AnalyseGezondheidskaart
Zuid-Limburg is de ongezondste regio van Nederland. Dat moet anders
Op basis van data uit de Gezondheidsmonitor maakte de Volkskrant een interactieve kaart die laat zien hoe gezond Nederland is. Zuid-Limburg springt er negatief uit. Daarom leren op een basisschool in Landgraaf de kinderen groente te eten en te bewegen.
In groep zeven van basisschool Wereldwijs in Landgraaf valt de chioggia biet deze ochtend niet zo lekker. ‘Ik probeer altijd alles, maar die biet die heb ik uitgespuugd, die smaakte naar gras,’ zegt Lars (11). Klasgenoot Roos (10) trekt een vies gezicht. ‘Ja het smaakte naar de geur van gras. Niet dat ik ooit gras heb gegeten hoor.’ Het menu hier is wel even anders dan de kinderen van huis uit gewend zijn. Vroeger at Roos vooral boterhammen met chocopasta. ‘En een bifiworstje, daar zitten geen koolhydraten in.’ Ryan (11) leerde zijn moeder onlangs wat pesto was. Dat at hij op school voor het eerst.
Tot drie jaar geleden hadden veel ouders van de leerlingen van Wereldwijs zo hun eigen ideeën over gezonde voeding. Water? Dat was iets voor de hond. Brood? Gevangenisvoer. Dus toverden hun kinderen tijdens de pauzes dikwijls worstenbroodjes en pizzapunten uit de broodtrommels en dronken ze soms hele flesjes AA-drink als tussendoortje.
Hoe gezond is jouw wijk?
Hoe gezond zijn jouw wijkgenoten? Hoeveel buren roken er? En waar in Nederland drinkt men het meest of juist het minst? Bekijk online hoe het zit met onze gezondheid in alle wijken in Nederland. volkskrant.nl/gezondheidskaart
Marco Reumkens, projectcoördinator van de Zuid-Limburgse onderwijsstichting Movare, besloot niet lijdzaam toe te kijken hoe binnen zijn schoolmuren een nieuwe generatie Limburgers zou opgroeien met overgewicht en verhoogd ziekteverzuim. Samen met Maastricht University en de provincie ontwikkelde hij het programma Gezonde Basisschool van de Toekomst.
De schooldag is sindsdien met een uur verlengd. In die tijd krijgen de leerlingen een lunchbuffet in het klaslokaal met ingrediënten die niet zouden misstaan in een foodblog van Rens Kroes: kiwano, chioggia bieten, knolselderijstiften, drakenfruit en spaghetti van zwarte winterpeen. En vooruit, ook nog wat traditionele bruine boterhammen, volkoren crackers en kaas (wel 30+). De lunch wordt direct verbrand met een uur bewegen. En AA drink komt de school niet meer in. Prijskaartje: 3,50 euro per kind per dag.
De aanpak, die tegelijkertijd is ingevoerd op drie andere basisscholen in het oostelijke deel van Zuid-Limburg, moet afrekenen met de gezondheidsproblematiek. De regio kampt al decennia met meer ziekte, meer overgewicht en meer ongezond gedrag dan andere Nederlandse regio’s. Kinderen erven het gedrag en de klachten van hun ouders. Op gezondheidskaarten kleurt het gebied al jaren steevast donkerrood.
Dat is ook te zien in de interactieve Gezondheidskaart die de Volkskrant maakte op basis van gegevens van het CBS, RIVM en de lokale GGD’s (zie kader). Maar liefst 36 procent van de bewoners van de Landgraafse wijk Nieuwenhagen, waar OBS Wereldwijs is gevestigd, geeft aan een slechte gezondheid te ervaren. Daarbij gaat het om de beleving van de algemene gezondheid, zoals lichamelijke beperkingen, fitheid, vermoeidheid alsook depressieve gevoelens. Nog eens 19 procent van hen kampt met overgewicht en 62 procent krijgt niet de voorgeschreven hoeveelheid lichaamsbeweging.
Een paar kilometer verderop, in Heerlen, zijn de cijfers nog zorgwekkender. In sommige wijken verklaart meer dan 40 procent van de inwoners zich ronduit slecht te voelen. Ter vergelijking: in Nederland ervaart gemiddeld iets minder dan 25 procent van de mensen de gezondheid als matig of slecht.
