AnalyseSalafistische scholen
Zonder moslims lukt de strijd tegen indoctrinatie niet
De verontwaardiging over radicaal islamitische scholen in Nederland laait weer op. Maar echt strafbaar is het lesmateriaal niet. Wat kan de overheid dan doen? Experts pleiten voor het aanpakken van buitenlandse geldstromen en een algemene wet tegen ondermijning van de democratie.
En opnieuw rollen politieke partijen van verontwaardiging over het Binnenhof. Nieuwsuur en NRC deden onderzoek naar circa vijftig salafistische instellingen die buiten het reguliere onderwijs vallen – en vonden een wereld waarin kinderen leren zich af te keren van de Nederlandse maatschappij en van beginselen als gelijkheid en vrijheid.
‘Shocked, shocked!’, zo laten zich de Haagse reacties samenvatten. Net zoals gebeurde na eerdere berichtgeving over de buitenlandse financiering van Nederlandse moskeeën en over de opkomst van het salafisme.
Nieuw is de problematiek allerminst, de verontwaardiging erover evenmin – dus waarom gebeurt er niks? Rechtsgeleerde Afshin Ellian aan de Universiteit Leiden herinnert eraan dat in 2002, het jaar na de aanslagen van 11 september Nova (de voorganger van Nieuwsuur) al uitzendingen wijdde aan radicale predikers en radicale scholen. ‘Het gaat nergens naartoe, omdat een liberale rechtstaat dit niet zomaar kan aanpakken.’
Hete aardappel
Terrorismedeskundige Jelle van Buuren, ook van de Universiteit Leiden, valt hem bij. ‘Het is een ontzettend ingewikkeld en maatschappelijk gevoelig onderwerp.’ Wegens de vrijheid van godsdienst, wegens het bijzondere onderwijs in Nederland en Art. 23 van de Grondwet (over de vrijheid van onderwijs). Maar vooral omdat ook het lesmateriaal dat voorbij kwam in Nieuwsuur niet direct strafbaar is. ‘Het is ideologische ondermijning van de democratische rechtsorde.’
En optreden daartegen – zonder grond in het wetboek van strafrecht – is buitengewoon moeilijk. ‘En als iets ingewikkeld is, worden er al gauw een paar werkgroepen voor opgericht’, zegt Van Buuren. ‘Iedereen schuift de hete aardappel door.’ Intern tegengestelde belangen – zoals buitenlandse economische relaties tegenover binnenlandse veiligheid – voorkomen snellere actie. ‘Dat iets mag als het niet strafbaar is, is een waarheid als een koe. Maar wat doe je als de kernwaarden van de democratie worden ondermijnd, blijf je dan op je handen zitten?’
Geen podium voor ‘haatpredikers’
In het regeerakkoord staat dat alles in het werk moet worden gesteld om ‘haatpredikers’ geen podium te geven. Ook moet worden voorkomen dat ‘vanuit het buitenland via geldstromen naar politieke, maatschappelijke en religieuze organisaties onwenselijke invloed wordt gekocht’. Sindsdien zijn er werkgroepen opgericht en een ‘task force’ om de problematiek nader te onderzoeken en mogelijk stappen te nemen. Er is ook een ‘verkenning’ gaande naar beter toezicht op informele scholing en in de task force worden ‘zorgwekkende signalen’ verzameld en onderzocht.
‘We zetten in op het uitbreiden van de mogelijkheden om in te grijpen’, reageert de woordvoerder van coördinerend minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wouter Koolmees, ‘bijvoorbeeld met een financiële transparantieplicht voor maatschappelijke organisaties en het aanscherpen van artikel 2 (20) van het Burgerlijk Wetboek waardoor radicale organisaties eerder kunnen worden aangepakt.’
‘Onvrije landen’
Begin volgend jaar hoopt het kabinet een ontwerpwet naar de Tweede Kamer te sturen die financiële stromen uit ‘onvrije landen’ richting maatschappelijke organisaties moet verbieden. Maar binnenskamers wordt nog gesteggeld over wat onvrije landen zijn – en wat van de ‘niet onvrije landen’ gevraagd kan worden. Koeweit en Qatar hebben al meer transparantie beloofd over die geldstromen.
Er is dus beweging – maar of en zo ja waar die in uitmondt, blijft nog totaal onduidelijk. Zolang dat zo blijft, hanteren autoriteiten een benadering van ‘probleemgevallen’ waarbij ze stapsgewijs verdergaan: gesprekken voeren, kijken of subsidies ingetrokken kunnen worden, openlijke waarschuwingen geven. Maar zolang geen wet wordt overtreden, kunnen instellingen die op deze manier worden aangepakt, zich een slachtofferrol aanmeten.
Objectieve risico’s
Volgens Van Buuren slaat de overheid de plank mis door te spreken over optreden tegen ‘ongewenst gedrag’. Hij zoekt het antwoord in het ‘objectiveren van de term ideologische ondermijning’. Wat zijn kernwaarden, wat zijn objectieve risico’s? ‘Anders krijg je terecht het verwijt dat je met twee maten meet’. Ellian pleit zelfs voor een ‘algemene wet over ondermijning van de democratie’ die ‘tijdelijk en toetsbaar’ optreden tegen salafistische extremisten mogelijk maakt.
Waar de meeste deelnemers aan het debat het over eens zijn, is dat deze strijd hand in hand gevoerd moet worden met de overgrote meerderheid Nederlandse moslims die niet gediend zijn van dit soort praktijken. ‘Je moet moslimouders en imams een instrument geven zich hiertegen te weren, de overheid moet een norm stellen’, zegt Ellian. ‘Dat deed ze ook bij het verbod op de pedofilievereniging Martijn, en dat hield de Hoge Raad staande.’
Lees ook:
Hoe kan Nederland de ongewenste invloed van salafistische scholen weren?