Reportageoostrum
Wonen naast een tbs-kliniek: Hoe een verkrachting het dorpje Oostrum opschudde
Een meisje werd verkracht in de buurt van tbs-kliniek de Rooyse Wissel. Haar familie dacht meteen: dit moet een tbs’er zijn geweest. Waarom je over tbs niet kunt praten, maar ook niet mag zwijgen.
‘Dit is een overval’, zegt de man die onder het viaduct naast Susanne komt fietsen. Zijn stem is kalm.
Susanne (21) is een zachtaardig meisje dat het jaar erop farmacie in Groningen gaat studeren. Tot die tijd woont ze bij haar ouders en heeft ze een bijbaantje als medewerker van een distributiecentrum in Venray. Dit tochtje van werk naar huis kan ze met haar ogen dicht fietsen. Aan de rand van Venray is ze nog even gestopt om pokémon te vangen met haar smartphone.
Onderweg komt ze wel vaker vreemde types tegen. Haar huis staat op nog geen 3 kilometer afstand van tbs-kliniek de Rooyse Wissel, waar dagelijks 172 mensen worden behandeld vanwege hun persoonlijkheids- of psychotische stoornissen. Door de tbs’ers op verlof te laten gaan, en ze daarmee te laten wennen aan de prikkels van de samenleving, moet worden voorkomen dat ze later opnieuw overgaan tot de gruwelijke misdaden die ze eerder pleegden.
Ze weet er alles van. Drie jaar lang werkte haar vader Rob in de Rooyse Wissel als projectmedewerker. Thuis kon hij vanwege de vertrouwelijkheid niet alles vertellen, maar hij waarschuwde zijn gezin wel voor de inwoners van de kliniek. Hij moest dossiers invoeren van tbs’ers en zag wat ze allemaal op hun kerfstok hadden. Moorden, verkrachtingen. Hij lag er nachten wakker van.
Die 9de december in 2016 is het al donker als Susanne op het fietspad wordt lastiggevallen. De man – brede schouders, met een donkere jas en een muts – gaat eerst voor haar fietsen, dan achter haar, raakt met zijn voorwiel haar achterwiel aan. Ze probeert hem af te schudden, maar hij dwingt haar af te slaan, een pad in naar een bedrijventerrein. ‘Ik heb een mes’, zegt hij. ‘Als je gewoon meegaat en geen geluid maakt, gebeurt er niets.’
Halverwege het pad zegt hij dat ze haar fietslamp uit moet doen. ‘Doe je kleren uit’, gebiedt hij. Zijn rustige, dwingende manier van spreken, in vloeiend Nederlands, zonder Limburgs accent, bezorgt haar rillingen. In haar rug duwt hij iets dat op een mes lijkt. ‘Nu meewerken. Anders prik ik door.’
Susannes gedachten schieten alle kanten op. Meermaals zegt ze dat ze dit niet wil. Ze voelt dat ze wil huilen, maar het lukt niet. Liggend op de grond denkt ze een paar keer dat ze dit niet zal overleven. Zijn handen omsluiten haar keel. Instinctief voelt ze dat ze alleen weg zal komen als ze precies doet wat hij zegt. Ze krabt over zijn arm. ‘Dan heb ik in elk geval zijn dna onder mijn nagels’, denkt ze. Van de televisieserie Crime Scene Investigation (CSI) weet ze hoe belangrijk dat kan zijn.
Een paar keer komen er voorbijgangers langs, maar hij drukt haar tegen zich aan. ‘Even doen alsof we bij elkaar horen’, zegt hij.
Hij neemt haar mee verder het pad op. Als ze uit het zicht zijn van de grote weg, verkracht hij haar.
‘Als je je mond hierover niet houdt’, zegt hij na afloop, ‘dan schiet ik een kogel door je kop.’
In een waas fietst Susanne naar huis, waar ze haar ouders belt die een avond naar de IKEA in Eindhoven zijn. Even later zitten ze met zijn allen op de zitbanken rond de salontafel in de woonkamer en doet Susanne haar verhaal aan de politie. Zo nauwkeurig mogelijk probeert ze zich alles te herinneren. Ze vertelt over zijn telefoon die afging tijdens de verkrachting: een ouder model zwart toestel, geen smartphone.
