NieuwsOlympische spelen
De Olympische Spelen zijn al 60 jaar véél te duur
De Olympische Spelen kosten altijd meer dan begroot, bij de Zomerspelen is dat zelfs meer dan het dubbele. De Universiteit van Oxford rekende het uit voor de periode 1960-2016. Kandidaatsteden lopen al jaren massaal weg.
Geen megaproject kent zo’n kostenoverschrijding als de Olympische Spelen. Organisatoren gaan na het indienen van hun eerste begroting ten onder aan onomkeerbaarheid, deadlines en het ‘blanco cheque-syndroom’, zo schrijven onderzoekers van de aan Oxford Universiteit verbonden Saïd Business School, onder leiding van de Deen Bent Flyvjberg. Hij is een vermaard economisch geograaf op het vlak van megaprojecten en al hun gevolgen. Flyvjberg wordt beschouwd als de nummer één expert van de wereld. De Oxford-wetenschappers van Flyvjberg doken in de cijfers van de Spelen van 1960 (Rome en Squaw Valley) tot en met 2016 (Rio). Na een eerste concept van hun hand trok de stad Rome zich geschrokken terug voor de Spelen van 2024
De grootste kostenoverschrijdingen, na de nooit overtroffen, exuberante 720 procent van Montreal 1976, kwamen voor rekening van de Winterspelen van Sotsji 2014 (plus 289 procent) en de zomereditie van Rio de Janeiro 2016 (352 procent). De gemiddelde overschrijding van de kosten voor Zomerspelen bedraagt sinds 1960 liefst 213 procent. Dik drie keer zo duur als verwacht. De Winterspelen vielen 142 procent duurder uit dan in eerste aanvang begroot. In de normale wereld van grote projecten, tunnels, treinlijnen en wegen zijn plussen van 20 tot 45 procent normaal.
In de cijferbrei valt de enorme toename van de budgetten op. In 1964 organiseerde Innsbruck de Winterspelen nog voor 22 miljoen dollar (18,5 miljoen euro). Sotsji 2014, met zijn nieuwe door de Russische president Poetin verordonneerde wintersportgebied, kostte in de Oxford-berekening duizend keer zoveel: 22 miljard dollar.
Dat bedrag stond voor operationele kosten op wedstrijdgebied (van personeel, via technologie, transport, administratie tot catering en medische diensten) en voor die van de olympische accommodatie, van stadions tot atletendorp en mediagebouwen. Infrastructurele aanpassingen, zoals wegen, vliegvelden en stations, vallen daarbuiten. Sotsji kostte in totaal naar schatting meer dan 42 miljard euro. Aan de Zwarte Zee moest alles vanaf de tekentafel worden opgebouwd.
Over de interpretatie van kosten wordt al lang getwist tussen het Internationaal Olympisch Comité (IOC) en wetenschappers als Flyvjberg. De olympiërs willen stadions niet meetellen en zijn van mening dat een operationeel budget van de Organisatie Comités voor de Spelen van omtrent 2 miljard euro een kloppend cijfer is, iets wat met name het in 2017 overleden erelid Hein Verbruggen altijd betoogde.
De oplopende kosten worden volgens de onderzoekers vaak verdoezeld. Londen haalde de Spelen van 2012 in 2005 binnen en verhoogde vervolgens het originele budget direct met 100 procent. Daarna werd in 2013 gecommuniceerd dat minder was besteed dan begroot. Een valse voorstelling van zaken schrijven Flyvjberg en de zijnen. Het was toch 76 procent kostenoverschrijding. Ze noemen die berichtgeving ‘spin’ en ‘leugen.’
De gevolgen van de almaar oplopende kosten van de Olympische Spelen hebben zich weerspiegeld in de hoeveelheid kandidaten voor dat allergrootste evenement ter wereld. Zomaar wat steden die zich de voorbije jaterugtrokken: Barcelona, Boston, Boedapest, Davos, Hamburg, Krakow, Innsbruck, München, Oslo, Rome, Sion, Stockholm, Toronto. Bij referenda bleek het volk telkens tegen het binnenhalen van het grootste, kostbaarste sportspektakel op aarde. In 1972 kwam de bevolking van Denver in opstand tegen de als te kostbaar beschouwde Winterspelen van 1976. Het was een unieke gebeurtenis. Innsbruck nam de teruggegeven Spelen over, kosten 100 miljoen euro.
Soms waren de gevolgen van een binnengehaalde kandidatuur extreem. Griekenland raakte na de Spelen van Athene, met verzonnen nationale budgetcijfers, in een crisis die nog steeds niet voorbij is. In Rio werd de noodtoestand uitgeroepen, toen er twee maanden voor de Spelen geen geld meer was om de kosten van personeel te betalen. Olympische dorpen werden gesaboteerd door onbetaalde bouwvakkers. De Nederlandse ploeg ondervond het.
De Spelen en de daarmee verbonden steden, straks Tokio, daarna Peking (2022), Parijs (2024), Milaan (2026) en Los Angeles (2028), zuchten onder het gigantisme dat ondanks de hervorming van de Olympische Agenda 2020 nog nauwelijks ingedamd lijkt. De toekomstvoorspeller Verbruggen hield in zijn autobiografie de kenners voor dat slechts vijftien steden in de wereld in staat zijn tot het houden van de Spelen.
Nederland lijkt zich, 92 jaar na Amsterdam 1928, nog steeds tot dat potentieel te rekenen, al werd dan in 2012 door het kabinet-Rutte 2 het Olympisch Plan 2028 geschrapt. Te duur, te onzeker. NOCNSF-voorzitter Anneke van Zanen heeft bij herhaling gezegd dat een olympisch comité dat geen Spelen wil organiseren moet nadenken over zijn of haar positie: ‘Als je voorzitter wordt van NOCNSF en je hebt niet de ambitie om de Olympische Spelen binnen te halen, dan moet je geen voorzitter worden. Die kaars is altijd brandende. En ik let er op dat die nooit uitwaait,’ sprak ze bij haar aantreden in 2019.
De kostprijs per olympiër
Het kost gemiddeld 671.000 dollar om een topsporter te laten deelnemen aan de Zomerspelen. Voor de Winterspelen is dat bedrag hoger: 1,3 miljoen. De duurste Zomerspelen per deelnemer was acht jaar geleden in Londen: 1,4 miljoen dollar. De duurste Winterspelen waren Sotsji: 7,9 miljoen dollar per deelnemer. De goedkoopste Spelen werden georganiseerd in 1964: 55.000 dollar voor Tokio en 20.000 per deelnemer in Innsbruck.
Verbetering: In een eerdere versie van dit stuk stond dat de kosten voor Zomerspelen gemiddeld twee keer zo hoog waren als verwacht. Dat klopt niet. Gemiddeld zijn de kosten voor de Zomerspelen dik drie keer zo hoog als verwacht.