Vijf vragen overWK baanwielrennen in Polen
Baanrenners willen bewijzen dat ze weer tot de wereldtop behoren
Woensdag is het Poolse Pruskzów het toneel van het WK Baanwielrennen. Vijf vragen over dit toch best belangrijke 'tussenkampioenschap’.
Hoe belangrijk is het WK?
Vooropgesteld dat het behalen van regenboogtruien sowieso zwaar telt, het allerbelangrijkste evenement in het baanwielrennen zijn de Olympische Spelen. Er is nog anderhalf jaar te gaan tot ‘Tokio’. Bij het opstellen van de trainingsprogramma’s wordt dan al met een schuin oog gekeken naar de confrontatie op het hoogste niveau in Japan.
Het evenement van woensdag tot en met zondag in Pruskzów, een stadje op een klein half uur rijden van het centrum van Warschau, is nog niet de generale repetitie. Volgend jaar is er eind februari een WK in Berlijn. Maar een graadmeter is het wel. In de aanloop naar de Spelen zal het niveau aantrekken, de deelnemers willen van elkaar weten hoe ze ervoor staan.
De Nederlandse selectie rekent op de bevestiging dat de afvaardiging wereldtop is. Renners hebben titels te verdedigen. De WK vorig jaar in eigen land, in Apeldoorn, leverde een ongekende oogst aan eremetaal op: vijf keer goud, vijf keer zilver, twee keer brons. Dat was goed voor de bovenste plek in de medaillespiegel. Het rijden in de vertrouwde omgeving – het plaatselijke Omnisport is de trainingslocatie – en voor eigen publiek speelde zonder twijfel een rol, maar de baanrenners zullen trachten te bewijzen dat ze het ook zonder die factoren kunnen. In augustus op de EK in Glasgow lukte dat met vijf gouden en drie bronzen medailles al heel behoorlijk.
Niet alle onderdelen in Polen zijn olympisch, toch?
Nee, dat olympische programma wisselt nogal eens van samenstelling. In Tokio staan er zes specialismen op de rol. In Pruszków worden er tien gereden, met onder meer de tijdritten over één kilometer (mannen) en 500 meter (vrouwen).
Welke Nederlander gaat de hoofdrol spelen?
Ze hecht zelf niet zoveel aan dergelijke stempels, maar Kirsten Wild kreeg vorig jaar in Apeldoorn de officieuze titel van de koningin van het toernooi. Er was ook geen ontkomen aan: ze won goud op de race over tien kilometer (de scratch), de meerkamp (het omnium) en de puntenkoers, waarbij deelnemers in tussensprints punten verzamelen.
Ze weet dan ook dat er ook nu weer veel van haar wordt verwacht. Na Apeldoorn volgden er nog twee Europese titels en drie zeges in de wereldbeker. Ze heeft al laten weten dat ze er klaar voor is. Maar het typeert de bescheiden en wat verlegen Zwolse ook dat ze daarbij meteen een voorbehoud maakt: titels zijn niet op afroep beschikbaar.
En de mannen dan?
Dat zou zelfs wel eens dringen kunnen worden. Het begint woensdag meteen met de teamsprinters, in december wegens de Europese en de wereldtitel verkozen tot sportploeg van het jaar. Er waren al klinkende resultaten in wereldbekerwedstrijden. Voor Polen geselecteerd zijn Roy van den Berg, Harrie Lavreysen, Jeffrey Hoogland en Matthijs Büchli.
Op de individuele nummers doen de mannetjesputters uit Nederland weinig voor elkaar onder, leerden de resultaten van de afgelopen maanden. Hoogland verdedigt zijn titel op de één kilometer niet en zet al zijn kaarten op de sprint. Hij zal dan niet alleen met Büchli en Lavreysen moeten afrekenen. De Australiër Matthew Glaetzer won drie van de vier wereldbekerwedstrijden. Alleen Lavreysen bleef de regerend wereldkampioen één keer voor.
Büchli is topfavoriet op de keirin, waarin de deelnemers om de winst strijden na enkele rondjes achter een derny. In Apeldoorn verprutste hij het nog door vrijwel de hele wedstrijd op kop te blijven rijden. De ambities zijn er niet minder op geworden. Na winst in wereldbekerwedstrijden in Berlijn en Londen tellen zilver of brons naar eigen zeggen niet meer.
Opmerkelijk is de almaar voortdurende carrière van Theo Bos. De 35-jarige routinier, die in 2001 debuteerde op een WK, doet in Polen mee op zowel de keirin als de één kilometer, het onderdeel waarop hij in Apeldoorn brons haalde. Vorige maand was er ineens die winst op de keirin tijdens een wereldbekerwedstrijd in Hongkong. Hij voelt zich kiplekker en durft voorzichtig te speculeren op een regenboogtrui. Het zou zijn zesde zijn, twaalf jaar na zijn laatste WK.
Hoe zit het nu met de coaches?
De selectie is geplaagd door wisselingen in het team van begeleiders. De Duitse sprintcoaches René Wolff en Bill Huck stapten op, de eerste in april 2017 na een dienstverband van zeven jaar, de laatste in september 2018 al na één jaar. Peter Schep, verantwoordelijk voor de duuronderdelen, verruilde onlangs de KNWU voor een Amerikaanse wielerploeg.
Voor de sprinters is de zaak helder: Hugo Haak is sinds oktober de bondscoach. De voormalige renner was al Hucks rechterhand. Het bestaande programma is voortgezet. Maar de renners met de langere adem moeten nog wachten op een bestendige opvulling van de vacature. Tot en met Polen treedt oud-baanrenner Tim Veldt op als wedstrijdcoach, maar hij is ook nog coach van de commerciële baanploeg BEAT Cycling Club. Oud-prof Fulco van Gulik is assistent. De KNWU hoopt na de WK in Pruszków een bondscoach te kiezen die de baanrenners zal begeleiden naar Tokio.