Als haar vader dat hoort, weet hij het bijna zeker. ‘Dit was een tbs’er’, zegt hij. ‘Die telefoon was een afdelingstelefoon.'
Tbs’ers op verlof
Als een tbs’er voldoende vooruitgang heeft geboekt tijdens zijn behandeling kan de tbs-kliniek een verlofmachtiging aanvragen, meestal binnen twee jaar. De aanvraag wordt door de minister van Justitie en Veiligheid voorgelegd aan het Adviescollege Verloftoetsing Tbs (AVT). Dat college, dat bestaat uit gedragswetenschappers en juristen, adviseert of de tbs’er daadwerkelijk op verlof mag. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) kan vervolgens een verlofmachtiging voor een jaar afgeven.
In de eerste fase gaat een tbs’er op begeleid verlof. Hij gaat dan bijvoorbeeld boodschappen doen en wordt begeleid door een beveiliger en een sociotherapeut en later door alleen sociotherapeuten. Als dat goed gaat, mag de tbs’er oponbegeleid verlof. In het begin duren die verloven slechts een paar uur, later tot maximaal zes overnachtingen. De tbs’er kan in die tijd bijvoorbeeld familie bezoeken of werkervaring opdoen.
Als ook die fase goed gaat, mag de tbs’er op transmuraal verlof: de tbs’er gaat dan zelfstandig buiten de kliniek wonen, in een beschermdwoneninstelling of een psychiatrische instelling. De kliniek blijft de tbs’er wel begeleiden. De laatste fase is het zogenoemde proefverlof, waarbij de reclassering het toezicht van de tbs-kliniek overneemt. De gemiddelde behandeling duurt ongeveer 8 jaar.
Tijdens de verschillende soorten verlof moet de tbs-kliniek nauwgezet bijhouden hoe het met de tbs’er gaat. Ook al heeft DJI toestemming gegeven voor een verlof, dan nog blijft de kliniek verantwoordelijk voor een veilig verloop daarvan. Het is aan de medewerkers om het risico op recidive in te schatten en eventuele aanwijzingen daarvoor te onderkennen. Vooral tbs’ers met psychopathische trekken zijn uitermate bedreven in het om de tuin leiden van hun behandelaars.
Eraan gewend
Tbs-kliniek De Rooyse Wissel ligt verscholen achter de bomen, pal naast het Noord-Limburgse dorp Oostrum (2.410 inwoners). Elke dag zien de inwoners van Oostrum tbs’ers op verlof door het dorp fietsen richting Venray. Alles komt voorbij. Patiënten die in zichzelf praten, joviale patiënten, patiënten die schelden, patiënten met een vreemde blik.
In Oostrum kijken ze er niet meer van op. Al sinds begin vorige eeuw, toen in Venray het St. Servatius Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnige Mannen en Zenuwlijders werd opgericht, heeft het dorp te maken met geestelijk gestoorde patiënten. In en rond het dorp zitten nu vijf instellingen die patiënten met psychische problemen opvangen. In tbs-kliniek de Rooyse Wissel, die in 2000 werd opgericht, is dat de zwaarste categorie: mensen die eerder een ernstig misdrijf hebben gepleegd.
Af en toe komen er incidenten naar buiten. Zo bleek in 2014 dat tbs’ers op een gesloten afdeling beschikten over messen en drugs en vreesden voor hun veiligheid. In 2016 werd een medewerker van de kliniek mishandeld en aangerand door een tbs’er. En in mei van dit jaar gebeurde dat opnieuw. Heftige gebeurtenissen – maar binnen de hekken van de kliniek, waardoor de onrust in het dorp meeviel.
Maar in Oostrum volgen ze ook het landelijke nieuws. Ze horen over de 42-jarige man uit Groningen die eind juni werd veroordeeld voor poging tot doodslag op een 22-jarige studente. Over de 53-jarige man die in juni in Nijmegen werd opgepakt nadat hij een vrouw ernstig had mishandeld en tegen haar zin had vastgehouden. En over crimineel Michael P., die in juli werd veroordeeld voor de verkrachting en doodslag van Anne Faber.
Al deze daders kwamen uit forensisch-psychiatrische klinieken zoals de Rooyse Wissel en pleegden hun misdrijf tijdens hun verlof in de omgeving van de kliniek. Ze misbruikten het systeem waarin delinquenten worden voorbereid op hun terugkeer in de samenleving.
