Wonen in het nieuws: Plaatselijke kranten twijfelen tussen micro-geneuzel en machtsvertoon
De journalist van de regionale krant bevindt zich letterlijk ín zijn nieuws. Met alle bijbehorende gevaren van vriendschappen, verwevenheden en belangenverstrengeling....
De grijze man neemt een slok van zijn bier en steekt maar weer eens een sigaret op. 'In de journalistiek zijn vriendschappen altijd bitter', zucht hij. Eigenlijk had hij zijn lesje al veel eerder in zijn carrière moeten hebben geleerd. Al jaren voordat hij, in 1981, hoofdredacteur werd van het Haarlems Dagblad.
In 1968 versloeg Frans Nypels als sportredacteur van het dagblad De Tijd de Olympische Spelen in Mexico. Hij had een speciale passie voor het wielrennen en ook bijzondere contacten in die wereld. Toen Nederlandse renners op dopinggebruik werden betrapt, deed al snel het gerucht de ronde dat hij de dokters had gewaarschuwd. Dat hij de Nederlandse wielerequipe had verraden. Hij was te geïnvolveerd geraakt. Bewaarde te weinig afstand, had de neiging te willen meebeslissen, meebesturen.
'Ik had de ploeg niet verraden', zegt hij nu. 'Maar ik werd door mijn collega's wel besmet verklaard.' Hij had zich niet kunnen verdedigen, hij had speciale vriendschapsbanden en dus de schijn tegen.
En wie de schijn tegen heeft, leerde hij in Haarlem opnieuw, blijft vechten tegen de bierkaai. De grijze man, zoals hij zichzelf aanduidt in zijn afscheidsartikel 'Een droom ontploft' (over zijn redenen toch maar niet de Tour de France 1996 voor zijn krant te verslaan), betrekt enigszins vermoeid zijn verdedigingslinie. 'Ik ben ervan overtuigd dat ik altijd zuiver met mijn vriendschappen ben omgegaan. Maar ik heb ook geleerd dat anderen alles niet zo zuiver scheiden.'
Het zijn die vriendschappen, de persoonlijke verwevenheden, die lokale journalisten en bestuurders voor dilemma's plaatsen, die onafhankelijke berichtgeving bemoeilijken, vragen oproepen over mogelijke belangenverstrengeling, en krant en stadsbestuur soms op voet van oorlog met elkaar brengen.
'Als redacteur van een lokale krant woon je letterlijk in het nieuws. Je kunt het soms beter beoordelen, maar je maakt er ook deel van uit. Dat maakt je als verslaggever onbetrouwbaarder. Je bewaart niet altijd de benodigde afstand', meent voormalig stadsredacteur van het Haarlems Dagblad Max Sipkes, die nu werkt voor Radio 1 en die zijn wat afstandelijker positie is gaan waarderen. 'In Haarlem wilde ik op een gegeven moment niet meer de kroeg in. Daar kwam ik de mensen over wie ik schreef, voortdurend tegen.'
De persoonlijke druk die op de verslaggever wordt uitgeoefend kan dan benauwende vormen aannemen, ervoer de huidige stadsverslaggeefster Janette Luichies. Zij berichtte over het uit de hand gelopen declaratiebeleid van burgemeester Van Dulst van Haarlemmermeer. 'Hij declareerde veel meer dan waarop hij op grond van de regelingen recht had. Dat was natuurlijk een schandaal. Ik werd gebeld door de dochter van de burgemeester, die ook briefjes bij mij in de bus stopte. Of ik er alsjeblieft mee wilde ophouden. Haar vader ging eraan onderdoor. Ze smeekte me rekening te houden met de man. Hij had al zoveel doorgemaakt. Zijn zoon was een jaar eerder bij een ongeval in Portugal omgekomen.'
Wethouders en raadsleden voelen zich vaak onheus bejegend door lokale redacteuren. Moet dat nu zo? Het had toch ook wat minder scherp gekund, is vaak de reactie op een polemisch gesteld artikel. Een gemeentevoorlichter spreekt van een 'haat-liefde-verhouding'. 'Natuurlijk lezen we het Haarlems Dagblad allemaal met rode oortjes. Alle raadsleden willen worden geciteerd en in vergaderingen wordt voortdurend naar de krant verwezen.'
Maar wethouders, raadsleden en ambtenaren hebben ook bijzonder lange tenen en als bijvoorbeeld in de krant op smalende toon wordt bericht over een duf personeelsfeest (ter viering van het 750-jarig bestaan van de stad), wordt onmiddellijk gedreigd met het opzeggen van abonnementen en wordt driftig gewezen op de immer zure toon. 'We willen een kritische krant', zegt de gemeentevoorlichter, 'geen gemene krant die stemming maakt en bepaalde bestuurders moedwillig kapot schrijft.'
Over het vermaledijde Enschedé-complex dat de binnenstad moet sieren of - zo men wil - ontsieren, komt in de ogen van het stadsbestuur de oppositie onevenredig vaak met haar argumenten in de krant. CDA-wethouder Van de Berg is door de krant 'stukgemaakt'. D66-wethouder Gieske door de hoofdredacteur persoonlijk 'een kopje kleiner gemaakt', 'weggeschreven'. De huidige wethouder Schouten wordt het vuur op een onaangename wijze na aan de schenen gelegd. En kennelijk kan de krant burgemeester Pop niet luchten of zien. De voorlichter: 'Het is de consequent negatieve toon die kwaad bloed zet, de arrogantie van de macht.'
Buitengewoon veel moeite heeft de lokale politiek met de persoonlijke columns van de hoofdredacteur, die, geeft Nypels volmondig toe, niet in neutrale bewoordingen zijn gesteld en waarin hij bestuurders soms 'onder het tapijt veegt'. ('Maar dan hebben ze het wel verdiend') Hij geniet van het stof dat zijn 'babbelboxje' doet opwaaien. Hij wordt erop aangesproken door de bakker, de groenteboer, op de markt. Maar hij weet inmiddels ook dat een polemiserende hoofdredacteur zich geen invloedrijke vrienden kan permitteren. 'Dat geeft alleen maar gedonder. Zo'n relatie wordt voortdurend onder een vergrootglas gelegd.'
Zo wordt niet alleen buiten zijn krant, maar ook op de redactie geroddeld over zijn vriendschap met Ab van Schooten, van 1980 tot 1990 PvdA-wethouder en thans voorzitter van FC Haarlem. Nypels, in de stad bekend als 'het veertigste raadslid', zou politieke vergaderingen hebben belegd op de redactie, achter de schermen een riante positie voor Van Schooten op de kieslijst hebben geregeld, openlijk de leuze hebben gehanteerd dat 'de krant de stad moet meebesturen', op instigatie van zijn vriend lastige journalisten de wacht hebben aangezegd.
Max Sipkes, door stadsbestuur en ambtenarij beschouwd als een lastige horzel die zich te buiten ging aan agressieve journalistiek, werd in 1983 aan de kant geschoven. Naar eigen zeggen omdat Van Schooten hem uit de weg wilde hebben. In 1990 vloog kunstredacteur Frans Keysper de laan uit. Hij 'brak zijn pen' op kunstschilder Kees Verwey, die uit woede over het nonchalante handelen van het gemeentebestuur de stad uit zijn testament had geschrapt.
Verwey had de gemeente zijn kunstcollectie (ter waarde van ruim tien miljoen gulden) willen schenken. Keysper, die de rel met Verwey aan de laksheid van Van Schooten weet, mocht dat nieuws van Nypels niet publiceren. Hij richtte zich in een furieuze open brief tot B en W, omdat zijn 'grondrechten van vrije meningsuiting als journalist waren gefrustreerd'.
Nypels bromt. 'Ik ontken alles.' Een speciale redactiecommissie en onafhankelijk onderzoeker Wouter Gortzak zuiverden de hoofdredacteur van alle blaam. 'Het artikel deugde niet. En Keysper loog.'
Nypels' collega Douglas Clifton van The Miami Herald knikt instemmend als de frustraties van de Haarlemse redactie in het algemeen en die van de hoofdredacteur in het bijzonder aan de orde komen. Nypels, veronderstelt hij, wordt net als hij vereenzelvigd met zijn medium en is in zijn stad een publieke figuur. In het lokale restaurant Greenwich Village wordt Clifton door allerlei autoriteiten begroet. 'Doug, er komt een belangrijke internationale landbouwtentoonstelling naar de stad. Ik reken erop dat je daar een verslaggever op afstuurt . . .'
