Zal de koers van een willekeurig aandeel ooit eindigen bij de prijs voor een Leonardo da Vinci?
Vastrentende waarden zoals obligaties leveren niets meer op. Vastgoed is te weinig liquide. En cryptovaluta zijn voor serieuze beleggers nog een no-goarea.
Een pensioenfonds dat rendement wil halen, is aangewezen op aandelen. Alleen zijn steeds minder bedrijven op de beurs genoteerd. In vergelijking tot 2002 daalde het aantal beursgenoteerde bedrijven in Nederland van 294 tot 103, in Duitsland van 715 naar 531 en in Frankrijk van 874 naar 485. In de VS daalde het aantal van 5.685 naar 4.331, zo blijkt uit een onderzoek van het economisch bureau van de Wereldbank. De fusie- en overnamegolf is een van de oorzaken voor het verdwijnen van veel beursfondsen.
Daarnaast heeft een flink aantal door de crisis het loodje gelegd. Dat is slechts gedeeltelijk gecompenseerd door bedrijven die nieuw naar de beurs zijn gegaan en waarvan enkele zijn uitgegroeid tot grootmachten zoals Amazon, Facebook en Google. Er is te veel geld en er zijn te weinig beursfondsen, temeer daar het wereldbbp in diezelfde periode is verdubbeld van 34 naar 75 biljoen dollar (63 biljoen euro).
Tegelijkertijd zien bedrijven een beursgang vaker als een last dan een lust. De regelgeving voor beursbedrijven is geëxplodeerd, net als het aantal instanties dat daar toezicht op houdt.
Elke miskleun moet in de vorm van een winstwaarschuwing worden geopenbaard. Die wordt vervolgens door persmuskieten breed uitmeten, hetgeen leidt tot imagobeschadiging. Gesloten familiebastions zoals C&A hebben daar geen last van. Wie op de beurs staat genoteerd zit in een keurslijf en in een glazen bol, terwijl activistische aandeelhouders, zogenoemde aasgieren, verlekkerd op de loer liggen.
Begin dit jaar stonden er wereldwijd 43.192 bedrijven op de beurs genoteerd. Dat zijn er tweeduizend minder dan in 2002. Dat die daling lijkt mee te vallen, komt doordat het aantal beursfondsen in opkomende markten - alleen in China al van 10- naar 17 duizend - spectaculair steeg.
Voor veel professionele instituten, zoals verzekeraars en pensioenfondsen, zijn die markten moeilijk te betreden. Als er voor buitenlandse beleggers al juridisch geen belemmeringen zijn, is het riskant geld te steken in totaal onbekende bedrijven waar nauwelijks analistenrapporten over bestaan.
Ze zijn gedwongen zich te beperken tot de grote westerse aandelenmarkten. De keuze wordt nog verder beperkt doordat bedrijven ook nog aan fatsoenseisen moeten voldoen. Beleggen in wapen- of sigarettenfabrikanten, bedrijven die lak hebben aan het milieu of bedrijven die mogelijk ergens kinderhandjes misbruiken, kan niet meer. De bedrijven moeten voldoen aan het ESG-label, waarmee de milieu-, sociale- en governance-aspecten zeker zijn gesteld.
Als bij een stijgende vraag het aantal aandelen krimpt, zal de koers van een willekeurig aandeel uiteindelijk ergens eindigen bij de prijs voor een Leonardo da Vinci.