Zie, daar ligt het: een ander land
Drie oud-correspondenten van de Volkskrant in de Verenigde Staten reageren op de verkiezing van Barack Obama tot president: Jan Tromp ( 2003-2007), Bert Lanting (1998-2003) en Paul Brill (1986-1993)....
Als de dag van gisteren ligt het in het geheugen geëtst: ‘Mijn ouders deelden niet alleen een onwaarschijnlijke liefde met elkaar, ze deelden ook een niet kapot te krijgen geloof in de mogelijkheden van dit land. Ze zouden me een Afrikaanse naam geven, Barack ofwel ‘gezegende’, omdat ze geloofden dat in een tolerant Amerika je naam geen barrière is voor succes.’
Op dinsdagavond 27 juli 2004 in een maf ijshockeystadion in Boston, het Fleet Center, begon de onwaarschijnlijke bliksemcarrière van Barack Obama naar het presidentschap van het vooralsnog machtigste land van de wereld, en toen al was het heerlijk erbij te zijn, je te warmen aan zijn welgekozen woorden, in te gaan op zijn zachte doch dringende uitnodiging dat achter de horizon een nieuwe wereld klaarligt; alles wat je te doen staat is je eraan over te geven.
Ze stonden op de banken.
Barack Obama was voor die dinsdagavond gevraagd keynote speaker te zijn op de Democratische partijconventie die de stijve en toch ook weer opgejaagde regent John Kerry moest bevestigen als presidentskandidaat van de Democraten. Zo’n verzoek keynote speaker te zijn krijg je niet zomaar; toen al moeten ze in de top van de partij gezien hebben wat een natuurtalent ze in huis hadden. Een jongen die zo op het oog veel tegen had, die idiote naam, z’n huidskleur, z’n afkomst. Alles wat hij mee had, was zijn authenticiteit en zijn ongelooflijke retorische intuïtie om voelbaar te maken dat politiek en authenticiteit heel soms elkaar niet uitsluiten.
‘Ik zeg hier vanavond: er is niet een links Amerika en een conservatief Amerika; er is de Verenigde Staten van Amerika. Er is niet een zwart Amerika en blank Amerika, een latino Amerika en een Aziatisch Amerika. Er is de Verenigde Staten van Amerika. De insiders, de insiders houden ervan ons land op te delen in rode staten en blauwe staten. Rode staten voor de Republikeinen, blauwe voor de Democraten. Ik zal ze dit zeggen: we vereren een heerlijke God in de blauwe staten en we houden niet van geheim agenten die rondsnuffelen in onze bibliotheken in de rode staten.’
Op de banken stonden ze, daar in het Fleet Center. Ze riepen nog net niet Yes, we can!, maar dat was alleen maar omdat die slogan toen nog bedacht moest worden.
En wat zei Barack Obama woensdagochtend over zijn uitverkiezing tot nieuwe president, nog maar vier jaar nadat hij in Boston John Kerry als president had aanbevolen? Hij zei tegen de tienduizenden in Grant Park, Chicago: ‘Het is het antwoord van jong en oud, van Democraten en Republikeinen, van zwart, blank, Hispanic, Aziatisch, native American, homo, hetero, invalide of zonder handicap – allemaal Amerikanen die de boodschap aan de wereld sturen dat we nooit zomaar een verzameling individuen zijn geweest of een verzameling van rode en blauwe staten; we zijn en zullen altijd blijven de Verenigde Staten van Amerika.’
En aan het slot klonk nu de mantra, niet opzwepend, maar gedragen: Yes, we can.
Jesse Jackson, de burgerrechten-activist die in de jaren tachtig zelf kansloos campagne voerde, stond in de menigte. Met een Amerikaans vlaggetje in de linkerhand, en tranen over de wangen.
Ik hoorde Charles Groenhuijsen bij Pauw & Witteman zeggen: ‘Altijd kozen de Amerikanen een andere president. Nu kiezen de Amerikanen een ander land.’
Op ZDF zag ik Henri Kissinger; een van ouderdom dichtgegroeid gezicht, een stem die altijd al dicht zat. De oud-minister van Buitenlandse Zaken werd geïnterviewd in het Duits, de taal van zijn jeugd. Het was bijzonder.
Kissinger klonk eindeloos weemoedig. Een president die op Hawaii geboren is, uit een Keniaanse vader, in Indonesië is opgegroeid en die zwart is – ‘Das will dieses Land für immer ändern.’
Na het interview ging hij naar huis, zei hij. Tegen negenen zou hij thuis zijn, in New York, alleen. ‘Damit ich mich nicht mit andere Leute unterhalten muss.’
Jan Tromp