Naar aanleiding van de moord op Anne Faber, die tot grote maatschappelijke onrust leidde, is de Onderzoeksraad voor Veiligheid een onderzoek begonnen naar de manier waarop rekening wordt gehouden met de veiligheid van de samenleving tijdens de reïntegratie van gedetineerden en tbs’ers. Daarbij wordt vooral gekeken naar gedetineerden die vanwege een ernstige psychiatrische aandoening worden behandeld. Begin 2019 is het onderzoek naar verwachting afgerond.
Eén uitkomst kan op voorhand worden voorspeld: elk incident gepleegd tijdens een verlof verkleint het maatschappelijk draagvlak voor de forensische psychiatrie. Het leidt ertoe dat tbs’ers en gedetineerden op verlof meer en meer met argusogen worden gadegeslagen. En het zet de omwonenden van de klinieken aan het denken over de vraag: welk risico lopen wij eigenlijk?
Onder druk
Het is 14 december 2016, vijf dagen na de verkrachting, als Susanne officieel aangifte doet. Twee zedenrechercheurs verhoren haar, maar ze geloven haar niet, zo blijkt uit de transcriptie, waarin Susanne de Volkskrant inzage geeft. Tijdens het verhoor, dat zesenhalf uur duurt, wordt Susanne zwaar onder druk gezet.
Zo verklaart ze dat de man zijn geslachtsdeel met zijn rechterhand vasthield.
‘Als dingen anders zijn gebeurd dan dat je nu vertelt, dan kun je het nu beter zeggen’, zegt de rechercheur.
Susanne: ‘Ik denk – ik weet het niet zeker van die rechterhand.’
‘Of zijn er andere dingen aan de hand?’, zegt de rechercheur. ‘Met jou of iemand anders. Probeer het dan nu aan te geven. De politie gaat verder onderzoek doen. Als blijkt dat iets niet klopt in je verhaal, dan ben ik bang dat dat echt consequenties heeft voor jou, maar ook voor het onderzoek.’ (…)
‘Dat is niet zo’, zegt Susanne tot drie keer toe. ‘Maar het is vaak warrig in mijn hoofd, ik weet de volgorde niet goed.’
‘Soms is dit ook een schreeuw om aandacht’, zegt de rechercheur. ‘Of dat er geestelijk iets aan de hand is. Of dat er andere dingen zijn gebeurd. Of dat er iets is fout gegaan.’ (…)
‘Het is niet zo’, zegt Susanne. ‘Het is niet zo.’
‘Ik wil het toch gezegd hebben’, stelt de rechercheur. Even later: ‘Wat voor ervaring heb je met pijpen?’
Ze gaan in op het geslachtsdeel van de man. ‘Je zegt dat de penis slap was, maar je gaat toch kokhalzen’, stelt de rechercheur. ‘Doe eens voor? Hoe kokhals je dan?’
De rechercheurs blijven maar vragen of ze haar aangifte wil doorzetten.
Susanne: ‘Ja, want het is echt gebeurd.’
‘We kunnen ook een pauze maken en jou nog een keer laten nadenken of je het wilt doorzetten’, aldus de rechercheur.
Huilend zegt Susanne opnieuw dat ze de aangifte wil doorzetten. Ze zegt dat ze nauwelijks meer over straat durft omdat ze bang is dat hij nog rondloopt.
Volledig overstuur komt Susanne uit het verhoor.
Wat er misgaat bij het verhoren van zedenslachtoffers
Aangifte doen van verkrachting is voor veel slachtoffers een traumatische ervaring. Dat komt doordat ze zich vaak niet gehoord voelen en het gevoel hebben dat ze niet worden behandeld als slachtoffer. In 2015 was er kritiek op de verplichte bedenktijd van 14 dagen die de politie Groningen een slachtoffer gaf voor ze aangifte kon doen.
Susanne werd op opvallende wijze verhoord door twee zedenrechercheurs van de eenheid Limburg. Uit delen van het uitgewerkte gesprek, die Susanne ter inzage aan de Volkskrant gaf, blijkt dat de rechercheurs haar hard onder druk zetten. Dat werd gedaan, zegt de politie in een reactie, omdat het nodig was voor ‘waarheidsvinding’. ‘Immers een onterechte melding van een zedendelict jegens een persoon die geen onzedelijkheden heeft begaan, kan psychische schade en andere schade tot gevolg hebben’.
