Wie slib oogst, moet planten zaaien

Omdat het slib in de rivieren vaak sterk is vervuild, is een achterstand ontstaan bij het baggeren. Want wie wil de smerige slurrie hebben?...

RENE DIDDE

NEDERLAND slibt dicht. Opgetast in wagons zou de totale hoeveelheid Nederlands baggerslib een trein vormen van Amsterdam tot Lissabon en terug, om en nabij de vierduizend kilometer. Deze twaalf miljoen kubieke meter blubber komt jaarlijks vrij bij het bevaarbaar houden van waterwegen en havens. En ook de bagger die vrijkomt omdat de bodems van rivieren en havens om milieuredenen worden schoongemaakt, draagt een fors aantal wagonladingen bij.

Eigenlijk zou de slibtrein nog langer zijn. De beheerders van de waterwegen hebben namelijk een forse achterstand in de baggerwerkzaamheden opgelopen. Veel vervuild slib is op de waterbodem blijven liggen omdat de regionale waterbeheerders er geen raad mee weten. Ze lopen met een grote boog om de zwaarst vervuilde blubber heen.

Slib bestaat uit zand en kleideeltjes. Het zand is relatief schoon. Aan de klei hechten zich allerlei probleemstoffen als zware metalen, residuen van bestrijdingsmiddelen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (pak's).

Vaak ontbreekt het geld om het slib te bergen. Bovendien raken zelfs immense bergingsdepots als de Slufter en de Papegaaienbek op de Maasvlakte bij Rotterdam stilaan vol.

Als ze zijn weggemoffeld tussen raffinaderijen en opslagtanks bestaat er op de Maasvlakte weinig bezwaar tegen grootschalige depots voor vuil slib. Elders ligt dat anders. Geen gemeente staat te springen om zo'n baggerput in de achtertuin. De Raad van State blijkt gevoelig voor de lokale argumenten, want eind december stak hij een stokje voor een plan van Rijkswaterstaat om een depot in te richten in het Hollands Diep bij Willemstad.

Schoonmaak van de slurrie is een meer milieuverantwoorde weg, maar de reinigingstechnieken verkeren in een proefstadium of zijn nog te duur. 'Laat maar liggen' is daarom noodgedwongen het parool.

De status quo leidt niet alleen tot een milieuprobleem onder water. 'Het gevolg is dat de waterafvoer in de fijne haarvaten van het waterstelsel, de sloten en vaarten, stagneert', waarschuwt drs. M. Cerutti, beleidscoördinator integraal waterbeleid bij Rijkswaterstaat.

Ook in slagaders als Rijn, Maas en Waal zijn knelpunten ontstaan. Bij de stuwen in de grote rivieren wordt bovenstrooms zoveel slib afgezet, dat er ondiepe plaatsen ontstaan. Het profiel van de waterbodem is hier en daar gestaag opgehoogd door de bezonken slibdeeltjes.

'De kans op overstroming van de rivieren neemt toe', aldus Cerutti. 'Tot nog toe zoeken we ons heil vooral in dijkverhoging, maar dat kan natuurlijk niet eeuwig blijven doorgaan. We zullen de uiterwaarden moeten verlagen, de rivieren uitdiepen en de bagger afvoeren.'

Als het rivierslib niet al te vervuild is, mag het verderop worden geloosd. Dat zou echter wel eens op dubbel werk kunnen uitdraaien. Want het risico is groot dat de blubber in een traag stromende kronkel verderop in de rivier even snel weer bezinkt om vervolgens nieuwe problemen te veroorzaken.

Het lokale verzet ten spijt denkt Rijkswaterstaat daarom dat er nog verschillende bergingsdepots nodig zijn, onder meer in Limburg, Gelderland, Utrecht en Noord-Holland. Voor 265 miljoen gulden verrijst in het Ketelmeer bij Kampen het depot 'IJsseloog', waarin zwaar vervuild slib uit de regio kan worden opgeslagen.

Cerutti benadrukt dat dergelijke depots vooral zijn bestemd voor het bergen van de vuile erfenis. 'De rivieren zijn intussen schoner geworden en daardoor ontstaat minder vuil slib. De concentraties van zware metalen als cadmium en lood in de Rijn liggen op het niveau van de jaren twintig, met hoeveelheden die nog slechts een fractie vormen van de vervuiling uit de jaren zeventig.'

Verdere reductie van de lozingen van zware metalen is echter een moeilijke zaak, en bovendien gaat het met het terugdringen van de bestrijdingsmiddelen en pak's veel minder voorspoedig. 'Sterker nog', zegt ir. E. Matser van Natuur en Milieu, 'veel stoffen zijn domweg niet bekend. Meer dan 80 procent van de giftigheid van het Rijnwater kan niet uit de bekende stoffen worden verklaard.'