Clifton haalt de schouders op. 'Er wordt veel druk op je uitgeoefend. En er wordt beweerd dat ik die druk niet altijd weersta, dat ik me laat beïnvloeden. Daar kan ik alleen maar op antwoorden: wie niet! Uiteindelijk gaat het om je integriteit. Het zal duidelijk zijn dat er altijd mensen zijn wie het goed uitkomt om die in twijfel te trekken.'
Net als Nypels heeft Clifton zijn affaires gehad. Hij zou eigenhandig berichtgeving hebben 'vervalst'. 'In Coral Gables, de rijke wijk van Miami, was een oudere vrouw in elkaar geslagen en verkracht', vertelt Justin Gillis, die na enkele aanvaringen met Clifton de Herald (waarvoor hij twaalf jaar werkte) verruilde voor The Washington Post. 'Het bleek de vrouw te zijn van de federale rechter. Die wenste niet dat zij met een dergelijke misdaad werd geassocieerd.
'De rechter belde zijn vriend, de hoofdredacteur, met het verzoek niet alleen de naam van de vrouw niet te vermelden, maar ook niet de aard van het misdrijf. Clifton heeft toen van de verkrachting een overval gemaakt. Heel schrijnend is dat de volgende dag in dezelfde wijk een jonge vrouw op brute wijze werd verkracht en vermoord. Wie weet had het slachtoffer de deur wel op slot gedaan en was ze meer op haar hoede geweest, als ze een dag eerder in de Herald had gelezen dat een verkrachter actief was in de wijk.'
Gillis geeft nog een voorbeeld: de affaire-Kovins. 'Calvin Kovins was een rijke projectontwikkelaar met een crimineel verleden. Hij had in de gevangenis gezeten wegens het omkopen van publieke functionarissen. Toen in de Herald artikelen dreigden te verschijnen waarin aan zijn criminele verleden zou worden gerefereerd, trok hij aan de bel bij zijn vrienden in de top van de krant. Clifton schrapte de gewraakte passages met het argument dat de man zijn straf had uitgezeten, dat het niet relevant was en allemaal zo lang geleden.'
Dat argument hanteert de hoofdredacteur nog steeds. 'Als krant heb je niet alleen de plicht zo objectief mogelijk te informeren, maar je hebt ook een sociale verantwoordelijkheid. Niet alle nieuws is geschikt om te worden afgedrukt. De krant moet het nieuws wegen en soms ook anticiperen op de consequenties van het gedrukte woord. Zelf heb ik geprobeerd onze berichtgeving over criminaliteit terug te dringen. Zij was vaak op sensatie gericht en gaf de mensen in toenemende mate een gevoel van onveiligheid. Maar dat werd me niet in dank afgenomen. Het regende protestbrieven. De lezers meenden dat we de criminaliteit wilden verdoezelen.'
Over die sociale verantwoordelijkheid van de journalistiek worden in de Verenigde Staten felle polemieken gevoerd. Een groeiend aantal regionale kranten hanteert het concept van civic journalism, publieksjournalistiek. Wat zo'n drie jaar geleden is begonnen als een overlevingsstrategie voor lokale kranten die kampen met voortdurend teruglopende oplagecijfers, wordt inmiddels gepresenteerd als 'de redding voor de democratie'. De redenering is dat de journalistiek medeschuldig is aan de teruglopende democratische participatie van de burgers. Nauwelijks vijftig procent van de Amerikanen gaat naar de stembus, openbare instellingen wordt de rug toegekeerd, vrijwilligersbaantjes raken steeds minder in trek.
De journalistiek werkt apathie in de hand door alle gebeurtenissen in zwartwit-termen te beschrijven, slechts gespitst te zijn op conflicten en schandalen en alleen negatieve aspecten te belichten. Het cynische journaille geeft de burgers het gevoel dat hun inspanningen er niet toe doen, dat ze net zo goed hun schouders kunnen ophalen en voor de televisie kunnen gaan hangen. Ongeïnteresseerde en niet-participerende burgers, zo waarschuwen adepten van civic journalism, zullen ook slecht kranten lezen.
Civic journalism wil meer doen dan zo objectief mogelijk informeren. De beweging wil de burger een zetje geven, op zoek gaan naar gebeurtenissen die de mensen nog wel interesseren, hun de kracht geven constructief bezig te zijn in hun gemeenschap. De civic journalist beschrijft niet likkebaardend scherpe conflicten, maar zoekt naar oplossingen, speelt een bemiddelende rol. In civic journalism heeft de micro-gebeurtenis de toekomst en is, volgens het adagium van de Herald, 'de klant (lezer) onze obsessie'.
'Wij zijn niet het beste voorbeeld van civic journalism, we hebben zeker nog nationale en internationale ambities', haast adjunct-hoofdredactrice Saundra Keyes zich te zeggen. De Herald kreeg de laatste maanden de hoon van de nationale journalistiek over zich heen, omdat de krant volgens de critici haar blikveld drastisch heeft vernauwd en alleen nog maar staart naar de navel van Miami. 'The incredible shrinking Herald', schamperde The New York Times.
De krant (oplage 380 duizend, op zondag 450 duizend) maakt deel uit van het Knight-Ridder concern, dat civic journalism gretig heeft omarmd en het concept paart aan de noodzaak de winstcijfers op te stuwen. De Herald heeft de opdracht het komende jaar de winstmarge met 2 procent te verhogen.
Buitenlandse bureaus (Londen, Berlijn, Peking) zijn gesloten. De edities worden steeds kleinschaliger. De Herald brengt aparte bijlagen voor bepaalde wijken en bericht - op het spoor gezet door lezersenquêtes, focusgroepen en telefonische spreekuren - over de kwaliteit van schoollunches, over zomergeluiden in bepaalde straten, de verkoop van speciale T-shirts in lokale winkelcentra. Nationaal en internationaal nieuws wordt nog slechts in schrale porties geserveerd.
'Dergelijk nieuws brengt de televisie ook en sneller', reageert Clifton. 'Wij zullen ons moeten concentreren op zaken die de televisie niet brengt. Slechts op micro-niveau kunnen we de tv verslaan.'
Het Haarlems Dagblad kampt ook al sinds begin jaren tachtig met een dalende oplage (thans ruim zestigduizend), strijdt tegen de ontlezing en de televisie (en de landelijke bladen) en hengelt al even amechtig als de Herald naar nieuwe cliënten. Ook in Haarlem groeit de macht van de lezers en wordt van alles verzonnen om de klant te paaien. Politieke cafés, wijnreisjes, golftoernooien worden georganiseerd. Redacteuren bemannen telefoons om lezers naar hun mening te vragen. Restaurants bieden speciale lezersmenu's aan. Er sluipt meer infotainment in de kolommen, want de lezer schijnt vooral een 'gezellige' krant te willen.
Daalt het journalistieke niveau van het Haarlems Dagblad en The Miami Herald? Verliezen de redacties hun waakhondfunctie en dreigen ze te verworden tot schoothondjes? Volgens de critici van beide kranten wel. Ze wijzen op het luchtiger nieuws, op het micro-geneuzel en op de vertrutting. De redacties ontkennen, uiteraard.
De grijze man, sinds een week met de vut: 'Ik heb altijd moeten werken met redacteuren die allemaal een positie bij landelijke kranten ambieerden, alsof er iets hogers is dan het Haarlems Dagblad. Regionale journalistiek is niet per definitie van een lager niveau. Landelijke thema's als de IRT-affaire, corruptie bij woningbouwcoöperaties, veranderingen in de gezondheidszorg, kunnen we plaatselijk heel scherp uitdiepen.
'Maar macht hebben we niet. Dat wordt altijd schromelijk overdreven. We kunnen de burgemeester niet wegschrijven, hooguit de besluitvorming beïnvloeden.' En dan nieuwsgierig: 'Wie zou ik allemaal hebben weggeschreven?' Teleurgesteld: 'Vijf personen? Dat is alles?'