'Ze willen gewoon geen vrede'
BURUNDI. WAT valt er in godsnaam ('in vredesnaam' klinkt wat ongelukkig in de Burundese context) nog over te zeggen? Dat we het hebben kunnen zien aankomen als het helemaal misgaat?...
Over dat laatste, dat gezang, moeten we niet te heilig doen. Ieder leger pept zichzelf op met muziek en verdovende middelen. De Amerikanen bombardeerden de Vietcong terwijl Jimi Hendrix en The Doors uit de luidsprekers knalden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kregen soldaten amfetamine. In Liberia doet heftige rap het goed. En misschien was het in Srebrenica wel heel anders gelopen als onze jongens naar stevige gabberhouse hadden geluisterd. Wat dat betreft is de strijd in Burundi net als andere oorlogen.
Resteren de twee andere retorische vragen.
Natuurlijk hebben we de escalatie van het conflict kunnen zien aankomen . Het is niet dat hulpverleners, journalisten, diplomaten na het Ruandese voorbeeld hun mond over Burundi hebben gehouden. Er zijn daarna vele pogingen gedaan om het conflict te sussen. Dat die stuk voor stuk zijn mislukt, is niet de schuld van onderhandelaars als de Tanzaniaanse ex-president Julius Nyerere. Het is in de eerste plaats te wijten aan de extremisten van de strijdende partijen die niks van een vreedzame oplossing willen weten.
Maar het wijst ook op een gebrek aan daadkracht van wat altijd zo fraai vaag 'de internationale gemeenschap' wordt genoemd. Want: we hàdden het kunnen zien aankomen. En toch doet niemand iets. Niemand wil zijn vingers branden aan Burundi na het debacle van Somalië of Liberia, of in het Nederlandse geval Srebrenica. Wij Nederlanders hebben dan ook maar meteen haastig gezegd geen troepen voor een eventuele vredesmacht voor Burundi te zullen leveren.
Natuurlijk is die westerse afstandelijkheid niet zo vreemd. Naties zijn nu eenmaal niet altruïstisch. Ze handelen uit eigenbelang. Irak, dat land was fout. En het kon ook nog de oliekraan tot druppelen toe dichtdraaien. Daarmee was Irak fout èn gevaarlijk. Die combinatie vereiste militair ingrijpen.
Maar het wel en wee van Burundi raakt ons in het Westen, afgezien van wat Belgen en Fransen, nauwelijks. En al klinkt het cynisch, we kijken al lang niet meer op van een slachtpartij, van bommen of van moordende Hutu's en Tutsi's. Zo verwarrend is het allemaal dat Joop van Zijl maandag in het 8 uur Journaal zelfs over 'Tutu's' sprak, en dat terwijl die arme aartsbisschop nou juist de Nobelprijs voor de Vrede heeft gekregen.
In Burundi wordt geen olie gevonden, en uit strategisch oogpunt is het een landje van niks.
Het grootste gevaar is dat het geweld zich over de grenzen verbreidt. Dat is al gebeurd, voornamelijk door toedoen van de honderdduizenden vluchtelingen. Buurland Ruanda is nog verre van rustig.
Ook in Zaïre houden Hutu's zich nu bezig met etnische zuiveringen. Tanzania heeft vluchtelingenkampen waar zich moordenaars verschuilen die onder geen beding terugwillen naar Ruanda. En Uganda heeft een lange geschiedenis van betrokkenheid bij het Hutu-Tutsi-conflict. In de jaren vijftig vluchtten de Tutsi's uit Ruanda naar Uganda. In 1990 vielen ze met Ugandese steun Ruanda weer binnen. En nu zijn ze er aan de macht.
Uitgaande van de gedachte van eigenbelang ligt het dus voor de hand dat de regio in actie zou komen. Die plannen zijn er. Er wordt al weken gepraat over een vredesmacht met Ugandese, Tanzaniaanse en Ethiopische soldaten. Tanzania heeft al eens het voorbeeld gegeven, door eind jaren zestig zonder veel problemen de Ugandese dictator Idi Amin te verjagen.
Maar daarmee zijn we bij de kern van het probleem aangeland. Nadat Amin verdreven was, kreeg Uganda Milton Obote daarvoor in de plaats, en viel het land ten prooi aan nog meedogenlozer geweld. En zelfs nu, tien jaar later, is het er nog niet rustig. Ook het goed uitgeruste Ugandese leger heeft geen einde kunnen maken aan de guerrilla-oorlog in het noorden, waar Sudan de rebellen een handje helpt.
Daarom is er in Burundi nog niet militair ingegrepen. Niemand weet eigenlijk wat we met Burundi aanmoeten als er eenmaal een soort vrede heerst. Ten tweede kan een guerrilla-oorlog eindeloos duren en zonder een winnaar blijven. Zie Sudan, Somalië, Liberia, Angola. Ten derde moeten alle buurlanden meewerken. Maar Zaïre is zelf nagenoeg onbestuurbaar geworden.
Een oplossing voor Burundi op korte termijn bestaat niet. Het etnische geweld tussen de Hutu's en de Tutsi's duurt hier al meer dan dertig jaar, en zal niet zomaar verdwijnen. De Burundese bevolking, Hutu's én Tutsi's, is bevangen door een aan hysterie grenzende angst voor 'de andere partij'. De media en de politici hitsen iedereen nog verder op. Alle partijen bewapenen zich. Moordenaars gaan ongestoord hun gang. 'Ze willen gewoon geen vrede', zeiden de Kenyase en Ugandese staatshoofden onlangs berustend.
Als niets meer werkt, is het misschien tijd voor wilde plannen, voor iets totaal anders. Burundi onder internationale curatele stellen, is al regelmatig geopperd. Rigoureuzer is het idee om Burundi, en eventueel ook Ruanda, op te delen, om de Hutu's en de Tutsi's geheel te scheiden, en hen dan bijvoorbeeld bij Tanzania en Uganda onder te brengen.
Het zijn nog nauwelijks doordachte plannen waarvan de consequenties niet te overzien zijn, en die ongetwijfeld op een hele reeks bezwaren zullen stuiten. Maar als de 'normale' bemiddeling volledig vastzit, kan shocktherapie wellicht weer schot in de zaak brengen.
Fred de Vries