Volgens Matser wordt er te weinig geld uitgetrokken om schoonmaaktechnieken voor de vervuilde bagger toe te passen. 'Dat komt ook doordat Rijkswaterstaat twee petten op heeft: hij bepaalt niet alleen het beleid, maar moet ook betalen voor de uitvoering ervan.'

Matser meent dat de wettelijke heffing voor lozing van afvalwater (WVO) ook de sanering van vervuild slib moet omvatten. Ook het zogeheten Infrafonds zou meer aan de waterbodemsanering moeten bijdragen. 'Niet alleen de snelweg, Betuwelijn of HSL, maar ook de waterwegen zijn belangrijke infrastructuur.' Daarnaast bepleit hij een brandstofheffing om de uit het verkeer afkomstige pak's uit vaarten en sloten te halen.

Toch gebeurt er ook nu al wat op het gebied van schoonmaak van slib. Mondjesmaat wordt er een begin mee gemaakt. In de Slufter op de Maasvlakte wordt verontreinigd slib gescheiden in een schone, zandrijke fractie en een vervuild, kleiig deel. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de verschillen in bezinksnelheid tussen zand en klei.

Het aandeel schoon zand kan nog worden vergroot door de kleifractie daarna hydrocyclonen in te sturen. Deze serie supercentrifuges slingeren ook de laatste restjes zand uit het slib. Op deze manier belandt geconcentreerd vuil slib in het depot, en kan schoon zand probleemloos worden hergebruikt.

In het zogeheten Programma Ontwikkeling Saneringsprocessen Waterbodems (POSW) zijn de afgelopen vijf jaar voor dertig miljoen gulden verschillende reinigingstechnieken uitgeprobeerd. Het eindrapport wordt in april verwacht. 'Verwerking van slib is technisch haalbaar, en het hoeft niet duurder te zijn dan storten in depots', concludeert ir. G. Stokman, leider van het POSW-onderzoek bij het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) in Lelystad.

Voor pakweg 35 gulden per ton droge stof (ongeveer 50 gulden per kubieke meter slib) ontfermen bijvoorbeeld bacteriën en schimmels zich over de organische vervuiling in het slib. 'Op de waterbodem werkt het niet, want de beestjes hebben zuurstof nodig', aldus Stokman. Op land weten de microbiologische vuilnismannetjes wel raad met de uitgezakte bagger, zeker als er met behulp van ploegen zuurstof wordt ingebracht. In enkele maanden tijd wordt de vervuiling drastisch minder.

Voor de verwijdering van de laatste restjes vervuiling, waaronder de lastigste telgen van de pak-familie, is echter een lange adem nodig. Beplanten van het slib helpt bij de schoonmaak. 'De wortels leveren extra zuurstof en bewerkstelligen dat de vervuiling wordt losgeweekt uit de poriën van het slib', legt Stokman uit.

Behalve deze betrekkelijke eenvoudige schoonmaaktechnieken rept Stokman van geavanceerde installaties waar met schudden, zeven, roeren, mengen en een keur van scheidingstechnieken aan de bagger wordt gemorreld, met als doel schoon zand van het geconcentreerde vervuilde slib af te scheiden.

'Voor vijftig gulden per ton droge stof kan een fabriek met een capaciteit van tweehonderdduizend ton rendabel draaien', zo heeft Stokman uitgerekend. Om eenvijfde deel van de Nederlandse bagger schoon te maken, zijn al tien van dergelijke fabrieken nodig. De vraag is echter wie het risico neemt en wie de aanvoer van voldoende slib garandeert. Stokman: 'Het budget van Rijkswaterstaat zou flink omhoog moeten om de vervuilde erfenis op te ruimen.'

Veel duurder (driehonderd tot vierhonderd gulden per ton droge stof) zijn ten slotte de thermische technieken, waarbij het slib na ontwatering en drogen wordt verhit. Daardoor ontstaan grindkorrels of basaltachtige blokken waarin de vervuiling is opgesloten. Bij dergelijke immobilisatietechnieken wordt de vervuiling verspreid in het milieu waarmee het probleem vooruit wordt geschoven in de tijd. Vroeg of laat verweren deze materialen, zo meent de milieubeweging, en ben je weer even ver van huis.

Biologische sanering lijkt daarom aantrekkelijker, zij het dat niet afbreekbare stoffen als zware metalen te allen tijde moeten worden gestort. Bij CUR-Nobis in Gouda, waar biologische schoonmaaktechnieken worden onderzocht, maakt programmadirecteur ir. H. Vermeulen gewag van een binnenkort te beginnen onderzoek. 'We kunnen op locaties zoals oude stortplaatsen die toch al moeten worden aangepakt, vervuild slib storten, en daar wilgen, hennep of olifantsgras aanplanten. De verkoop van de energierijke gewassen drukt de kosten, terwijl ook de beheerders kunnen bijdragen.'

René Didde

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden