er hier en daar doorheen glinsteren ('Ben je gek, ik heb mijn haar nóóit geverfd'), Nelissen is nog steeds met afstand de best geïnformeerde wielerjournalist van Nederland. Hij heeft een fabelachtige parate kennis en een legendarisch archief, waarin hij blindelings de weg weet. 'Soms moet ik de kaartenbak erbij pakken. De mensen denken dat het 90 procent archief is en 10 procent kennis, maar het is 10 procent opzoeken en 90 procent zit in het koppie.'

Hij versloeg 29 keer de Tour de France, altijd voor meer media tegelijk: 29 keer voor De Limburger, 27 keer voor de televisie en drie keer voor de radio. 'Drie jaar voor alle drie tegelijk. Dat waren tropenjaren. Na de uitzendingen ging ik tikken, anderhalf tot twee pagina's per dag.'

Hij was voor De Limburger dag en nacht op sjouw, altijd jagend op nieuws. Ooit schreef hij tachtig dagen achter elkaar de opening van de sportpagina, het was vaak een primeur. 'Ik ben er trots op dat ik dertig jaar lang de mensen in het zuiden, die in veel opzichten achtergesteld zijn, een informatievoorsprong heb kunnen geven. Zo hadden ze tenminste iets.'

Het waren de jaren dat Nelissen onderkoning van Zuid-Limburg was. Hij woonde tien jaar in een kasteel, maar deed dat van de hand omdat het met zijn tweeduizend ramen amper te beveiligen was.

In 1995 vertrok hij bij de krant, een jaar later vond de NOS hem te oud voor de Tour. Hij heeft alles gezien, maar kan er geen genoeg van krijgen. Nelissen moet rennerszweet en massageolie ruiken. 'De onbenulligste koers kan mij opwinden. Misschien komt het doordat ik zelf heb gefietst.'

Voor de NOS verslaat hij nog steeds de Rondes van Italië, Spanje en Nederland en de meeste klassiekers. Tijdens de Tour heeft hij een column op Radio 1, maakt hij analyses en geeft commentaar. Hij schrijft voor Hard Gras, actualiseert zijn wielerboeken, schaaft aan zijn eerste roman en houdt spreekbeurten. Laatst gaf hij de werkgevers in de metaal college over wat ze van de sport kunnen leren. Hij maakt nog steeds dagen van tien uur.

Nelissen is ook het goede leven. 'Elke mens heeft de plicht voor de korte wijle dat ie op aarde is het zich zo aangenaam mogelijk te maken.' Overal waar de Tour-karavaan neerstreek, kende hij de specialiteiten van de streek, en was een blik op de wijnkaart amper nodig. Zijn oog schiet meteen naar jonge, fruitige wijn. 'Van oude wijn krijg je zo'n klap dat je de hele avond half zit te slapen. Dat is zonde, want het is allemaal zó lekker.'

Nelissen staat ook voor goede sigaren. Hij kan zo met smaak roken dat hij premier Den Uyl weer aan de sigaar heeft gekregen. 'Den Uyl rookte al jaren niet meer. Tijdens een interview snoof hij verlekkerd de rook op, en ik zei: ''Wilt u er ook een?'' Ik wist helemaal niet dat hij was gestopt. Twee dagen later kreeg ik een briefje. Hij wilde het adres hebben waar ik die sigaren kocht. Ik heb hem meteen een kistje gestuurd. Als ik hem daarna op televisie lekker aan zijn sigaartje zag trekken, genoot ik. Ik had echt het gevoel dat ik hem een geneugte had terugbezorgd. Hij had het ook begrepen: je kunt overal wel mee stoppen. Man, geniet toch van het leven!'

Tijdens de Tour van 1974 werd Nelissen met de NOS-equipe van Radio Tour de France ontvangen door het champagnehuis Moët et Chandon. 'We werden bij de poort opgewacht door livreiers in smetteloos wit. Die heb je in Nederland jammer genoeg niet. Ze liepen in een stoet voor ons uit over de oprijlaan. Op het bordes stond gravin Geniève de Maigret ons op te wachten, een Italiaanse prinses.'

Zij noodde de gasten aan een overvloedige dis, de champagne vloeide rijkelijk. 'Dat huis heeft twintig kilometer champagne onder de grond liggen. We begonnen met champagne uit 1919 en hebben ons langzaam naar de jaren zeventig gedronken. We sloegen wel eens een jaartje over, maar het was toch doorwerken.'