Susannes advocaat Floor Oehlen, die pas later werd ingeschakeld omdat de politie tegen de familie zei dat een advocaat niet nodig was, zegt dat ze met stomheid geslagen was door het verhoor van Susanne. ‘Met kritische vragen is niets mis’, zegt ze. ‘Maar het besef dat valse aangiften voorkomen, moet er niet toe leiden dat verhoorders al met die bril op het verhoor in gaan. Nu leek het meer op: hoe kunnen we Susanne pakken op ongeloofwaardige uitlatingen of onwaarheden? Die verhoren hebben Susanne een trauma opgeleverd.’
Onlangs heeft de politie in een brief aan de familie toegegeven dat ‘achteraf gezien de politie in dit dossier anders had moeten handelen richting Susanne’. Volgens de teamchef thematische opsporing van de eenheid Limburg is het belang van het slachtoffer in het onderzoek ‘onvoldoende meegewogen’. De politie zegt dit te betreuren en ‘oprechte excuses’ aan te bieden. Aan de Volkskrant laat de politie weten dat ‘de gang van zaken in deze zaak uitgebreid besproken is met de betrokken collega’s met als doel om leerpunten mee te nemen naar toekomstige onderzoeken’.
Susanne zelf zegt ‘een sterk rechtvaardigheidsgevoel’ te hebben. ‘Daarom wilde ik aangifte doen. Maar als ik dit had geweten, had ik het nooit gedaan.’
Woedende vader
Het verhoor van Susanne, waar de politie anderhalf jaar later excuses voor zal aanbieden, maakt vader Rob woedend. De rechercheurs lijken geenszins rekening te houden met de mogelijkheid dat de dader uit de tbs-kliniek komt. Sterker nog: zijn dochter wordt zo ongeveer als leugenaar weggezet.
Er zijn weliswaar sporen van sperma op en in Susannes lichaam aangetroffen, maar van de analyse daarvan horen ze ook maar niks.
Elke dag rijdt Rob op zijn motor door de straten in en rondom Oostrum. Hij zoekt naar mannen die lijken op de dader. Als de politie het niet doet, moet hij het maar doen. Telkens denkt hij aan de Rooyse Wissel. De dader móét daar zitten. Minstens een keer per dag rijdt hij het terrein op. Hij gluurt door heggen, passeert slagbomen. Hij kijkt door de kieren in de overdekte fietsenstalling, op zoek naar de fiets met de bak voorop die Susanne beschreef.
Hij denkt terug aan zijn tijd als werknemer van de kliniek. ‘Diagnoses, delicten, alles moest ik invoeren in het systeem’, vertelt hij. ‘Je kunt je niet voorstellen wat die mensen allemaal hebben gedaan. Daar pas leerde ik dat er écht slechte mensen bestaan. Maar uiteindelijk accepteerde ik het: die mannen zitten daar omdat ze ziek zijn.’
Op een middag rijdt Rob langs een man op het fietspad. Plotseling voelt hij zich misselijk worden. Hij kijkt om en ziet een ongeschoren man met een donkere jas en een werkbroek op een fiets met een bak voorop. In een flits rijdt hij met zijn motor het fietspad op en zet hem dwars op het pad. Opgefokt wacht hij tot de man hem nadert.
‘Wat ís dit?’, vraagt de fietser boos. Rob pakt snel zijn telefoon uit zijn zak en probeert de man te fotograferen.
‘Waarom doe je dat?’, vraagt de man. Rob slikt. ‘Mijn dochter is verkracht’, vertelt hij, ‘en jij voldoet aan het signalement.’
‘Oké’, zegt de man. ‘Maak maar een foto. Ik was het niet.’
Achteraf, zegt Rob, was dat het moment waardoor bij hem de knop omging. Omdat hij waarschijnlijk een onschuldig iemand lastigviel. ‘Ik heb sorry gezegd en mijn vrouw gebeld. Ik wist dat ik mezelf niet was. Ik wist niet meer wat ik moest doen. Ik moest stoppen voor het fout zou aflopen.’