Tussen het oosten van Zuid-Limburg en de gebieden die tot de gezondste van Nederland behoren, gaapt een enorme kloof. Zo kampt in de meeste Heerlense en Landgraafse buurten meer dan 20 procent van de bevolking met overgewicht, terwijl dat in het centrum van een gezonde studentenstad als Groningen rond de 8 procent ligt. Waar in de Heerlense wijk Vrieheide-de Stack 33 procent van de inwoners rookt, steekt in Aerdenhout, gemeente Bloemendaal, 14 procent van de inwoners regelmatig een sigaret op. In de wijk Heerlerheide-Passart zegt meer dan de helft van de inwoners last te hebben van chronische ziektes, zoals diabetes of astma. In het buitengebied van het Twentse Tubbergen is dat ‘slechts’ 24 procent van de inwoners. Relatief veel Zuid-Limburgers hebben bovendien een hoog risico op angst en depressie. In Vrieheide-de Stack en Heerlerheide-Passart is dat risico meer dan 15 procent. Dat is een stuk hoger dan in vier wijken in de Friese gemeente Fryske Marren, waar slechts 2 procent van de wijkbewoners een verhoogd risico op angst en depressie heeft.
Verklaring voor verschillen
Hoe kan het dat de regio zo ver achterblijft bij de rest van het land?
Uit de monitor blijkt dat er uiteenlopende factoren zijn aan te wijzen die de gezondheidsverschillen in Nederland kunnen verklaren. Wat allereerst een rol lijkt te spelen, is of iemand in een stedelijk of plattelandsgebied woont. Zo voelen veel Twentenaren en Friezen in de buitengebieden zich een stuk beter dan de inwoners van de Haagse Schildersbuurt of het Lelystadse Ravelijn, waar bijna de helft van de inwoners zegt zich matig tot slecht te voelen.
‘Dat verschil zit niet alleen in buitenlucht of de rust op het platteland’, zegt Frank van Lenthe, hoogleraar sociale epidemiologie aan het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam. ‘Mensen die de stad uit gaan om naar het buitengebied te verhuizen kiezen daar bewust voor. Ze willen bijvoorbeeld dat hun kinderen meer kunnen buiten spelen. Het gaat daarbij dus om een groep mensen die al met gezondheid bezig was.’
Zelfs op wijkniveau kan het contrast soms groot zijn, zegt de hoogleraar, ‘Uit onderzoek blijkt dat er tussen wijken in Rotterdam soms een verschil van wel zeven jaar in levensverwachting zit.’ Voor een deel is dat verschil te verklaren door de omgeving in een wijk, zoals groenvoorzieningen en de luchtkwaliteit.
Toch moet de invloed van de inrichting van een wijk niet worden overschat, zegt Van Lenthe. ‘Ooit dachten we dat minder welvarende buurten minder winkels hadden waar betaalbare, gezonde producten konden worden gekocht en dat er minder sportvoorzieningen waren. Dat ligt wat ingewikkelder.’ Doorslaggevend zijn namelijk het inkomen, de opleiding en de leeftijd van de wijkbewoners, zeker ook in negatieve zin. ‘De verklaring zit diep in de samenleving en is structureel’, zegt Van Lenthe. ‘Mensen met schulden of sociale problemen hebben wel wat anders aan hun hoofd dan gezond eten.’
Kleine kanttekening: de aanwezigheid van bepaalde instellingen in een wijk kan een vertekend beeld van de gezondheidsbeleving opleveren. Een universiteit heeft een positief effect, omdat die de gemiddelde leeftijd in de wijk omlaag haalt. Een verzorgingstehuis kan juist weer een negatief effect hebben. Zo blijkt uit de cijfers dat 30 procent van de inwoners van het buurtschap Boschoord in de Drentse gemeente Westerveld meer kans maakt op mentale gezondheidsproblematiek zoals een depressie of een angststoornis. Niet zo gek; in dat postcodegebied is een psychiatrische kliniek gevestigd.
De Limburgfactor
Terug naar het oostelijke deel van Zuid-Limburg. Hier is het gemiddelde inkomen en opleidingsniveau lager dan in de rest van Nederland, en liggen de werkloosheid en gemiddelde leeftijd juist hoger. Dat zou kunnen verklaren waarom deze regio zo slecht scoort op gezondheid. Maar er is meer aan de hand.
Ze noemen het hier ‘de Limburgfactor’.
Tot medio jaren zeventig daalden in dit gebied duizenden mijnwerkers dagelijks diep onder de grond af om met gevaar voor eigen leven de economie op te stoken met steenkolen. Met een schamel inkomen en een groot risico op stoflongen was hun werk een offer voor de welvaart die de regio halverwege de vorige eeuw genoot.
In het prijswinnende boek Het geluk van Limburg beschrijft journalist Marcia Luyten hoe mijn, kerk en staat in de eerste helft van de eeuw het leven in de mijnstreek domineerden. Ze dicteerden niet alleen het werk van de arbeider, maar ook de invulling van zijn vrije tijd, zorg en onderwijs. ‘Wat onder de grond zat, ging alles erboven beheersen’, schrijft Luyten.
De arbeider werd geleerd vooral niet zelf te denken. ‘Zelfs zijn geldzaken waren beheerd’, schrijft Luyten. Alles, maar dan ook alles in Zuid-Limburg ademde steenkool. Totdat in 1959 de gasbel bij Slochteren in Groningen werd ontdekt en de industrie volledig instortte. In één klap verdwenen 75 duizend banen.
Het heeft de regio getekend op het vlak van gezondheid, zegt Onno van Schayck, hoogleraar preventieve geneeskunde aan Maastricht University. ‘Het jarenlange ongezonde werk in de mijn, de lage opleiding van de mijnwerkers en de plotselinge werkloosheid door de sluiting van de mijnen vormen een opeenstapeling van factoren met een negatieve invloed.’
Dat wordt onderschreven door een rapport van de Zuid-Limburgse GGD met de titel ‘Op zoek naar de Limburg-factor’. Volgens het onderzoek zijn Zuid-Limburgers door de geschiedenis heen afhankelijk gemaakt door de mijnindustrie en (later) de verzorgingsstaat, waardoor ze minder goed hebben geleerd om voor zichzelf te zorgen en om zelf problemen op te lossen. ‘Vermoedelijk is hierdoor een afhankelijke, passieve houding ontstaan, zonder ambities die nog steeds in de Zuid-Limburgse samenleving aanwezig lijkt te zijn’, concludeert het rapport.
Project de Gezonde Basisschool
Hoogleraar Onno van Schayck is mede-initiatiefnemer van het project de Gezonde Basisschool van de Toekomst in de mijnregio. Hij merkte dat het initiatief om de ongezonde omstandigheden aan te pakken in het begin werd gewantrouwd. ‘Toen wij het project op de scholen presenteerden, heerste er bij de ouders het gevoel: wat komen jullie doen als universiteit? Gaan jullie de opvoeding van mijn kind nou overnemen?’
De bemoeienis van buitenaf roept weerstand op, weet ook coördinator Reumkens. Door de sluiting van de mijnen voelen de Zuid-Limburgers zich door alles en iedereen in de steek gelaten. ‘Veel mensen hier vertonen daarom Calimero-gedrag.’ Het is ook niet voor niets, zegt Reumkens, dat ‘protestpartijen’ als PVV en Forum voor Democratie zoveel aanhang hebben in deze streek.
De coördinator zag zich dus voor een grote uitdaging gesteld toen hij samen met Judith Caenen, die verantwoordelijk is voor de kinderopvang op Wereldwijs, de ouders probeerde te enthousiasmeren voor hun Gezonde Basisschool van de Toekomst.
Vooral de verlenging van de schooldag stuitte op veel verzet. Ouders waren bang om de regie over hun zoon of dochter te verliezen, zegt Reumkens. In eerste instantie wilde het duo de kinderen van 7 tot 7 op school houden, met een gezond ontbijt, gezonde lunch, avondeten en genoeg beweging tussendoor. Dat plan was snel van de baan. Caenen: ‘Alleen al aan de vrije woensdagmiddag moet je hier niet komen. Die is heilig.’ Dus kwamen ze uit op een uur schooltijd per dag extra en drie kwartier voor de lunch op de woensdag. Ook al een vooruitgang, vindt Reumkens. ‘Als ze hier op school zijn, weet je tenminste zeker dat het tussendoortje gezond is en dat het kind genoeg beweegt.’
Cindy Arets, met twee zoons op Wereldwijs, was een van de ouders die tegen het project waren. ‘De school voedt je kinderen al grotendeels op, ik was bang dat het zou escaleren en dat er nog minder tijd zou overblijven om er zelf iets van te maken.’ Arets’ kinderen waren bovendien moeilijke eters; alles wat gezond is, vonden ze vies. De jongste at alleen speculoos, van de ander was ze al blij als hij af en toe pindakaas op zijn boterham smeerde. ‘Ik dacht dat ze elke dag met honger naar huis zouden komen.’