Hij is een nachtvlinder. In een familiehotelletje in Condom zakte hij eens door met Jan Janssen, dat jaar chauffeur van de NOS-equipe. 'De hele meute ging naar bed en de vrouw van de herbergier zette nog snel een halve gamel armagnac voor ons op tafel. We zijn me toch dronken geworden. Sinds de Nacht van Condom heb ik geen druppel armagnac meer op. Jan Janssen ook niet. Die kan er niet tegen. De dag erop dronk hij 's middags een flesje Perrier en hij werd op slag weer dronken. Dat gemene spul zat nog in zijn lijf.'

De mooiste Tour vindt Nelissen nog steeds die van 1968, toen Jan Janssen als eerste Nederlander won. Die duizenden Nederlanders die op dat kleine wielerbaantje van Vincennes de gendarmes omverliepen, de huilende Jan Janssen die op de schouders ging.

En daarna het besloten feest in de Porte Jaune in het Bois de Boulogne, waar Nelissen naar binnen was geslopen. 'Wat zich daar allemaal afspeelde... Niets werd meer aan de realiteit getoetst. Mensen gingen zich heel gek gedragen. En midden in die heksenketel stonden Jan en Cora. Ik heb nooit meer zo'n explosie van vreugde meegemaakt.'

De mooiste Tour-winnaar vindt Nelissen niettemin Charly Gaul, die in 1958 won. Een beresterke zonderling, die in beestenweer op zijn best was. 'Als anderen met een longontsteking naar het ziekenhuis werden afgevoerd, reed ie de concurrentie helemaal los. De Engel van het hooggebergte werd hij genoemd. Zo zag hij er ook uit, hij was een knap mannetje.

'Later werd hij onherkenbaar. Hij liet een lange baard groeien en trok zich na drie mislukte huwelijken terug in de bossen. Dagenlang zat hij op een verhoging in een boom te wachten op wild, het geweer in de aanslag. Hij wilde met niemand meer praten. In die tijd heb ik hem opgezocht.'

De mens interesseert Nelissen meer dan de wielrenner. Hij ziet niet een trappend rugnummer, maar een mens met een verhaal. Als de Mexicaan Raul Alcala in beeld kwam, vertelde hij dat Alcala als 10-jarige thuis was weggelopen uit een sloppenwijk en in lege goederenwagons door het land had gezworven. En dat hij in de bossen had geslapen bij de indianen. 'Mensen boeien mij verschrikkelijk. Dat fietsen komt erbij.'

Hij zocht drie befaamde wielerweduwes op, die van Hugo Koblet, Fausto Coppi en Tommy Simpson. Hij had ze in volle glorie ontmoet en wilde ze ook in 'deplorabele toestand' zien.

'Sonja Buehl was een wereldberoemd fotomodel toen ze trouwde met Hugo Koblet, mooie Hugo, de meest begeerde vrijgezel van Zwitserland. Heel Zürich, die kille stad, liep er voor uit. Nadat Hugo's wielercarrière was afgelopen, liep het huwelijk spaak en pleegde hij zelfmoord. Hij knalde met zijn sportwagen met 180 kilometer per uur tegen een boom. Vanaf dat moment verketterde Zürich Sonja. Zij had de populaire Hugo de dood ingejaagd. De ochtend van de zelfmoord was hij nog bij haar geweest voor een lijmpoging.'

Diepe indruk op Nelissen maakte ook de ontmoeting met Giulia Occhini, de maîtresse van Fausto Coppi, die tot woede van heel rooms Italië zijn vrouw was geworden. 'Coppi was als miljonair gestorven, maar zij was straatarm. Een bevriende bankier was met het kapitaal naar Zuid-Amerika gevlucht. Zij leefde van giften van vroegere knechten van Coppi, en werd door iedereen uitgespuugd. Ze zei: ''Ik heb zwaar moeten boeten voor mijn liefde voor Fausto''.'

Een week nadat Tommy Simpson zich had doodgereden op de Mont Ventoux ('door een combinatie van extreme hitte, onvoorstelbare wilskracht, alcohol en doping'), bezocht Nelissen Helen Simpson. Hij was de laatste journalist die Simpson had gesproken voor de etappe op die fatale 13de juli 1967. 'Ze zat met hun twee dochtertjes van 6 en 4 aan tafel, die wisten nog van niks. Ze zeiden: ''Papa komt voorlopig niet thuis, hij is op een heel lange reis.'' Helen had de trui van Tommy op haar schoot. Zijn rugnummer zat er nog opgespeld, het asfalt, op de Mont Ventoux gesmolten door de hitte, kleefde er nog aan.'

Met de verhalen van de weduwes kon Nelissen de hoofdstukken Koblet, Coppi en Simpson afsluiten. 'Er zijn zo veel winnaars tragisch aan hun eind gekomen: verongelukt, vermoord of zelfmoord gepleegd. Pélisser, de winnaar van 1923, werd met zijn eigen revolver doodgeschoten door zijn vriendin. Pottier, de eerste bergkoning en winnaar in 1906, hing zich een paar maanden na de Tour op omdat zijn vriendin hem bedroog met een ander. Robic, de eerste naoorlogse winnaar, reed zich te pletter tegen een vrachtwagen. Ocana, de winnaar van 1973, schoot zich met een revolver door het hoofd. De glorie eindigt vaak in misère.

'Die mensen worden geboren voor een eenvoudig bestaan in een fabriek. Door hun atletische successen worden ze gekatapulteerd in een wereld die de hunne niet is en raken ze hun evenwicht kwijt. Hugo Koblet kon geen afstand nemen van zijn sterrendom. Als hij een café binnenging en iemand riep ''Hugo!'', dan zei hij: ''Geef die mannen een rondje.'' Al waren ze met zijn vijftigen, al was het drie keer per dag. Hij leefde in vervlogen dagen en bleef de bewonderde, gelauwerde en bewierookte mooie Hugo uithangen. Dat is indirect zijn dood geworden.'

De mooiste Tour mag dan die van 1968 zijn geweest en de meest aansprekende winnaar die van tien jaar daarvoor, denk niet dat de Tour voor Nelissen geen romantiek meer heeft. 'De Tour is kunst, het is geen dom gebonk op pedalen. De Tour blijft avontuurlijk en emotioneel. De mens wordt tot aan de rand van zijn bestaan gedreven en vertoont daar extreme dingen. Het is boeiend en gevaarlijk, er zijn valpartijen en af en toe valt er een dooie.'

Zelfs het grootschalige gerommel met doping kan de Tour niet naar de verdoemenis helpen, vindt Nelissen. Door zich met het lichaamseigen EPO in te spuiten, hebben de renners bijna tien jaar lang kunnen verdoezelen dat ze vals speelden.

- De helden belazeren de boel.

'Niet allemaal, hè. Velen slikken, niet iedereen.'

Bovendien: 'Het is lariekoek dat je wint als je maar genoeg pakt. Alsof de grootste bedriegers de grootste winnaars zijn. EPO en al dat andere smerige spul, zijn de laatste percenten die aan jouw talent en aan jouw door training opgebouwde macht worden toegevoegd.'

- Maar het werkt wel.

'Dat heb ik zelf aangetoond. Nadat ik me met pervitine had laten inspuiten, reed ik anderhalve minuut sneller en ik was nog niet eens hersteld van de rit zonder dope. Het artikel daarover ging de hele wereld over.'

Laat één ding duidelijk zijn: Jean Nelissen is faliekant tegen doping. 'Het is een misdaad tegen de gezondheid. De jacht van de Franse politie is een zegen voor de renners.'

Maar: kan het iets minder spectaculair? 'De renners van TVM werden vorig jaar met hun jack over het hoofd geboeid afgevoerd. Als waren ze drugsbaronnen uit Medellin. Ze zijn geen criminelen. Ze hebben een pilletje of een injectie genomen om harder te fietsen. Als ze dat al hebben gedaan, het moet nog steeds bewezen worden.'

Nelissen heeft het gemunt op de dealers en de foute artsen. 'Zíí zijn de smeerlappen. De renners krikken alleen zichzelf op. Dat vind ik iets minder erg.'

En Nelissen heeft het niet op lakse sportbestuurders. 'Het Internationaal Olympisch Comité heeft aan professor Conconi gevraagd een methode te ontwikkelen om EPO op te sporen. Want dat gif verziekt echt niet alleen de wielersport. En juist die man wordt door de Italiaanse justitie verdacht van het verbreiden van die rommel. Hij is al vier jaar bezig, is nog geen centimeter opgeschoten en heeft miljoenen aan subsidie opgestreken. Dat noem ík nou rottigheid.'

- Voelt u zich ook betrapt? U hebt er dertig jaar aan meegedaan.

'Ik heb aan niks meegedaan. Als ik feiten wist, heb ik die groot in de krant geknald. Ik had als enige in 1967 dat Eef Dolman na het Nederlands kampioenschap had geprobeerd te frauderen bij de dopingcontrole. Over de volle breedte van de voorpagina. Alle andere kranten bejubelden zijn overwinning en moesten een dag later melden dat Nederland dat jaar geen kampioen had. Je moet wel feiten hebben. Ze roepen mij er niet bij als ze een spuit zetten.'

- De best ingevoerde wielerjournalist van Nederland...

'Dacht je dat ze mij komen vertellen dat ze gespoten hebben? Vele jaren later, als de mannen een hangbuik hebben, hoor je wel eens wat. Op het moment zelf nooit.'

- Had u niet dieper moeten graven?

'Ik heb mijn best gedaan, maar ik ga niet inbreken in hotelkamers en rommelen in prullenbakken. Het is moeilijk om erachter te komen wat er in het peloton precies gebeurt. De wielrennerij is een sektarische wereld die zich afsluit voor de boze buitenwereld. Soms ontsnapt er een gerucht, maar met geruchten kan ik niks.'

- Geruchten waren er genoeg. Grappen ook.

'In de buurt van het erepodium zeiden wij: niet roken! Ontploffingsgevaar! We liepen met een grote boog om Gilbert Duclos-Lassalle heen. Die pakte af en toe zo vreemd uit in een koers.'

- Maar u hebt wel eens een papiertje van een renner gekregen met gegevens over de doping die hij gebruikte. Om aan de artsen te geven als hij in het ziekenhuis zou belanden.

'Heb ik nooit gekregen.'

- Wat zou u ermee hebben gedaan?

'Ik zou hem hebben gezegd: stomme klootzak, hou op met die onzin, je hebt vrouw en kind, je hebt familie en vrienden, je hebt je hele leven nog voor je, wat ben je aan het doen!'

- U zou het niet in de krant hebben gezet?

'Als iemand mij in een noodsituatie in vertrouwen neemt, maak ik daar geen misbruik van. Ik ga ver, maar niet zo ver. Als ik het met eigen onderzoek ontdek, gaat ie voor de bijl.'

- Heeft de omvang van het dopingschandaal u verrast?

'Nee. Er was negen jaar lang niemand betrapt in de Tour, behalve de ouwe Abdou, en er werd steeds harder gefietst. Ze reden met het buitenblad de cols op.'

- Terwijl de Tour steeds zwaarder wordt.

'Vroeger wandelden de renners de eerste uren en konden ze lekker in de etappe groeien. Tegenwoordig is er al na vijftien kilometer een bonificatiesprint en ze jakkeren de hele dag door. Na een rit over zes cols komt de volgende dag weer een rit over zes cols. Dan krijg je de vlucht in de middelen.'

- Is de Tour te zwaar?

'Als de Tour-directie een dopingvrije Tour wil, zal ze de gemiddelde lengte van etappes heel snel moeten terugbrengen van 200 naar 170 kilometer. Vier uurtjes fietsen kan een gezonde kerel die maandenlang heeft getraind, aan. Als de renners meer tijd hebben om op natuurlijke wijze te herstellen, hoeven ze niet aan infusen te hangen om zouten, mineralen, calcium en rotzooi in hun aderen te pompen.'

- Wanneer komen uw Tour-memoires uit?

'Nooit. In memoires wil ik de absolute waarheid schrijven. Dan moet ik mensen pijn doen, en ik wil geen geld verdienen aan het verdriet van een ander.'

- Dus u hebt niet altijd opgeschreven wat u wist.

'Als je doorzakt, hoor je wel eens wat. Dat van Jan Janssen in Condom is onschuldig. Maar ik heb wel meer doorgezakt en minder onschuldige dingen gehoord en meegemaakt. De privacy van die mensen ga ik niet schenden. Alles wat ik heb gepubliceerd, heb ik met fair play vergaard.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden