Zie ik er dan zo sterk uit?
Voor het eerst solo op de planken, voor het eerst volkomen vrij: Jan Ritsema danst. Niet op spitzen of in tutu, maar toch zal de wereld het weten....
Koffie zetten, kranteknipsel lezen, grapefruit verorberen, aspirines slikken. Jan Ritsema (51) verricht tien handelingen tegelijk en zoekt intussen de confrontatie. 'Dit artikel wil ik vooraf kunnen becommentariëren. Ik ben gevoelig voor ijdelheden, aan te veel ''ik'' heb ik geen behoefte. Er wordt al genoeg geluld en gewauweld. Daar zal dit interview ook wel weer aan lijden. Omdat jullie het toch nergens over willen hebben.' Stralend: 'Ik ben een man met een agressief kantje.'
Tijdens repetities voor zijn dansvoorstelling Pour la fin du temps, morgen in première tijdens Springdance in Utrecht, had hij aanvankelijk te zeer de neiging Mr. Nice Guy uit te hangen. Maar zijn assistente, Kitty Kortes Lynch, zei: 'And now no more Mr. Nice Guy.'
Ritsema danst, en de wereld zal het weten. Voor het eerst - gesteund door vier musici - solo op de planken, voor het eerst volkomen vrij. 'Dit doe ik voor mijn plezier, ik hoef niets te presteren. Niet eerder vond ik iets in mijn leven waar ik moeiteloos zoveel moeite voor doe.'
Ritsema maakte naam met toneelvoorstellingen. Hij regisseerde Joop Admiraal (U bent mijn moeder), Mug met de Gouden Tand, Discordia, het Kaaitheater (Kopnaad), Toneelgroep Amsterdam. Hij organiseerde theaterreizen, gaf boeken uit, richtte de International Theatre Bookshop op, geeft les aan toneel- en kunstopleidingen. En toch bleef hij al die jaren fundamenteel onzeker - 'Dit is geen pose, bij alles zet ik vraagtekens.'
Gelukkig vond hij een methode die zijn zenuwen enigszins beteugelt. 'Als ik het nodig heb, doe ik aan transcendente meditatie. Mediteren lijkt op bidden: gewoon even niks doen, een kwartier stil zitten. Zo masseer ik mijn angsten weg en kom ik tot rust.'
Zal hij een verhaal vertellen over hoe verward zijn geest kan zijn? Toen hij, tien jaar geleden, een interview met Marguerite Yourcenar las, stuitte hij op een passage over smerig rookgedrag. Hij stopte met roken en hield dat - tot zijn verbazing, want eerdere pogingen mislukten - tot op de dag van vandaag vol. 'Later legde een psycholoog van de Jellinek-kliniek mij uit hoe het zat: de discipline die je nodig hebt voor de meditatie had ik onbewust gebruikt voor het stoppen met roken.'
Ritsema houdt lijf en leden graag gezond. Een jaar geleden kreeg hij hartklachten, 'zo'n kwaal met een zwart randje'. Hij moest worden gedotterd en belandde op de intensive care van de hartbewaking. 'En ik lag daar, tussen machines en verzorgers die attent waren en op elk gewenst moment actief zouden worden, en ik voelde me heel veilig. Als je daar ligt hoor je bang te zijn - maar ik ben er mijn angst voor de dood kwijtgeraakt.'
In de brochure van Springdance schrijft hij: '(. . .) in alle rust en met een diep weten laat ik me meevoeren de eeuwigheid in.' Anders gezegd: 'Een jaar geleden zou ik, als ik opgetild zou worden naar de hemel, hebben tegengesparteld - ik moet dit interview afmaken, er is nog zoveel te doen. Nu zal ik jou vrolijk vanuit de hoogte vaarwel wuiven.'
Ritsema wordt geholpen door het lijstje van tien dingen dat hij tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis opstelde ('Ik doe nu alleen nog waar ik ècht zin in heb'). Daarop prijkte ook het maken van een dansvoorstelling. Hij danste altijd al, tijdens repetities van toneelvoorstellingen, als hij op hilarische momenten een sprongetje maakte. Geen mens keek daar vreemd van op. Bovendien stelde een cardioloog hem gerust: 'Hij vroeg of ik voetballer was. Zie ik er dan zo sterk uit, dacht ik - misschien ben ik wel sterker dan ik denk.'
Niets is ooit afgelopen, beweert Ritsema: 'Alles gaat voortdurend door, je bent niet dood te krijgen, de doden ook niet.' Hij zou dansen op een strijkkwartet van Messiaen, Quatuor pour la fin du temps - 'Die titel is zwaar aan mij besteed.' Maar tien dagen voor de eerste try-out liet zijn weduwe weten daar geen toestemming voor te geven. 'Ze schreef dat Messiaen zijn leven lang geweigerd heeft zijn muziek, die gebaseerd is op religieuze thema's, anders dan zuiver muzikaal uit te laten voeren.'
Ritsema zal alsnog proberen haar te overtuigen. Maar op eventuele toestemming wil hij niet wachten. 'Ik ben te bang dat de weduwe bij haar standpunt zal blijven.' De première gaat gewoon door, hij danst nu op muziek van Webern, Berg, Ives en Bach. Zijn plannen moesten in ijltempo worden aangepast. 'Gelukkig ga ik niet uit van een choreografie die van minuut tot minuut vastligt, je kunt mij niet elke seconde een pas laten doen. Ik improviseer binnen beperkingen.'
En dus danste hij verder. De man van de taal zegt op het toneel geen woord, en voelt zich daar prettig bij. 'Maar ik wil wel graag laten weten dat ik dans serieus neem. Ik ga niet op spitzen, ik draag geen tutu.' Als hij beelden van zichzelf ziet, doet hij een vrolijke constatering: 'Die man is gek. Hij danst en springt met zó'n volledige overgave, daar moet een steekje aan los zitten.'
Ritsema is eindelijk op zijn gemak. Bij toneelvoorstellingen bestond steeds de angst om af te gaan. 'Mijn hoofd is te springerig om me op uit het hoofd geleerde teksten te concentreren, en aldoor precies te doen wat tevoren is vastgesteld.' Ook vroeger al hield hij, als regisseur, nauwelijks rekening met toneelconventies. 'Het systeem was: we doen net alsof er geen plan is. Alles staat open. We bannen de zekerheid uit en geven de waarschijnlijkheid een kans.'
Ritsema houdt van het permanent twijfelen. 'Ik wil dat niemand de macht heeft.' Toch neemt een regisseur uiteindelijk de beslissingen. 'Ik ben geïnteresseerd in de verschillen, niet in de overeenkomsten.' Met voldoening: 'Van problemen word ik gelukkig.'
Twee jaar geleden ging hij met een groep toneelschoolleerlingen naar Sarajevo. De strijd laaide er juist weer op, Ritsema was bang voor zijn claustrofobie. 'Ik zag mezelf al uren in zo'n pantserwagen zitten, bloedheet, dwars door Servisch gebied op weg naar de belegerde stad waar geen plekje veilig is. Maar toen ik er eenmaal was voelde ik me er erg op mijn gemak, alsof ik thuis was. Terug in Nederland bleek ik van mijn claustrofobie bevrijd te zijn. Dat is net zo buiten mij om gegaan als het stoppen met roken.'
Misschien gedijt de regisseur bij spanning. Wat wil je ook, als je aan het eind van de Tweede Wereldoorlog geboren bent. 'Er werd flink geschoten, spanning is voor mij de eerste kennismaking met de wereld geweest. Een therapeute zei eens dat ik daar een adrenaline-verslaving aan heb overgehouden.'
Zo'n kant-en-klare analyse formuleert hij geregeld. Wat hij over zijn zieleroerselen zegt, klinkt weloverwogen. 'Als de wanhoop de overmacht krijgt kan ik schelden, schreeuwen, huilen, kwaad worden - op het schandelijke af. Dan gedraag ik me als een verwend jongetje. Voor voorstellingen heb ik àlles over, daar hangt m'n leven van af.'
Ritsema is vaag en gedecideerd, intuïtief en rationeel tegelijk. Met zichtbaar plezier zegt hij soms de ergste dingen. 'O? Zeggen mensen dat ik ongrijpbaar ben?' Hij is not amused, wat moet hij met die kwalificatie? 'Ik ben een vat vol tegenstellingen. Ik wil ik niet in een hokje worden geplaatst, ik zal anderen niet in een hokje plaatsen. Het heeft geen zin om wat je weet nòg eens te weten, je moet alles steeds opnieuw denken - dat schept kansen.'
Niets mag op voorhand worden uitgesloten, niets is wat het lijkt. 'Jouw vijanden hebben op hun beurt weer enorme vriendschappen. Misschien is iemand alleen maar een vijand omdat hij je in een slechte bui een kunstje heeft geflikt.'
Ritsema wil niet oordelen en veroordelen. Na afloop van een voorstelling deelt hij desgevraagd complimenten uit, maar meestal doet hij er het zwijgen toe. Op het gekonkel achteraf in cafés heeft hij het niet begrepen. 'In dat soort gesprekken word je gedwongen je eigen voorstelling te verraden. Ik hoef niet te weten wat mensen van mijn regies vinden, ik weet het zelf veel te goed. Ik ben namelijk niet stom.'
Hij sabbelt op een lepeltje, kijkt olijk voor zich uit. 'Tegenwoordig probeer ik mijn leven zo min mogelijk door angsten te laten beheersen. En de grap is dat mij dat een erg prettig gevoel bezorgt.'
Dagelijks gaat hij te rade bij dierbare overledenen. 'Ik praat met ze, ik overleg met ze - niet hardop, dat zou achterlijk zijn.' Die nacht reed hij van zijn geboorteplaats Groningen, waar hij repeteert, terug naar Amsterdam. Net buiten Groningen passeerde hij het kerkhof waar zijn ouders begraven liggen. 'Ik vroeg mijn moeder: zo'n dansvoorstelling, vindt u dat nou erg?' Hij denkt het antwoord te weten: vast niet. 'Maar ik hoop dat ze dit tegenspreekt.'
Hij schatert, het zijn natuurlijk allemaal gesprekken met jezelf. Jan Ritsema heeft soms geen mens nodig. Hij zoeft weg, de trap af om de telefoon aan te nemen. Dit is het nieuwe bevrijdende besef: het is goed voor het hoofd als het lichaam beweegt.