Zo leert justitie niet van fouten

Het OM zal fouten, zoals in de Schiedammer parkmoord, blijven maken omdat die voortkomen uit zijn machtpositie, meent Hans Crombag....

Hans Crombag

In de jongste aflevering van Justitie Magazine (december2005), het voorlichtingsblad van het ministerie van Justitie,staat een interview met de voorzitter van het College vanProcureurs-Generaal mr. H. Brouwer. Doelend op wat het vervolgzou moeten zijn op het rapport van advocaat-generaal Posthumusover de Schiedammer parkmoord, merkt de interviewer op: 'U maghet onderzoek naar 'oude' twijfelachtige strafzaken niet zelfdoen van de Tweede Kamer.'

Ik citeer enkele zinnen uit het antwoord van Brouwer: 'Dat isnog niet zeker. (...) Ik vind dat wij dit zelf moeten doen, omdatwij het vertrouwen waard zijn. Iedereen is onder de indruk vanhet eerste rapport-Posthumus. (...) Wij hebben bewezen het tekunnen.'

Het valt niet te ontkennen dat het rapport-Posthumus in bredekring lof heeft geoogst, maar toch valt er nog wel wat op aan temerken. Zo staat er weliswaar in dat het OM informatie over hetDNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut voor derechter en de verdediging heeft verzwegen, maar niet datadvocaat-generaal Renckens in haar requisitoir voor hetgerechthof met zoveel woorden heeft tegengesproken dat dieverzwegen informatie er was. Ontkennen gaat verder danverzwijgen, omdat het kwade trouw impliceert. Ook op andereplaatsen in het rapport worden stappen van het OM in de zaakmilder voorgesteld dan zij verdienen.

Belangrijker is de constatering dat het rapport weliswaar devele gemaakte fouten opsomt, maar zwijgt over de vraag of erwellicht een onderliggend probleem is dat een verklaring zoukunnen geven voor veel van die fouten. Zo wordt de indruk gewektdat het bij de behandeling van de Schiedammer parkmoord ging omeen wel erg ongelukkige samenloop van omstandigheden, die zichdoor zijn uitzonderlijkheid niet snel nog eens zal voordoen endie zich bij andere strafzaken in het verleden zelden, of ooitheeft voorgedaan.

Zou er sprake zijn van een structureel probleem in detaakopvatting en de daaruit voortvloeiende werkwijze van het OM,dat voor die afzonderlijke fouten een verklaring zou geven, danmoeten wij ons wel degelijk zorgen maken over die 'oudetwijfelachtige strafzaken' waarover de interviewer van hetJustitie Magazine het had. Maar ook over de vraag of het alleenopnieuw bezien van een aantal oude strafzaken voldoende is en ofer niet méér valt te verbeteren dan alleen de aanpassingen inhet onlangs door de minister van Justitie gepubliceerde'verbeterprogramma'.

De daarin voorgestelde aanpassingen zijn overigens nietonbelangrijk: het op geluids- of videoband opnemen vanbelangrijke verhoren, het systematisch organiseren van'tegenspraak', wat men zich daarbij dan ook moet voorstellen, enhet verbeteren bij het OM van de kennis van forensisch onderzoek.Maar het voorkomen van déconfitures als die van de Schiedammerparkmoord zal meer vereisen, zoals identificatie van de oorzaakdie de fouten niet alleen mogelijk maakte, maar ook onontdektliet, zelfs door de twee rechterlijk colleges die over de zaakoordeelden. Die oorzaak is de, ten dele in de wet vastgelegde enten dele in de praktijk gegroeide, onevenwichtigheid in debevoegdheden van het OM en van de verdediging. De bevoegdheid vande officier van justitie om leiding te geven aan hetopsporingsonderzoek en aldus invloed uit te oefenen op de vraagwelke onderzoekshandelingen wel en welke niet worden verrichtdoor de recherche. De bevoegdheid om te beslissen welkeinformatie in het strafdossier wordt opgenomen en welke niet. Entenslotte ook de bevoegdheid om, in ieder geval voorlopig, tebepalen welke getuigen ter zitting zullen worden opgeroepen enwelke niet.

Al deze bevoegdheden maken dat de officier van justitie deinformatievoorziening aan zowel de rechter als de verdedigingbeheerst. Zij zijn voor hun kennis van de zaak vrijwel volledigafhankelijk van wat de officier hen wenst mee te delen.

Al deze bevoegdheden zijn de officier bij wet toegekend.Zolang hij zichzelf als magistraat ziet, als een officer of thecourt belast met het vinden van de waarheid, zou daarmee te levenzijn. Maar die taakopvatting van het OM is in de afgelopendecennia steeds verder verschoven. Het OM is het als haarprimaire taak gaan zien de misdaad te bestrijden en meet zijnsucces af aan het aantal boeven dat men achter de tralies,althans veroordeeld weet te krijgen. Maar niet alleen bij het OMis de taakopvatting verschoven, ook rechters-commissarissenstellen zich in toenemende mate op als een nieuw soortassistent-officieren van justitie, wier taak het zou zijn om deofficieren op hun verzoek aan de middelen te helpen die zijzelfstandig nog missen. De wetgever is in die ontwikkelingmeegegaan door bevoegdheden die eerder aan derechters-commissarissen toekwamen over te dragen aan het OM. Endan is er ook nog de ontwikkeling dat rechters zich steedslijdelijker zijn gaan opstellen en in veel gevallen gedwee aande leiband van de officier lopen. Ook aan die ontwikkeling doetde wetgever mee, zoals blijkt uit de plannen voor verkorteprocedures bij bekennende verdachten en een vergroting van demogelijkheid voor het OM om zelf zaken af te doen zonderrechterlijke tussenkomst. En tenslotte toont de strafkamer vande Hoge Raad al sinds lang overmatig veel begrip voor een OM dattelkens opnieuw de randen van de wet opzoekt.

Het opnieuw bezien van dubieuze oude strafzaken zal hetprobleem niet oplossen dat door de Schiedammer parkmoord aan hetlicht is gekomen. De onevenwichtige verdeling van bevoegdhedenen de verschoven taakopvattingen vormen het onderliggendeprobleem, waardoor de fouten die in het rapport Posthumus wordenopgesomd, zowel mogelijk werden als onopgemerkt bleven. Het zijntevens ontwikkelingen die het aannemelijk en zelfs waarschijnlijkmaken dat fouten, zoals in de Schiedammer parkmoord, ook inandere zaken zijn gemaakt en bij het uitblijven van ingrijpendeveranderingen zullen blijven voorkomen.

De thans door de minister en het OM voorgenomen verbeteringenzullen het onderliggende probleem dat in het rapport-Posthumusniet wordt geïdentificeerd, niet oplossen. Goed dat het OM zichheeft voorgenomen eigen taakopvatting en functioneren kritischte bezien. Mag men ook verwachten dat het OM bereid zal zijn dedoor de wet toegekende en door gewoonte geheiligde machtspositiete helpen ontmantelen? Het rapport-Posthumus heeft, anders dan Brouwer beweert, aangetoond dat het OM dat niet kan, hoezelfkritisch dat rapport ook op veel punten ook is. Het is daaromte hopen dat minister Donner vandaag, tijdens het AlgemeneOverleg, de Kamer niet zal kunnen overhalen het eerder ingenomenstandpunt te laten varen over wat in deze kwestie moet gebeuren.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden