Wisseling leiderschap zal Conservatieven niet helpen
Winston Churchill, een van de meest charismatische leiders in de Britse geschiedenis, won als partijleider maar één keer de verkiezingen: in 1952 op hoge leeftijd....
In de jaren dertig moest hij het in de strijd om het leiderschap van de Conservatieve Partij afleggen tegen Stanley Baldwin, mogelijk de meest kleurloze politicus in de Britse geschiedenis. In 1945 verloor hij – nota bene als oorlogsheld – de verkiezingen van Clement Attlee, de weinig charismatische Labourleider.
Ook in het televisietijdperk zijn een grote uitstraling en persoonlijke populariteit geen absolute voorwaarden om verkiezingen in Groot-Brittannië te kunnen winnen. Oratorische gaven, hoe goed ook bij Churchill en dehuidige premier Tony Blair, zijn zelden doorslaggevend. Edward Heath werd in 1970 te kleurloos bevonden om een kans te hebben tegen Harold Wilson, maar wist toch de verkiezingen te winnen. John Major werd de dood in de pot genoemd, maar hij versloeg in 1990 niet alleen Michael Heseltine en Douglas Hurd in de strijd om het Conservatieve leiderschap, maar won ook twee jaar later de parlementsverkiezingen.
De huidige Tory-leider Iain Duncan Smith wordt sinds zijn aantreden in 2001 continu gebrek aan persoonlijkheid verweten. Hij is kaal – blijkbaar een onoverkomelijk nadeel in de Britse politiek – saai, middelmatig en ongeïnspireerd. Zijn leiderschapskwaliteiten zijn discutabel. Slechts 3 procent van de Britten ziet Iain Duncan Smith als een goede leider, aldus een opiniepeiling in The Times.
Deze week houden de Tories hun partijcongres in Blackpool. Gezien de crisis waarin de Labourregering zich sinds de oorlog in Irak bevindt en het verlies van geloofwaardigheid van de premier, zouden de Conservatieven victorie moeten kraaien, zich achter hun leider moeten scharen en hun programma moeten uiteenzetten. In plaats daarvan houden ze zich bezig met roddel en achterklap, speculeren ze over een nieuwe aflossing van de wacht en zelfs het beramen van complotten.
In de wandelgangen klinken de namen van mogelijke opvolgers van Iain Duncan Smith: voormalig minister van Financiën Kenneth Clarke, de huidige schaduwminister van Financiën Michael Howard, eeuwige kroonprins Michael Portillo, partijfilosoof David Davies, de snelrijzende ster Oliver Letwin en Duncan Smiths voorganger William Hague.
Maar elk van de kandidaten lokt al weer nieuwe verdeeldheid uit: Clarke is te oud en eurofiel, Howard te rechts, Portillo te liberaal, Davies te weinig aansprekend, Letwin te clownesk en Hague te kaal. Niemand van deze potentiële opvolgers lijkt in staat de partij te verenigen. Een leiderschapswisseling op dit moment is eigenlijk de voorbode van een nieuwe leiderschapscrisis op het congres van volgend jaar.
Mogelijk ligt het probleem van de Tories ook niet in de persoon van de leider. Tony Blair is er met de erfenis van Margaret Thatcher vandoorgegaan en heeft met New Labour de partij overbodig gemaakt. Kiezers plaatsen Labour op dit moment rechts van het midden. Tussen extreem-rechts – waar zich de BNP bevindt – en rechts van het midden is slechts een kleine electorale ruimte overgebleven.
De Tories kunnen zich op dit moment niet profileren. Ze doen manhaftig pogingen daartoe en het ontbreekt hen ook niet aan creativiteit (een gekozen sheriff, een gezondheidspaspoort, een ander systeem van studiefinanciering) maar in grote lijnen onderschrijven ze het beleid van Labour: de oorlog tegen Irak en Gordon Browns succesvolle financieel-economische beleid. De enige echte twistappel, de euro, wordt hen door Blair voorlopig onthouden. De premier heeft een referendum over deelname aan de euro op de lange baan geschoven.
Vooralsnog kunnen de Tories slechts tandenknarsend wachten tot Labour weer een ruk naar links maakt, het eurodebat alsnog losbarst of het economische tij keert. In Blackpool wordt de huidige onbetekenende rol van de Tories in de Britse politiek slechts bevestigd. De conferentie heeft slechts 57 standhouders (220 bij Labour) en slechts achtduizend deelnemers (18 duizend bij Labour) getrokken. Zelfs de Liberaal-Democraten hielden een succesvoller congres.
De enige troost voor de Conservatieven is dat er altijd een moment komt dat de kiezers de buik vol hebben van de regering en een nieuw geluid willen horen. Voor het zover is, zullen de poten onder de stoel van Iain Duncan Smith wel zijn weggezaagd. Misschien ligt het minder aan hemzelf dan aan de tijd waarin hij het leiderschap van de Conservatieven in handen heeft.