In overleg
Om de rust in de omgeving van tbs-klinieken te bewaren, hebben veel klinieken een periodiek overleg met een afvaardiging van omwonenden. De leiding van de Rooyse Wissel spreekt elk kwartaal met de zogenoemde regioraad: een commissie met vertegenwoordigers van dorpsraden, scholen, sportverenigingen, politie en de gemeente.
De Rooyse Wissel ziet de regioraad als ‘voelspriet voor onveiligheidgevoelens in de omgeving van de kliniek’. ‘Omwonenden kunnen dit platform ook gebruiken om signalen van onveiligheidgevoelens bespreekbaar te maken waarop wij als kliniek kunnen acteren’, aldus directeur Hyacinthe van Bussel. Daarnaast organiseert de kliniek onder meer open dagen waarbij medewerkers en patiënten in gesprek gaan met bezoekers. Soms zijn er voetbaltoernooien waar tbs’ers aan meedoen of wordt er een toneelstuk opgevoerd.
Het is de bedoeling dat de regioraad door de Rooyse Wissel pro-actief wordt geïnformeerd over incidenten die spelen rond de tbs-kliniek. Op die manier moet wantrouwen en een gevoel van onveiligheid in de omgeving worden voorkomen.
Maar vertelt de kliniek wel alles? Of worden er soms, uit strategische overwegingen, dingen verzwegen? Anderzijds: Moeten omwonenden weten wie er binnen de muren van de kliniek zitten? Of is het beter om daarover zo min mogelijk te zeggen?
De kliniek zelf wilde niet ingaan op het verzoek van de Volkskrant om over die overwegingen te spreken. Bronnen rond de regioraad zeggen dat de kliniek terughoudend is met informatie en alleen iets vertelt als het echt niet anders kan. Volgens directeur Van Bussel is dat ‘pertinent onjuist’ en communiceert de kliniek juist ‘zo open mogelijk’ met de regioraad.
Ook inwoners van Oostrum vragen zich in toenemende mate af hoe open de Rooyse Wissel eigenlijk is, blijkt uit gesprekken die de Volkskrant met hen voerde. Ze zouden daarover normaal gesproken niet snel met de krant praten, vertellen ze. Maar de verkrachting van Susanne verandert dat. Ze vinden dat ze het verplicht zijn aan haar en haar gezin.
Neem Matt Pijnappels, een oud-politieman die als wijkagent in Oostrum werkte toen de Rooyse Wissel werd opgericht. In die tijd, vertelt Pijnappels, had hij nauwelijks omkijken naar de kliniek. Er waren nog weinig verloven. ‘Incidenten rond de kliniek waren er bijna niet. En ik kreeg ook nauwelijks klachten van inwoners van Oostrum.’
De afgelopen jaren is dat veranderd, ziet de oud-agent. Tbs’ers zijn prominenter aanwezig in het dorp. Hij vertelt hoe er in zijn straat in 2013 plotseling een huis zou worden volgezet met tbs’ers. Om te resocialiseren. ‘Het gebeurde zonder overleg’, zegt hij. ‘Maar daarop kwam de hele straat in opstand. Er wonen hier veel kinderen. We zijn met zijn allen naar de eigenaar van het huis gegaan en hij trok zich uiteindelijk terug uit de gesprekken met de Rooyse Wissel.’
Klagen over de kliniek zit niet in de Limburgse volksaard, weet Pijnappels. ‘Mensen laten veel gewoon over zich heenkomen. Maar nu gebeuren er hier dingen waar het dorp zich geen raad mee weet. Mijn buurvrouw wandelde laatst in het bos om de hoek toen ze ineens een tbs’er tegen het lijf liep. Ze schrok zich wezenloos. Nu durft ze niet meer te gaan wandelen.’
Buurtbewoner Toon van Goch ziet de tbs’ers elke dag door zijn straat fietsen. Het bezorgt hem in toenemende mate een ongemakkelijk gevoel. ‘Stel je eens voor dat je in een straat woont waar elke dag moordenaars en verkrachters doorheen fietsen’, zegt hij. ‘En dat die mensen allemaal een groen vlaggetje boven hun hoofd hebben waaraan je ze herkent. Zo is dat hier in het dorp, de tbs’ers herken ik meteen.’
Vroeger speelde hij als kind in de bossen rond Oostrum, zegt Van Goch. Maar zijn zoontje van 9 mag daar niet heen. ‘Ik zou het mezelf nooit vergeven als hem iets zou overkomen door een tbs’er.’ Tegen zijn zoontje zegt Van Goch niets over de tbs’ers. Hij wil het jongetje niet bang maken. Lang twijfelde hij ook of hij zijn twijfels over de kliniek moest uitspreken. ‘Iedereen hier in het dorp heeft wel een familielid dat bij de Rooyse Wissel werkt. Mede daardoor wordt er niet veel over gesproken. Maar we krijgen hier dertig tbs’ers op verlof per dag over ons heen. Het is niet de vraag of het weer fout gaat, maar wanneer.’
Een inwoner die alleen wil spreken op voorwaarde van anonimiteit beschrijft hoe het bij zijn gezin bijna misging eind 2014. ‘Mijn vrouw was alleen thuis met de kinderen toen ze gestommel hoorde op de trap. Toen ze vanuit de hal naar boven keek, zag ze een man met één been over het kinderhekje staan. Hij leek zich betrapt te voelen en verliet na aansporing van de vrouw het huis.’
De vrouw belde de politie en daarna haar man, die verderop in het dorp was. ‘Toen ik thuiskwam ben ik met mijn tennisracket op zoek gegaan naar die man. Ik dacht: ik moet hem vinden, dan zien we de rest later wel. Een bekende van me ging naar huis om zijn jachtgeweer te halen. Gelukkig was de politie er voor we die man vonden.’
Hoewel het incident – volgens de Rooyse Wissel per abuis – niet werd gedeeld met de regioraad, werd al snel duidelijk dat het om een tbs’er uit de Rooyse Wissel ging. ‘Hij is uiteindelijk veroordeeld wegens huisvredebreuk’, vertelt de dorpsbewoner. ‘Maar wij voelden ons wel onveilig daarna. Vooral mijn vrouw. We hebben een alarmsysteem laten installeren en een waakhond gekocht. Van de kliniek hebben we nooit meer iets gehoord.’
Match
Het is 10 maart 2017 als vader Rob plotseling een telefoontje van de politie krijgt. Uit sporenonderzoek was al gebleken dat er op Susannes lichaam op verschillende plekken sperma zat. Nu, drie maanden na de verkrachting, heeft het Nederlands Forensisch Instituut, dat met achterstanden kampt, de monsters eindelijk geanalyseerd. Op het bureau krijgen hij en zijn vrouw Brigitte het bericht dat ze al die tijd al vreesden: er is een dna-match met een tbs’er. Uit de Rooyse Wissel.
Dus toch, denkt Rob. Ze willen meer weten over de dader, die in de vroege morgen van zijn bed is gelicht in de kliniek. Wie is het? Waarom zat hij daar? Loopt hun familie nog gevaar? Maar de politie beantwoordt hun vragen niet, vanwege de privacy van de verdachte. Wel, zo zegt het stel, wordt hun gevraagd stil te houden dat het om een tbs’er gaat. Brigitte: ‘Er is ons expliciet verzocht om deze informatie met niemand te delen.’ Rob: ‘Ze zeiden letterlijk: hou het voor je. We waren redelijk overdonderd. Ze vertelden dat de Rooyse Wissel een draaiboek had, mocht het toch in de publiciteit komen.’
Later vinden ze via het dossier alsnog uit om wie het gaat: Henk van der V., een man die op dat moment al zeventien jaar in de tbs zit. Op 16-jarige leeftijd doodde Van der V. het eveneens 16-jarige meisje Ankie Blommaert. De zaak trok nationale aandacht. Blommaert werd ruim een maand vermist voordat ze werd gevonden in de Oostvaardersplassen. Het lichaam was door de lange tijd in het water ernstig verminkt. Of ze seksueel was misbruikt, kon niet worden vastgesteld.
‘Toen realiseerden we ons pas’, zegt Brigitte, ‘waaraan Susanne is ontkomen.’
Van der V., die een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken heeft, werd in 2000 veroordeeld tot jeugd-tbs. Daarna ging het opnieuw mis: in 2005 werd hij opnieuw veroordeeld, voor een poging tot moord op een mede-tbs’er. En opnieuw kreeg hij tbs.
Hoewel de schok enorm is, zwijgen Susanne en haar familie buitenshuis. Omdat de politie hun dit vraagt. Maar zonder dat ze echt begrijpen waarom dat nodig is. ‘Ik knalde bijna uit elkaar’, zegt Susanne.
De kliniek nodigt hen uit voor een gesprek, vertelt Rob. ‘Maar er werd ons vooraf door de politie verteld dat we geen vragen mochten stellen en dat Susanne niet mee mocht. Dat hebben we geweigerd, omdat we geen zin hadden in een promotieverhaal.’
Geheimzinnigheid
Drie maanden wacht de Rooyse Wissel voordat aan de regioraad bekend wordt gemaakt dat er een tbs’er is opgepakt die wordt verdacht van ‘een zedenmisdrijf’. Het bericht komt pas als blijkt dat een regionale krant die week een artikel aan de zaak zal wijden. Directeur Van Bussel zegt later tegen de Volkskrant te hebben gewacht tot het moment dat het Openbaar Ministerie overging tot vervolging. ‘Dat is de afspraak die we hebben met de regioraad’, aldus Van Bussel. ‘In deze casus heeft het OM helaas veel tijd nodig gehad om vast te stellen of er sprake was van een strafbaar feit.’
De zweem van geheimzinnigheid over het feit dat er een tbs’er verantwoordelijk was voor de verkrachting is juist de belangrijkste reden dat Susanne en haar familie nu hun verhaal willen doen. ‘We konden ons voorstellen dat men geen maatschappelijke onrust wilde’, zegt vader Rob. ‘Daarom hebben we al die tijd onze mond gehouden. Maar we denken dat er fouten zijn gemaakt. Nu willen we dat het uit de doofpot gehaald wordt.’
Juist hij, als oud-werknemer van de Rooyse Wissel, weet hoe gevoelig incidenten rond tbs-klinieken liggen. ‘Maar daarover zwijgen is niet de oplossing.’
Hij krijgt bijval van rechter en huidig voorzitter van het Forum TBS Yvo van Kuijck. ‘Als een tbs-kliniek niet transparant is, verzwakt dat het draagvlak in de samenleving’, zegt hij. ‘Dan krijgt men het gevoel: er is kennelijk iets te verbergen. Het spanningsveld tussen de kliniek en de omgeving maak je er niet gezonder op door zaken in de doofpot te stoppen.’
De Rooyse Wissel kondigde in het gesprek met de regioraad een onderzoek aan naar de verkrachting. Volgens Van Bussel is dat gebruikelijk na een dergelijk incident en staan de onderzoeken ‘voornamelijk onder leiding van een externe deskundige’. De uitkomsten van het onderzoek zijn voor ‘intern gebruik en worden niet openbaar gemaakt’, laat Van Bussel aan de Volkskrant weten.
Van Kuijck: ‘Als kliniek moet je altijd een intern én soms ook een extern onderzoek laten doen na zo’n incident. Je moet kritisch kijken naar je eigen handelen. Je moet de uitkomsten van die onderzoeken naar buiten brengen en aan de omgeving laten weten welke maatregelen je hebt genomen om ervoor te zorgen dat zoiets niet nogmaals kan gebeuren.’
Forum TBS maakt zich al jaren sterk voor verbeteringen van het tbs-systeem. Dat laatste is hard nodig om weerstand te bieden aan de maatschappelijke en politieke druk. Hij wijst naar de cijfers: van de ex-gedetineerden die geen tbs hebben gehad, komt 47 procent binnen twee jaar weer in aanraking met justitie. Bij vrijgelaten tbs’ers ligt dat ruim 20 procent lager.
‘Feiten en statistieken overtuigen niet altijd’, weet Van Kuijck. ‘Als je over een incident met een tbs’er in de krant leest, denk je al snel: verdomme, er is iets goed mis met dat systeem. Daar zit iets irrationeels in, want er lopen buiten veel meer gevaarlijke mensen rond dan er in die klinieken zitten.’
Het systeem van verloven is volgens hem onmisbaar voor het welslagen van tbs. ‘Zonder verlof is het alsof je iemand leert zwemmen zonder water’, zegt Van Kuijck. Het is volgens hem ontzettend belangrijk dat klinieken bekwaam personeel werven. Kleine signalen in het gedrag kunnen volgens hem aanleiding zijn om een toegekend verlof niet door te laten gaan. ‘Om die signalen te herkennen, om juiste risicotaxaties te maken, heb je goed personeel nodig. Daar ontbreekt het nu soms aan. Door de negatieve publiciteit, de moeilijke behandelgroep en het matige salaris is het lastig om goede mensen te krijgen.’