Ook onder de leraren was er lichte weerstand tegen het project. ‘Is het wel onze taak om de leerlingen gezond te krijgen’, vroegen veel docenten zich af. ‘Moeten we ze niet gewoon rekenen en taal leren?’ Volgens Reumkens is het antwoord daarop een duidelijk nee. ‘We hebben de opdracht kinderen voor te bereiden op de volgende stap in hun leven. Daarbij hoort ook een gezond leven. Niet alle ouders zijn daartoe in staat.’ Bovendien: een betere levensstijl betekent dat het kind beter in zijn vel zit en beter presteert op school, meent Caenen.
Om de critici over de streep te trekken, mochten ze de buffettafels in de klassen persoonlijk komen inspecteren. Toen de ouders zagen dat er heus niet alleen water en brood op het menu stond, gingen zowel de leraren als een ruime meerderheid van de ouders overstag. Ook bij Cindy Arets waren de twijfels verdwenen: ‘Ik zag dat de school de regie niet overnam, maar het juist makkelijker maakte om ze ook thuis nieuwe dingen te laten proeven. Vreemde ogen dwingen.’
Er staan niet alleen maar nieuwe producten op het menu, er is er ook wat van afgehaald: de verjaardagstraktaties. Het eerste jaar is nog geprobeerd om een gezond traktatiebeleid te voeren. ‘Maar dat leidde alleen maar tot concurrentie’, zegt Caenen. ‘Maak maar eens een dolfijn van een banaan en een druif. We kregen echt een Luizenmoeder-effect.’ Verjaardagen worden nu gevierd met gezang en een cadeautje.
Sommige vernieuwingen bleken te ambitieus. Zo werd de ‘meatless monday’ direct weer ‘afgeknald’. ‘Ouders waren er nog niet aan toe’, zegt Reumkens. ‘Vlees is toch wel een fundamentele zaak. Ze waren bang dat we alle vleeswaren van het menu zouden halen.’ Caenen: ‘Dat zouden we natuurlijk nóóit doen.’
Het menu, dat voor elke week wordt opgesteld door een diëtist, moest ook geschikt voor Limburg worden gemaakt. De diëtist komt uit Utrecht en Reumkens merkte dat sommige producten niet bij zijn regio passen. ‘Zo eten we hier bijvoorbeeld nauwelijks rosbief of fricandeau.’ De leerlingenraad heeft ook meerdere producten afgeschreven. Zoals de haring en het zeewier. ‘En terecht’, zegt Reumkens, ‘dat was ook echt niet lekker.’
De kosten voor het project worden nu nog betaald door de provincie, maar dat moeten ouders straks voor een deel zelf doen. Het is het waard, vinden Reumkens en Caenen. De Body Mass Index, waarmee je kunt berekenen of je gewicht bij je lichaamslengte past, daalde op Wereldwijs en de drie andere scholen waar het project nu loopt. Op vier Zuid-Limburgse scholen die niet meededen met het programma nam de BMI juist toe. Dit verschil is volgens betrokken onderzoeker Van Schayk statistisch significant. ‘De kans dat het door toeval wordt veroorzaakt, is heel klein.’ Het verschil kan nog toenemen omdat leerlingen die jong beginnen met het gezonde dieet eerder geneigd zijn een nieuw eetpatroon aan te leren.
Het project kan ook een verandering teweegbrengen in het voedingspatroon thuis, zegt de wetenschapper. De kinderen vertellen wat ze op school hebben gegeten en trekken zo hun ouders mee. Moeder Arets: ‘Opeens kwam de oudste naar huis met de vraag of ik kiwibessen kon halen. Daar had ik nog nooit van gehoord.’ Haar kinderen staan open voor nieuwe smaken en weten precies wat vegetarisch, halal of veganistisch eten is. Op de lijst met favoriete gerechten staan, naast de patat en frikandellen, nu ook scampi’s. Arets lacht: ‘Ja, ze hebben wel een dure smaak ontwikkeld.’
Soms is het nog wel even wennen, zo’n gezonde school. Niet in de laatste plaats voor de leraren. ‘Een collega had een pak hagelslag van huis meegenomen omdat ze dat zo miste’, zegt Reumkens. ‘Dat werd direct weer afgepakt door de directeur. Wij moeten toch het goede voorbeeld geven.’
Met medewerking van Serena Frijters, Mirjam Leunissen en Xander van Uffelen
Gezondheidskaart
De interactieve Gezondheidskaart van de Volkskrant laat zien hoe de inwoners van een wijk zich voelen over hun gezondheid. De kaart is gebaseerd op data van het RIVM, CBS en de 25 GGD’s, die in 2018 zijn gepubliceerd in de Gezondheidsmonitor. Het RIVM, CBS en de 25 GGD’s inventariseren hierin hoe gezond we ons voelen. Met een uitgebreide enquête onder 457 duizend volwassen Nederlanders, schatten ze per wijk het percentage inwoners dat bijvoorbeeld een grote kans heeft op depressie, meer drinkt dan de alcoholrichtlijn van maximaal één glas per dag of de beweegrichtlijn niet haalt (minstens 150 minuten per week matig intensieve inspanning). De Volkskrant maakt deze data nu goed toegankelijk voor burgers.
Opvallende resultaten: rokers wonen in Den Haag, sporters in Delft
- In Lelystad is het grootste verschil zichtbaar tussen wijken in de stad. In het Stadscentrum en het Ravelijn voelen inwoners zich ronduit beroerd, terwijl de inwoners van het Visvijverbos en de Vogelweg tot de gezondste burgers van het land behoren.
- In Zeeland zijn er juist opmerkelijk weinig onderlinge verschillen. In gemeenten als Borsele, Sluis en Schouwen-Duiveland zijn er maar 5 à 6 procentpunten verschil tussen de wijk waarin de meeste inwoners hun gezondheid als goed ervaren, en de wijk waarin dit het minst het geval is.
- Ruttes ‘witte-wijnsippende elite’ woont vooral aan de westelijke grachtengordel in Amsterdam, waar maar liefst 77 procent van de inwoners meer dan de alcoholrichtlijn drinkt. Rokers bevinden zich juist weer in het westen van de hoofdstad, terwijl overgewicht een probleem is in de Bijlmer.
- De meeste rokers lijken te wonen in de Haagse wijk Binckhorst, waar 45 procent van de wijkbewoners graag een sigaret opsteekt. Landelijk ligt dat percentage op 22,4 procent. Niet verwonderlijk: in Brinckhorst wonen de inwoners onder de rook van de voormalige Caballero sigarettenfabriek.
- In studentenstad Delft wonen de grootste sportievelingen. In de wijk Abtswoude sport naar eigen zeggen 72 procent van de inwoners één keer per week.
- In de Haagse wijken Schildersbuurt, Transvaalkwartier en Zuiderpark zijn de inwoners het soberst van heel Nederland – tussen de 25 en 35 procent van de multiculturele populatie drinkt gemiddeld meer dan een glas alcohol per dag.
- In de buitenwijken van het Noord-Hollandse Huizen kampen de minste inwoners (6 procent) met ernstig overgewicht. In alle wijken van het Oost-Groningse Oldambt is overgewicht juist een groot probleem; eenvijfde van de inwoners lijdt eraan.
- In vier wijken van De Fryske Marren (ook wel de Friese Meren) heeft slechts 2 procent van de inwoners een hoog risico op angsten en depressies.
Data op wijkniveau maken gerichte zorg mogelijk
De data die per buurt worden verzameld, zijn bij uitstek geschikt voor gericht gezondheidsbeleid, zegt Ilse Storm van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Beleid is succesvoller als het is afgestemd op de specifieke wijk- en bevolkingskenmerken. ‘Eenzaamheid pak je bijvoorbeeld anders aan in een stad dan op het platteland’, zegt Storm. ‘En in een landelijke omgeving met veel groen pak je overgewicht anders aan dan in stedelijk gebied.’ Zo kan in een landelijk gebied het groen worden gebruikt om te bewegen, zegt Storm, en zijn er in steden juist weer meer voorzieningen beschikbaar.
Door op wijkniveau naar gezondheid te kijken, kunnen specifieke maatregelen worden genomen die bij wijkbewoners passen. Als blijkt dat er in een wijk veel wordt gerookt, kan de inwoners een cursus stoppen met roken worden aangeboden en kunnen er rookvrije schoolpleinen worden geïntroduceerd. Storm: ‘Een aanpak met zowel aandacht voor individu als de omgeving is een effectieve strategie om de gezondheid te verbeteren.’
Als aanvulling op de data is een gesprek met bewoners van een wijk belangrijk, zegt Storm. ‘Door met mensen in gesprek te gaan, kan de gemeente beter zicht krijgen op wat hen motiveert en wat aansluit bij hun behoeften. In dorpen of buurten bestaat bijvoorbeeld vaak een verenigingsleven. Dat kun je optimaal benutten om aan de gezondheid van bewoners te werken.’