Risico’s zo veel mogelijk ‘inkaderen’, noemt hij het. Uitsluiten is onmogelijk. ‘Tbs’ers op verlof brengen natuurlijk een verhoogd risico voor de omgeving met zich mee, dat is zo.’
De verkrachting van Susanne heeft een aantal andere inwoners van Oostrum pas echt doen beseffen wat ze eigenlijk al wisten: zij, de omwonenden, zijn de proeftuin van de Rooyse Wissel. Ze zijn de schil tussen de kliniek en de rest van de samenleving. Ze zijn de prikkels die de tbs’ers nodig hebben om te resocialiseren, en ze helpen op die manier met het voorkomen van recidive. Maar ze zijn ook de dupe als het misgaat. ‘En dat is moeilijk te verkroppen’, zegt buurtbewoner Van Goch.
Impact
Het is juli 2018 als tbs’er Henk van der V. in de rechtbank zit. Hij kijkt ongeïnteresseerd. Zojuist heeft hij de rechter via zijn advocaat verteld dat Susanne er zelf om vroeg. Dat ze dit allemaal zelf wilde.
Later zal blijken dat de rechter zijn verklaring volledig van tafel veegt. Maar op Susanne en haar familie hebben de uitspraken impact. Stilletjes zitten ze met zijn drieën in de rechtbank. Af en toe pakken ze elkaar vast.
Ook directeur Van Bussel van de Rooyse Wissel zit die dag in de zaal – aan de kant van het slachtoffer. Als bij vader Rob de tranen in de ogen staan, legt ze haar hand op de schouder van haar ex-werknemer. Alsof ze wil zeggen: het spijt me dat jullie dochter slachtoffer is van het systeem.
Epiloog
Henk van der V. is op 17 juli veroordeeld tot 3 jaar cel en tbs voor de verkrachting en bedreiging van Susanne. Daarnaast moet hij een flinke schadevergoeding betalen. Susanne heeft ptss opgelopen en staat onder behandeling van een psycholoog. Sinds ze is gaan paardrijden en vrijwilligerswerk doet op de manege gaat het weer voorzichtig bergopwaarts met haar. Van de schadevergoeding gaat ze een paard kopen.
Reactie directeur Hyacinthe van Bussel van de Rooyse Wissel
Over de onveiligheidsgevoelens in Oostrum: ‘Dit vind ik heel vervelend. Als ik iets kan betekenen om deze ‘gevoelens’ weg te halen of te verminderen doe ik dat. Wij gaan in op signalen en adviezen van regioraadsleden. Verder hebben we met de regioraad afgesproken wat we wel en niet melden. Elk lid van de regioraad mag een gast meebrengen voor een vergadering. Hier wordt met regelmaat gebruik van gemaakt.’
Over de onderzoeken naar aanleiding van de verkrachting: ‘Wij doen altijd een intern onderzoek na een incident; deze onderzoeken staan voornamelijk onder leiding van een externe deskundige. Ook als de commissie tot de conclusie komt dat er geen aantoonbare feiten liggen op grond waarvan het incident had kunnen worden voorkomen, worden er regelmatig aanbevelingen gedaan die moeten zorgen voor een geringere kans dat zo’n incident in de toekomst voorkomt. Zo ook in deze casus. Het onderzoek is voor intern gebruik en wordt niet openbaar gemaakt.’
Over de insluiping door een tbs’er bij een dorpsbewoner in 2014: ‘Bij navraag is gebleken dat de regioraad per abuis niet geïnformeerd is over deze zaak. Dat vind ik kwalijk omdat een goede relatie met de omwonenden voor ons van groot belang is. Om dit in de toekomst te voorkomen hebben we afspraken gemaakt met onze juristen. Het klopt ook dat er geen contact is opgenomen met de betreffende inwoners van Oostrum. Dat is helemaal tegen ons gebruik in. Het is op dit moment niet te achterhalen waarom dat in dit geval anders is gelopen. Wel heb ik mijn medewerkers gevraagd extra alert te zijn op deze manier van werken.’